Godparents:Johannes van Hesselen en Susanna Rissevelt. Dit echtpaar had kinderen en had in 1732 ook bij zijn zus Maria getuigd.
Petrus (Pieter) Rosier, lakenwerker op de Waardgracht, trouwde op zijn 20ste met de 25-jarige Maria (Marijtje) Melot van " 't Kerkpleijn over de Loots". Getuigen waren Pieters vader, die uit Delft overkwam, en Maria's moeder.
huwelijk van Pieter Rosier met Maria Mullot in Schepentrouwboek M-047:
Den 10 dito.
‘;t 1e gebod den 17 e Meij 1755. Pieter Rosier, Lakewr Jong-‘
t 2e gebod den 24e dito. man van Leijden, wonende op de
‘t 3e gebod den 31 dito Waartgragt, vergesz: met Servaas
Getr: voor d’ H.Hn Mr Pieter Rosier, zijn vader, wonende te
van Dorp, en Mr Michiel Delft
Pompe van Slingland, Schepe- met
nen op den 31 Meij 1755. Maria Mullot Jongedr van
Leijden, wonende op ’t Kerkpleijn
over de Loots, vergesz: met Ma-
; rijtje de Puet, haar moeder wo-
nende als vooren.
Hun vier zoons en twee dochters werden gedoopt in de parochie aan het Utrechtse Veer, van de Vlaamse Carmelieten.
Nadat ze deze kinderen hadden gekregen en hij bijna 31 was, riskeerde Pieter zijn leven, evenals veel van zijn tijdgenoten, door in dienst te treden van de VOC-kamer Delft. Hij werd lichtmatroos op het schip de Erfprins, waarmee hij in Suriname terechtkwam. Een jaar later ging hij met een ander schip met dezelfde naam naar Batavia. Zeven jaar lang, tot zijn 38ste, was hij in dienst van de VOC. Zoals gebruikelijk was, zal hij wel het een en ander uit Oost-Indië mee naar het huis op de Waardgracht hebben genomen.
Ervan uitgaande dat een ongeschoold dagloon ƒ1,- was, verdiende hij er redelijk mee: drie weken na zijn aankomst in Ritthem (bij Vlissingen) ontving hij ƒ 173,- (wat nu ongeveer € 1550 waard zou zijn), en in januari daarna nog ƒ 19,- (wat nu ongeveer € 180 is).
Toen enkele kinderen volwassen waren gingen Pieter en Marijtje naar de Kaarsenmakersstraat, en ongeveer tien jaar later naar de Binnenvestgracht.
Pieter werd zeker 60 jaar, en Marijtje zeker 65, want toen getuigden ze nog bij de doop van een van hun kleinzoons.
De zes kinderen van Pieter en Marijtje:
- Servatius (Servaas, naar vaders vader) trouwde met Alida, die ook aan de Waardgracht woonde; beide moeders getuigden. Ze kregen vier zoons en een dochter, die evenals hun vader in de parochie aan het Utrechtse Veer werden gedoopt. De eerste drie kinderen stierven jong. Servaas ’Rogier’ nam bij de VOC-kamer Delft dienst op ‘De Eenparigheid'. Zijn vrouw Aaltje had op het moment van uitvaren twee kinderen van 4 en nog geen 2 jaar oud. Kort na aankomst in Batavia stierf hij.
- Nicolaas (naar moeders vader) werd spinner. Op 48-jarige leeftijd trouwde hij met de toen 33-jarige Catharina Dobbe (Douwe), nadat zij bijna een jaar eerder een kind had gekregen met Petrus Rosier (de jongste zoon van Theodorus).
- Petrus (Pieter). Waarschijnlijk is dit de Pieter Rosier die in 1774 als ‘jongen’ in dienst kwam bij het VOC-schip de ‘Delfshaven’.
- Maria leefde kennelijk kort, want precies een jaar daarna werd de volgende Maria geboren:
- Maria (Marijtje) van de Kaarsenmakersstraat kreeg met een koekenbakkersknecht, ook uit de Kaarsenmakersstraat, twee dochters en vijf zoons, onder wie een Petrus. De kinderen werden in de kerk in de Sint Jorissteeg gedoopt.
- Simon ging op zijn 22ste in dienst van de VOC als matroos met de ‘Constantia’ naar Batavia. Zes jaar later, in 1793, werd hij door de Fransen van boord gehaald.
Petrus (Pieter) Rosier |
Die angezeigten Daten haben keine Quellen.