Familienstammbaum Glasmeier-Buhrs » Gerardus (Pieke) Rosier (1858-1923)

Persönliche Daten Gerardus (Pieke) Rosier 


Familie von Gerardus (Pieke) Rosier

Er ist verheiratet mit Christina Francisca Dempenfeld.

Sie haben geheiratet


Kind(er):



Notizen bei Gerardus (Pieke) Rosier

KNIL feiten tijdens aanwezigheid Rosier te Indië. Hij schijnt betrokken te zijn geweest bij de slag om Atjeh.

 

Aan het einde van de 18e eeuw was het bergafwaarts gegaan met de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC), door corruptie en slecht management, maar ook vanwege een aantal oorlogen met Engeland. Vooral de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) was er een belangrijke oorzaak van dat de VOC verder in het slop raakte, en failliet werd verklaard, de VOC werd formeel op 31 december 1799 opgeheven.

De VOC-bezittingen (en -schulden van in totaal 134 miljoen) werden overgenomen door de staat en Nederland kreeg daardoor als natie op 1 januari 1800 staatskoloniën in den Oost. In 1800 was Nederland (als Bataafse Republiek) overigens nog bezet door Frankrijk!

 

Het koloniale leger had twee taken: optreden tegen alle mogelijke Inheemse tegenstanders ('de interne vijand'), en het afweren van aanvallen van andere koloniale mogendheden ('de externe vijand').

 

Vanaf het begin van 1800 tot omstreeks 1910 zijn de koloniale troepen verwikkeld in een onophoudelijke reeks van gewapende conflicten, oorlogen en oorlogjes met Inlandse staten en vorstendommen, de "Inlandsche Vijand".

De Nederlanders spraken over hun Inheemse tegenstanders in termen als: muitelingen, opstandelingen, belhamels, djahats (rebellen), amokmakers, struikrovers, giftmengers, brandals (bandieten). De "Inlandsche Vijand" verschilde van eiland tot eiland en van streek tot streek. Alle onderlinge verschillen in bewapening en vechtwijze waren echter in Nederlandse ogen onbelangrijk. Slechts één ding telde, namelijk dat al deze tegenstanders zich tegen het 'wettig gezag' van Nederland verzetten.

Ook in de gebieden waar het Nederlandse bestuur en het leger voor het eerst doordrongen en er in feite helemaal geen 'wettig Nederlands gezag' bestond, werd Inheems verzet hiertegen aangeduid als 'opstand' tegen het gezag. Vaak praktizeerde het Inheems verzet een vorm van guerilla en hield zich niet aan de 'spelregels' van 'normale' Europese oorlogsvoering. Derhalve achtte men in de strijd tegen de 'Inlandsche Vijand' letterlijk alles geoorloofd.

 

Het voert te ver om in het kader van deze genealogische website alle koloniale oorlogen (hoe interessant op zich overigens) de revue te laten passeren. Eén uitzondering hierop maak ik voor de Atjeh-oorlog, omdat mijn grootvader Henricus Petrus Josephus Hupkens een groot deel van zijn militaire loopbaan aan de Atjeh-oorlog heeft deelgenomen.

De Atjeh-oorlog was de omvangrijkste koloniale oorlog, zeer gewelddadig en bloedig. Herhaaldelijk was van strategie veranderd, maar niets hielp, het was een uitzichtloze strijd. Keer op keer werd het leger verslagen en vernederd. De eerste expeditie naar Atjeh was afgelopen voor ze goed en wel begonnen was. De oorlog tegen Atjeh was formeel op 26 maart 1873 uitgeroepen, de bedoeling was geheel Atjeh aan het Nederlands gezag te onderwerpen, voordat andere koloniale mogendheden (Engeland, Italië) dat wellicht zouden gaan proberen. Immers, een Atjehese delegatie onder leiding van Panglima (krijgsheer) Tiban Mohammed was op 25 januari 1873 in Singapore in onderhandeling gegaan met de consuls van Italië en Amerika betreffende de handel op Sumatra. Tiban Mohammed was de Sjabander, de beheerder van de havenrechten van Atjeh. Deze onderhandelingen zijn de geschiedenis ingegaan onder de naam 'verraad van Singapore', en was voor Batavia een casus belli, een onmiddellijke aanleiding tot oorlog.

 

Atjeh, gelegen in de noordelijke punt van Sumatra, was vanouds een machtig en onafhankelijk sultanaat. De Atjehers waren bereid voor de onafhankelijkheid te sterven. Atjeh was ongeveer anderhalf keer zo groot als Nederland, redelijk welvarend, en telde toen ongeveer 600.000 inwoners.

 

Eerste Atjeh-oorlog 1873

Op 8 april 1873 zetten koloniale troepen, zo’n drieduizend man, daadwerkelijk voor het eerst voet aan land. Het krijgsplan van de bevelhebber, generaal Köhler, was simpel. Men zou een basis in de buurt van de monding van de Atjeh-rivier inrichten en vandaar oprukken naar de kraton (paleis) van de sultan, tevens de ‘hoofdstad’. Had men die in handen, dan was naar KNIL-opvattingen het belangrijkste werk gedaan, Atjeh zou zich vanzelf overgeven. Waar die kraton precies lag, wist het KNIL niet. Op zoek naar de kraton, stuitte het leger op 11 april 1873 op een versterking die ervoor werd aangezien. Het bleek niet de kraton te zijn, maar een missigit (moskee), die zeer fel verdedigd werd. De missigit werd in brand geschoten en ten koste van zware verliezen veroverd. Nog dezelfde dag liet Köhler de versterking weer verlaten, omdat volgens hem de troepen te vermoeid waren deze te verdedigen. De missigit werd onmiddellijk door de Atjehers herbezet. Deze terugkeer was in die tijd een voor koloniale oorlogen ongebruikelijke handelwijze, die Köhler dwong het gebouwencomplex drie dagen later, ten koste van zware verliezen, te laten heroveren. Van deze fout werd hij zelf het slachtoffer: staande in de stelling werd Köhler door een kogel getroffen en gedood. Een zeer demoraliserend moment voor de troepenmacht. Zijn vervanger, kolonel Van Daalen, blies de expeditie af. Op 25 april 1873 verliet het KNIL Atjeh, de onderwerping was mislukt, de Eerste Atjeh-oorlog was verloren.

 

Tweede Atjeh-oorlog 1874-1880

Na het vertrek van de Nederlanders werden door de Atjehers aan de noordelijke moeraskust nieuwe veld- en strandversterkingen (bentengs) opgeworpen, terwijl het leger in Batavia een tweede expeditie voorbereidde. De eerste Atjeh-expeditie was mislukt door overhaasting, slechte uitrusting en gebrek aan krijgsplannen. Dat zou de nieuwe opperbevelhebber, generaal Van Swieten, niet nog eens overkomen. Van Swieten was al gepensioneerd, toen hem gevraagd werd de leiding van de tweede expeditie op zich te nemen.

 

Een gigantische amfibische operatie kwam op 11 november 1873 op gang. Met een vloot van 22 schepen werd een strijdmacht van 8.545 militairen en 4.560 man ondersteunend personeel (onder wie ruim 3.000 dwangarbeiders, de zogenaamde kettingberen, en 243 vrouwen) naar Atjeh gebracht. De landing op de moeraskust van Noord-Atjeh vond plaats op 9 december 1873. De versterkte moskee viel op 6 januari 1874 in Nederlandse handen, nu dus voor de derde keer in tien maanden. Het uiteindelijke doel was de kraton van de sultan, een groot complex aan gebouwen dat omringd was met een vijf meter dikke ondoordringbare heg van bamboe doeri (struikgewas met stekels). Achter de heg was een aarden wal van 600 x 250 meter, een vijf meter brede gracht en een aantal randjoe-versperringen (valkuilen met voetangels). Binnen de omwalling waren borstweringen aangelegd met ingegraven zitplaatsen voor scherpschutters en voorzien van ongeveer 40 stukken geschut.

 

De Nederlandse aanval op de kraton werd ingeleid door een artilleriebeschieting van enkele dagen. Op 24 januari 1874 werd de aanval ingezet, waarna al snel tot de ontdekking werd gekomen dat de Atjehers de vesting 's nachts in alle stilte hadden ontruimd. De verovering van de kraton werd door de militaire leiding voorgesteld als een grote overwinning (Van Swieten gaf aan Batavia door: "de kraton is ons"), maar in de praktijk hadden de Atjehers zich niet overgegeven.

 

Rondom de hoofdstad Kota Radja (het huidige Banda Aceh) werd door de opvolger van Van Swieten, kolonel Pel, begonnen met de aanleg van een verdedigingslinie. In de loop van 1874 en 1875 werd een gebied van enkele kilometers voorzien van 38 bentengs, die bezet werden gehouden door ruim 2.700 militairen. Het door de Nederlanders bezette gebied was ongeveer 50 vierkante kilometer, niet meer dan 0,1% van het totale Atjehse grondgebied. Van een effectieve oorlogsvoering was echter geen sprake. Opgesloten in de bentengs, was het leger niet in staat tot het uitvoeren van een offensief. Het kon slechts reageren op de Atjehse aanvallen, en die kwamen er met honderden, bij voorkeur ‘s nachts. Het was hit-and-run, een typische guerrilla-aanpak waar ook de burgerbevolking aan meedeed, en de militairen wisten er geen antwoord op te vinden. Jarenlang fungeerde het leger daar in het noordelijkste puntje van Atjeh als een soort van Kop van Jut.

 

Derde Atjeh-oorlog 1884-1896

Nederland zat in het begin van de jaren 1880 met de situatie in Atjeh flink in zijn maag. Het was een oorlog die het leger ver boven zijn krachten ging en de Nederlands-Indische schatkist in recordtempo uitputte. Jaarlijks kostte de strijd zo’n 20 miljoen gulden: een derde van het totale defensiebudget en een zevende van de totale overheidsuitgaven in Indië. Bovendien monopoliseerde ‘Atjeh’ alle troepen, er bleven nauwelijks nog militairen over voor taken elders. Er moest iets gebeuren. Het was de minister van Oorlog Weitzel, die een beslissing forceerde die even verstrekkend als rampzalig was. Hij besloot tot inkrimping van de troepen in Atjeh en het afsluiten van de vesting Kota Radja door middel van een zwaar versterkte linie van posten: Atjeh moest via dit concentratiestelsel op de knieën gedwongen worden. Op 20 augustus 1884 werd met de aanleg van de Geconcentreerde Linie begonnen. Zij bestond uit 16 bentengs, met een bezetting van ruim honderd man elk. Ze waren met Kota Radje verbonden door middel van telefoon en bereikbaar via een trambaan. Het gebied werd afgeschermd door een ijzeren hek met wachthuisjes. Gewacht werd op de vrijwillige onderwerping van de Atjehers, die dus niet kwam. Integendeel, het stelsel werd een prachtig mikpunt voor nog meer aanslagen. Het concentratiestelsel was een geweldige vergissing, en het stelsel werd na 12 jaar in 1896 verlaten. Je kunt zeggen, dat de Derde Atjeh-oorlog een defensieve oorlog van stellingen, forten en uitputting was.

 

Het nieuwe beleid richtte zich op de inschakeling van Atjehse hulptroepen; het was een soort ‘Atjehisering’ van de strijd, en was aanvankelijk vrij succesvol. Het bracht een heftige polarisering in de Atjehse samenleving teweeg. Een van de grote Atjehse leiders, die zijn diensten aan de Nederlanders aanbood, was Umar. Nog in 1893 verleende Gouverneur-Generaal Deijkerhoff hem de eretitel Panglima perang besar (grote oorlogsleider) en voorzag hem van grote voorraden wapens en geld. Drie jaar later in 1896 viel Umar de Nederlandse zaak af. Dankzij de Nederlandse militaire hulp was hij de machtigste leider van Atjeh geworden, en hij wilde voor zichzelf beginnen. Talloze hoofden, die Nederland eerst hadden gesteund, kozen partij voor Umar en liepen over. Het KNIL had er een geducht bewapende tegenstander bij gekregen.

 

Toch luidde het jaar 1896 een ommekeer in de oorlog in. Een belangrijke factor hierin was dat een speciale militaire eenheid in het leven was geroepen, die in de rest van de oorlog een doorslaggevende rol zou spelen: het ‘Korps Marechaussee te voet’. Deze eenheid was op 20 april 1890 opgericht, op voorstel van Mohammed Arif, een Atjehse hoofddjaksa (officier van justitie) bij de rechtbank in Kota Radja. Mohammed Arif had de toenmalige militaire gouverneur van Atjeh, generaal Van Teijn, en zijn chef-staf, een zekere kapitein J.B. van Heutsz, aangeraden een aantal kleine mobiele detachementen te vormen uit mannen die dapper genoeg waren om bewust de confrontatie met de Atjehers op te zoeken en met hun eigen wapens te bestrijden: de contra-guerrilla als antwoord op de guerrilla. In eerste opzet telde het korps één divisie van twaalf brigades, elk bestaande uit 20 manschappen. In 1897 volgde uitbreiding tot twee, in 1988 tot vijf divisies, samen 1.200 man. De manschappen kenden elkaar goed, er heerste een sterk esprit de corps. Aanvankelijk was het korps een enigszins vreemde mengvorm van politieagenten en commando’s. De helft van de manschappen bestond uit Ambonezen, de andere helft uit Javanen, de leiding bestond uit Inheemse en Afrikaanse onderofficieren en Europese officieren. Het korps, dat onder leiding stond van kapitein G.G.J. Notten, kwam voor het eerst in actie in oktober 1890. Notten zorgde ervoor dat het een echte elitegroep werd, de soldaten werden intensief getraind. Ze waren bewapend met de korte karabijn (in plaats van de onhandige en lange achterladende Beaumont-geweren), de klewang (een korte, naar de punt breed uitlopende sabel) en de rentjong (de Atjehse kris). Ze waren licht gekleed (o.a. met een tropenhoed in plaats van de ongeschikte helm) en waren voorzien van vivres voor slechts drie of vier dagen, ze waren volledig self-supporting. Ze maakten geen of weinig gebruik van kettingberen (dwangarbeiders, vaak ingezet als dragers).

 

In 1895 kreeg het korps een nieuwe leider, kapitein jhr. Graafland. Deze introduceerde een nieuw tactisch concept, dat een omwenteling teweeg zou brengen in het verloop van alle koloniale oorlogen na 1895 in de gehele archipel. Zijn concept ging uit van het offensief, het uitvoeren van onophoudelijke patrouilles en achtervolgingen. Graafland maakte er een keurtroep van met een hoge gevechtswaarde, een eenheid die uitblonk in snelle acties en verrassingsaanvallen en die de contra-guerrilla met succes in de praktijk bracht. Voor het eerst had het koloniale leger een antwoord gevonden op de guerrilla-oorlog van de Atjehers.

De offensieve tactiek en de hoge mobiliteit van de Marechaussees werden in de jaren na 1896 overgenomen door de reguliere troepen. Het Korps Marechaussee fungeerde als leerschool voor de nieuwe tactiek. De meest bekende en enkele der meest beruchte officieren van het Indische Leger zouden later uit de Marechaussee voortkomen.

 

De oprichting van het Korps liet zien dat er op militair en politiek gebied veranderingen op til waren. Een van de Nederlandse officieren die het tactisch concept van Graafland verder uitbouwde was Van Heutsz. Het was Van Heutsz die de Atjehers uiteindelijk op de knieën kreeg. "Hard toeslaan, zonder wankelmoedigheid", was zijn devies, met name ook buiten de geconcentreerde linie rond Kota Radja. Het was dezelfde geweldsretoriek die ook in de Engelse en Franse koloniën te horen viel.

 

In 1896 en 1897 werd het kerngebied van Atjeh definitief onder controle gebracht. Met name in de moekims (feodale districten, ingedeeld op grond van moslimdorpen) XXII, XXV en XXVI (waar de strijd twintig jaar had gewoed), werd het eindelijk rustig. Het leger stond nu voor de taak de rest van Atjeh te onderwerpen.

 

Gerardus Rosier is volgens de Nationale Militie in 1877 ingeschreven voor de lichting 1878 dat hem bij de loting is ten deel gevalle no.163. Hij is op 14 mei 1878 ingelijfd en uithoofde van diensteindiging op 6 december 1895 uit dienst ontslagen (zie uittreksel Nationale Militie: zelf opgeslagen onder nummer 154). Op 25 januari 1895 kwam bij per s.s. uit Indië aan in Nederland. In 1895 is hij getrouwd met Christina Francisca Dempenfeld en heeft haar in 1892 geboren kind Christina Francisca erkend als kind. Dit kind kreeg vandaar de naam Rosier. Gelet op zijn verblijf te Indië is het zeer twijfelachtig of dit zijn biologisch kind is. Ook de huidskleur van het kind rechtvaardigt twijfel; Christina F. was opmerkelijk bruin getint, in die tijd aangduid als halfbloed.

Zie ook notitie 2

 

Haben Sie Ergänzungen, Korrekturen oder Fragen im Zusammenhang mit Gerardus (Pieke) Rosier?
Der Autor dieser Publikation würde gerne von Ihnen hören!


Zeitbalken Gerardus (Pieke) Rosier

  Diese Funktionalität ist Browsern mit aktivierten Javascript vorbehalten.
Klicken Sie auf den Namen für weitere Informationen. Verwendete Symbole: grootouders Großeltern   ouders Eltern   broers-zussen Geschwister   kinderen Kinder

Vorfahren (und Nachkommen) von Gerardus (Pieke) Rosier


Mit der Schnellsuche können Sie nach Name, Vorname gefolgt von Nachname suchen. Sie geben ein paar Buchstaben (mindestens 3) ein und schon erscheint eine Liste mit Personennamen in dieser Publikation. Je mehr Buchstaben Sie eingeben, desto genauer sind die Resultate. Klicken Sie auf den Namen einer Person, um zur Seite dieser Person zu gelangen.

  • Kleine oder grosse Zeichen sind egal.
  • Wenn Sie sich bezüglich des Vornamens oder der genauen Schreibweise nicht sicher sind, können Sie ein Sternchen (*) verwenden. Beispiel: „*ornelis de b*r“ findet sowohl „cornelis de boer“ als auch „kornelis de buur“.
  • Es ist nicht möglich, nichtalphabetische Zeichen einzugeben, also auch keine diakritischen Zeichen wie ö und é.



Visualisieren Sie eine andere Beziehung

Die angezeigten Daten haben keine Quellen.

Anknüpfungspunkte in anderen Publikationen

Diese Person kommt auch in der Publikation vor:

Historische Ereignisse

  • Die Temperatur am 14. Februar 1858 war um die 1,7 °C. Es gab 0.4 mm Niederschlag. Der Luftdruck war 76 cm. Die relative Luftfeuchtigkeit war 96%. Quelle: KNMI
  •  Diese Seite ist nur auf Niederländisch verfügbar.
    De Republiek der Verenigde Nederlanden werd in 1794-1795 door de Fransen veroverd onder leiding van bevelhebber Charles Pichegru (geholpen door de Nederlander Herman Willem Daendels); de verovering werd vergemakkelijkt door het dichtvriezen van de Waterlinie; Willem V moest op 18 januari 1795 uitwijken naar Engeland (en van daaruit in 1801 naar Duitsland); de patriotten namen de macht over van de aristocratische regenten en proclameerden de Bataafsche Republiek; op 16 mei 1795 werd het Haags Verdrag gesloten, waarmee ons land een vazalstaat werd van Frankrijk; in 3.1796 kwam er een Nationale Vergadering; in 1798 pleegde Daendels een staatsgreep, die de unitarissen aan de macht bracht; er kwam een nieuwe grondwet, die een Vertegenwoordigend Lichaam (met een Eerste en Tweede Kamer) instelde en als regering een Directoire; in 1799 sloeg Daendels bij Castricum een Brits-Russische invasie af; in 1801 kwam er een nieuwe grondwet; bij de Vrede van Amiens (1802) kreeg ons land van Engeland zijn koloniën terug (behalve Ceylon); na de grondwetswijziging van 1805 kwam er een raadpensionaris als eenhoofdig gezag, namelijk Rutger Jan Schimmelpenninck (van 31 oktober 1761 tot 25 maart 1825).
  • Von 1. Juli 1856 bis 18. März 1858 regierte in den Niederlanden das Kabinett Van der Brugghen mit Mr. J.L.L. van der Brugghen (protestant) als ersten Minister.
  • Von 18. März 1858 bis 23. Februar 1860 regierte in den Niederlanden die Regierung Rochussen - Van Bosse mit als erste Minister J.J. Rochussen (conservatief-liberaal) und Mr. P.P. van Bosse (liberaal).
  • Im Jahr 1858: Quelle: Wikipedia
    • Die Niederlande hatte ungefähr 3,3 Millionen Einwohner.
    • 1. Januar » In Warschau findet die Uraufführung der Oper Halka von Stanisław Moniuszko statt.
    • 14. Mai » Der schottische Abenteurer John McDouall Stuart bricht mit zwei Gefährten zur ersten einer Reihe von Expeditionen auf, die ihn bis 1862 quer durch den australischen Kontinent führen werden.
    • 28. Mai » Der Vertrag von Aigun regelt den Grenzverlauf am Amur zwischen Russland und China.
    • 27. Juni » Im Vertrag von Tianjin wird China zur Öffnung weiterer Häfen für den Handel durch Großbritannien und Frankreich gezwungen.
    • 24. Oktober » Das Bethaus der Baptisten in Jever wird seiner Bestimmung übergeben. Mitbeteiligt an den Einweihungsfeierlichkeiten sind Johann Gerhard Oncken und Julius Köbner sowie der Missionar August Friedrich Wilhelm Haese. Es handelt sich bei dem Bethaus um eine der ältesten Baptistenkirchen in Kontinentaleuropa.
    • 15. Dezember » Bei der Uraufführung der komischen Oper Der Barbier von Bagdad von Peter Cornelius am Weimarer Hoftheater kommt es zu einem Eklat, als Gegner des am Dirigentenpult stehenden Franz Liszt die Aufführung stören. Liszt beendet daraufhin seine Tätigkeit als Dirigent in Weimar.
  • Die Temperatur am 6. Dezember 1923 lag zwischen -2.6 °C und 5,3 °C und war durchschnittlich 1,1 °C. Es gab 3,3 Stunden Sonnenschein (41%). Die durchschnittliche Windgeschwindigkeit war 2 Bft (Schwacher Wind) und kam überwiegend aus Nord-nord-west. Quelle: KNMI
  • Koningin Wilhelmina (Huis van Oranje-Nassau) war von 1890 bis 1948 Fürst der Niederlande (auch Koninkrijk der Nederlanden genannt)
  • Von 19. September 1922 bis 4. August 1925 regierte in den Niederlanden das Kabinett Ruys de Beerenbrouck II mit Jonkheer mr. Ch.J.M. Ruys de Beerenbrouck (RKSP) als ersten Minister.
  • Im Jahr 1923: Quelle: Wikipedia
    • Die Niederlande hatte ungefähr 7,1 Millionen Einwohner.
    • 11. Januar » Ausgehend vom bereits 1921 besetzten Düsseldorfer und Duisburger Raum beginnen französische und belgische Truppen mit der Besetzung des Ruhrgebiets zur Sicherung der im Versailler Vertrag festgelegten Reparationszahlungen.
    • 17. Juni » In Bad Schmiedeberg wird vom Bund Deutscher Radfahrer das Bundesdenkmal des Bundes Deutscher Radfahrer eingeweiht.
    • 14. September » Die Uraufführung der Operette Ein Märchen aus Florenz von Ralph Benatzky findet am Johann Strauß-Theater in Wien statt.
    • 16. September » Das Müngersdorfer Stadion in Köln wird eingeweiht.
    • 15. November » Mit der Einführung der Rentenmark in Deutschland wird die Inflation beendet.
    • 17. November » Am Theater an der Wien in Wien wird die Operette Die Perlen der Cleopatra von Oscar Straus nach einem Libretto von Julius Brammer und Alfred Grünwald uraufgeführt. Fritzi Massary, Richard Tauber und Max Pallenberg spielen die Hauptrollen.


Gleicher Geburts-/Todestag

Quelle: Wikipedia

Quelle: Wikipedia


Über den Familiennamen Rosier

  • Zeigen Sie die Informationen an, über die Genealogie Online verfügt über den Nachnamen Rosier.
  • Überprüfen Sie die Informationen, die Open Archives hat über Rosier.
  • Überprüfen Sie im Register Wie (onder)zoekt wie?, wer den Familiennamen Rosier (unter)sucht.

Geben Sie beim Kopieren von Daten aus diesem Stammbaum bitte die Herkunft an:
Fons Glasmeier, "Familienstammbaum Glasmeier-Buhrs", Datenbank, Genealogie Online (https://www.genealogieonline.nl/stamboom-glasmeier-buhrs/I81350.php : abgerufen 22. Mai 2024), "Gerardus (Pieke) Rosier (1858-1923)".