In het doopregister van de gereformeerde gemeente van Den Hoorn is zijn doop niet opgetekend. Het Registre Civique, dat in 1812 tijdens de Franse bezetting werd samengesteld van alle mannelijke personen, noemt de eerder genoemde geboortedatum. Het Registre Civique echter is niet altijd een betrouwbare bron
Hij is overleden om 07.30u; aangifte overl op 5 okt 1858 door Lourens Snip, 62 jaar, kuiper, schoonzoon van de overledene en Cornelis Moojen, 82 jaar, eilandsbode; beiden wonende op Texel
Er ist verheiratet mit Aaltje Pieters Spigt.
Die Eheerklärung wurde am 3. Oktober 1798 zu Texel gegeben.Quelle 1
Sie haben geheiratet am 26. Oktober 1798 in Texel, er war 22 Jahre alt.Impost trouwen f 3,-
Kind(er):
Het gezin woonde in Den Hoorn op Herenstraat 45.
---
Notaris Beets 1815-1816
N 345 Machtiging door Loodsschippers
Voor Simon Theodorus Beets, Openbaar Notaris, in de residentie van Texel, deze onderteekend hebbende, en in tegenwoordigheid van de nagenoemde en mede ondergeteekende getuigen, zijn gecompareerd:
Jan Pietersz Duynker en Dirk Jansz Krijnen, beide Loodsschippers, wonende aan den Hoorn binnen de gemeente van Texel voornoemt, en zijnde bij en op het passeren deze alhier present.
Dewelke, bij deze, tot hunnen algemeenen en bijzonderen gemagtigde hebben benoemd en aangesteld den Heer E. Nijkerk, Procureur &, te Amsterdam.
Aan wien zij Comparanten de magt geven hebben om voor hun en in hunnen naam intevorderen en te ontvangen alle zoodanige gelden als aan hun Constituanten, zoo gezamentlijk als ieder van hun in het bijzonder, zijn Competerende wegens berlonen van onderscheidenen goederen door hun geborgen van het in de maand December des afgelopen jaars op de rug van de Balg aan de grond geraakte Fransche Brikschip la Resolution, gevoerd geweest bij Capitain Pierre Benoist; van alle zoodanige ontvangsten behoorlijke quitantien te geven; met een iegelijk te mogen rekenen, liquideren en adjucteren, mitsgaders accorderen, transigeren of Compromitteren; des geraden vindende in regten te ageren en hun Comparantens zaken voor alle Regters en Regtbanken, zoo wel eischende als vorderende, waartenemen, uittevoeren en te vervolgen tot den uiteinde en Executie inclusive; arresten te doen en weder te ontslaan, alle gerequireerd wordende cautien te stellen en de borgen weder bevrijding te beloven; mitsgaders ook domicilium te kiezen, en voorts zoo in al buiten regten, nog alles meerder te doen en te verrigten hetgene vereischt zal worden, en zij Comparanten, zelve present zijnde, zouden kunnen, mogen of moeten doen; alles met regt van Substitutie, belofte van approbatie en ratificatie en onder verband als volgens de Wet.
De tweede Comparant heeft ons verklaard niet te kunnen schrijven, noch zijn naam te teekenen, als hetzelve niet geleerd hebbende.
N 517 15-6-1816 Dirk Jansz Krijnen, Schipper, den Hoorn, dewelke ond heeft te kennen gegeven dat hij, van den Heer Burgemeester dezer gemeente, expres consent bekomen hebbende tot het amoveren van zeker aan hem toebehorend huis, staande aan den Hoorn, op het Klif aan de Hooge Zijde N 101, mitsdien thans voornemens was die alzoo gepermitteerde amotie dadelijk te effectuëeren- en verklaarde hij, diensvolgens, als nu achtervolgens het bepaalde bij de 6e en 7e Artikelen van de Wet van den 25e Junij 1814, N 60, tot securiteit van de betaling der belasting in Artikel 4 van dezelve Wet vermeld, als mede ter verzekering der voldoening van zoodanige kosten als zouden mogen worden vereischt tot reparatie der schade, die, ingevolge de tauxatie van plaatselijke Rooi-meesteren aan de naast aan het huis belendende perceelen, of een derzelve, door de amotie mogt veroorzaakt worden- te verbinden-
Een Huis en erve, staande en gelegen aan den Hoorn, Lage Zijde belend ten O de weduwe Pieter Daalder en ten W Pieter Nannings, verkregen door koop dd 29-6-1799
Bron: Irene Maas
---
17-11-1821 Gouverneur
Gisteren middag, ruim vijf uren, door eene expresse, geïnformeerd zijnde, dat er in de Haven van Texel, uithoofde van bekomen lek, was binnen geloopen een schip, komend uit eene Portugeesche haven, en alzoo aan het houden eener stipte Quarantaine subject,- begaf ik mij, vergezeld van den Heer Robijn, Chirurgijn-Visiteur der Quarantaine, oogenblikkelijk derwaarts, ten einde de noodige voorziening op het stuk der quarantaine daartestellen.
Ter gemelde plaatse gekomen zijnde, bevonden wij dat het schip (hetwelk uit hoofde van het lage water, nog niet aan de wal had kunnen schieten) in het midden der haven aan de grond zat, en inmiddels provisioneel, op order van den Heer Peters, Controleur der in- en uitgaande regten, door een gewapend vaartuig van de Linie, 't welk zich toevallig in de Haven bevondt, wierd gesurveilleerd.
De gemelde chirurgijn-visiteur zich daarop oogenblikkelijk met een sloep tot in de nabijheid van het gezegde vaartuig begeven hebbende, om het noodige onderzoek te doen, vernam bij die gelegenheid dat het een Hollansch Kof schip was, genaamd de Vriendschap, gevoerd door Kapitein Wiggerts Wobman, komende van Lissabon, geladen met wol en stuk goederen en gedestineerd naar Amsterdam, hebbende slechts twaalf dagen reis; op welk schip zich als Loods bevond Pieter Ariesz Kunst, terwijl de persoon van Dirk Cornelisz Kunst, Jacob Boon, Jan Pietersz Smit en Dirk de Boer, uit het Loodsvaartuig van Schipper Dirk Krijnen, 't welk zich mede in de Haven bevondt, tot adsistentie of om te pompen waren overgezet.
De duisternis inmiddels ingevallen zijnde, was de voornoemde Chirurgijn-visiteur verpligt het verder onderzoek der manschappen, papieren etc. tot heden ochtend te staken; doch zettede, niettemin, dadelijk twee Quarantaine-wachters. Benevens een Loods, aan boord; met last om zoodra mogelijk de haven te verlaten, en met het schip tot achter den oostkant van dit Eiland te zeilen; het gene mede aan den Loods-schipper Dirk Krijnen (die reeds aan een ander vaartuig vastlag) met overzetting van twee wachters, werd gelast, met dat gevolg dat door den zelven, oogenblikkelijk aan dien last werd voldaan. Hebbende echter het Schip, uit hoofde van den Harden wind en het lage water, nog tot ruim acht uren moeten blijven leggen alvorens de Haven te kunnen uit komen; Terwijl hetzelve inmiddels (uit hoofde van de verzekering van den Kapitein van, niettegenstaande het verbod, aan den wal te zullen komen) door ons, met de Suppoosten der Policie en de Commisen der in- en uitgaande regten, gewapenderhand is gesurveilleerd geworden.
Van dit gebeurde, ingevolge Uwer Excellenties bevelen, bij deze verslag doende, neme ik tevens de vrijheid Uwe Excellentie te verzoeken mij te willen informeren, hoedanig met de personen daarbij voorkomende, als mede met den Loods-schipper Dirk Krijnen, na het ontslag uit de quarantaine moet worden gehandeld, bij aldien dezelve door de Commandant ter Reede niet mogten worden overgenomen en opgezonden.
Bron: Irene Maas
---
Notaris Beets 1815-1816
N 587 Schip op de rug van de Laan 30-12-1816
Voor Simon Theodorus Beets, Openbaar Notaris, in de residentie van Texel, deze onderteekend hebbende, en in tegenwoordigheid van de nagenoemde en mede ondergeteekende getuigen, zijn gecompareerd:
Dirk Jansz Krijnen, Loods-schipper; Jan Gerritsz Duinker, Loodsman; Fulps Jansz Krijnen, Loods-schipper; Cornelis de Jong, Loodsman; Teunis Remmertsz Kunst, Zeeman; Jan Pietersz Smit, Loods-schipper; Gerbrand van Grouw, Zeeman; Leendert Kunst, Loods-schipper, en Klaas van Grouw, Zeeman, wonende alle de Comparanten aan den Hoorn, binnen de gemeente van Texel voornoemt.
Welke Comparanten aan ons hebben verklaard en met Eede bevestigd:
Dat zij, op vrijdag de 13 dezer lopende maand December 1816, des avonds omstreeks 10 uren, eenige kanon-schoten uit Zee vernemende, dadelijk hadden gepresumeerd dat er een Schip in nood was.
Dat zij daarop, met allen moglijken spoed, naar boord van derzelver vaartuigen waren gegaan, en, aan het strand komende, dan ook bespeurd hadden, dat het een schip of vaartuig was, hetwelk 2 vuren boven malkanderen ophadde.
Dat zij echter door tegenwind en stroom waren verhinderd geworden dadelijk tot hulp van dat vaartuig toetesnellen, ja zelfs uit dien hoofde niet eerder onder zeil hadden kunnen gaan, om naar hetzelve toetekomen, dan des nachts tusschen 2 en 3 uren.
Dat zij alzoo omstreeks dien tijd, terwijl het nog zeer hard waaijde, met kleine gereefde zeilen naar het gedachte schip toegezeild zijnde, de 2 eerste Comparanten (die zulks dan ook alsnu afzonderlijk verklaren) met de Loods-schuit van den eersten Comparant, bemand met 5 koppen, het eerst, en wel omstreeks 4 uren des morgens, aan boord van het schip gekomen waren; bij welke gelegenheid zij bevonden hadden dat hetzelve was een Americaans Fregat-schip, gevoerd bij Kapitein Harrij Lambert, komende, met eene lading suiker, koffij, katoen, etc: van NewYork, en zijnde gedestineerd naar Amsterdam; welk schip tegens de rug van het Nieuwe gat of den Laan lag en door het aanhoudend zwaar stooten zeer lek geworden was; Terwijl voorts het roer zich in eenen volstrekt onbruikbaren staat bevondt; al zoo hetzelve nog maar alleen in de bovenste hoek hing en de overige haken aan stukken gebroken waren: Hebbende het gemelde schip na bij zich niet meer dan 15 voeten water.
Dat de eerste Comparant als toen aan den Kapitein van het genoemde schip gevraagd hebbende, of hij ook eenige hulp begeerde, daarop van denzelven tot antwoord bekomen hadde, dat hij 2 schuiten verlangde tot adsistentie, en dat er zoo veel volk uit de Loods-schuit most overkomen, om te pompen, als slechts eenigzins gemist konde worden: al hetwelk hij Comparant dan ook, op goede mannen zeggen; had aangenomen.
Dat de eerste Comparant daarop dadelijk 3 man van zijn volk aan boord van het schip had overgezet; bij welke gelegenheid het touw, waarmede deszelfs schuit aan het schip vast lag, aan stukken gebroken was.
Dat op dat oogenblik de derde, vierde en vijfde Comparanten (die zulks dan ook als nu, met en benevens de twee eerste Comparanten, gezamentlijk verklaren) met de Loods-schuit van den derden Comparant Fulps Jansz Krijnen, bemand met 11 koppen, met zeer groot levens-gevaar, mede aan boord van het schip gekomen waren, ten welken tijde die schuit niet slechts eenige schade aan het schip toegebragt, maar ook zelve zeer veel schade bekomen hadde.
Dat, hoezeer niet dan met onbegrijpelijke moeite en niettegenstaande de gemelde schuit sterk tegen het schip aanstootte, ja zelfs dreigde te zinken, het echter was gelukt nog 9 man uit dezelve in het schip overtezetten; waardoor zich toen reeds 12 man, om te pompen, in hetzelve bevond.
Dat inmiddels ook een Sloep, bemand met 7 koppen, welke op order van den Heer Jacob Hooglant, Consulair Agent van de Verenigde Staten van Noord-Amerika, aan den Helder, derwaards vertrokken was, aan boord van het schip was gekomen, welke manschap, na alvorens door hun Comparanten in het hiervoren gemelde Accoord genomen te zijn, mede in het gemelde schip was overgegaan, om te helpen pompen.
Dat vervolgens ook de 4 laatste Comparanten (zoo als dan ook alsnu door alle de Comparanten gezamentlijk wordt verklaard) met de Loods-schuiten van de Comparanten Jan Pietersz Smit en Leendert Kunst, de eerst bemand met 6 en de tweede met 7 man aangekomen, en almede dadelijk in het voorzeide Accoord opgenomen zijnde, de eerste Comparant Dirk Jansz Krijnen aan de Manschappen van dezelve 2 schuiten toegeroepen hadde om zoo veel volk in het schip overtegeven als zij slechts eenigzins missen konden.
Dat daarop dezelve Schuiten dan ook dadelijk aan boord van het schip gegaan, en van derzelver manschap, zoo veel mogelijk, volk overgezet hadden.
Dat bij die gelegenheid het Vaartuig van de zesden Comparant Jan Pietersz Smit was geraakt op het touw waar mede de Schuit van den derden Comparant Fulps Jansz Krijnen aan het schip vast lag, waardoor het eerstgenoemde vaartuig deszelfs roer verloren hadde, doch echter, na alvorens 4 man van deszelfs Equipage in het schip overgezet te hebben, vrij van hetzelve geraakt, en alzoo zonder roer weggedreven was.
Dat als toen de tot adsistentie op het schip zijnde manschap een scheeps-touw overgereikt hadden aan de zich nog in de schuit van Fulps Jansz Krijnen bevindende personen, ten einde deze laatste daardoor in staat te stellen om het schip te sturen en klaar te houden om Ankers te kunnen winden.
Dat het schip alzoo klaar gekomen zijnde, zij Comparanten als toen aan het winden van het Anker waren gegaan, en daardoor, ofschoon niet dan met zeer veel moeite, een weinig touw ingekregen hadden.
Dat echter de wind als toen al meer en meer toenemende, en tevens de Zee buitengewoon hoog-loopende, zulks hadde te weeg gebragt, dat het schip over de ebstroom doorgierde, en er een slag in de touwen gekomen was, hetgene hen Comparanten dan ook genoodzaakt hadde om het eene touw te kappen.
Dat zij daarne aan het werk waren gegaan om het ander Anker optewinden, doch door het steeds toenemen van de harde wind, daarmede niet hadden kunnen voortgaan, het gene hun dan ook met goedvinden van den Kapitein hadde doen besluiten, om, bij het aanbreken van den dag, het tweede Anker-touw ook aftekappen, ten einde het schip alzoo van de allezins gevaarlijke plaats waarop hetzelve lag, mogt geraken.
Dat middelerwijl de eerste Comparant Dirk Jansz Krijnen, met deszelfs schuit, naar het Nieuwe diep was vertrokken, om een Anker te halen; alzoo men zulks noodig konde hebben bij aldien het schip (waarvoor toen nog zeer te vrezen was) soms op den Zuidwal mogt geraken.
Dat vervolgens zij Comparanten, bij het aanbreken van den dag, het gemelde tweede Anker-touw werkelijk afgekapt, en als toen oon dadelijk het voormarszeil en de kluiver, benevens het kruiszeil en de bezaan, losgemaakt hadden; als waarmede zij niet langer konden verwijlen, alzoo het getij verliep en de wind al meer en meer toenam.
Dat zij, alzoo onder zeil gegaan zijnde, te gelijker tijd alle de trossen loopend touwwerk klaar op het dek genomen en het noodigste touwwerk in de Sloep overgewerkt hadden, ten einde in tijds in staat te zijn om zich vastigheid in het Nieuwe diep te bezorgen.
Dat zij Comparanten alzoo, met het schip, zonder roer of Ankers, gelukkig tot voor het Nieuwe diep gekomen zijnde zij als toen met alle mogelijke omzichtigheid en niet zonder groote moeite hetzelve in die Haven hadden moeten binnen brengen, naardien juist op dat zelfde oogenblik een ander schip, hetwelk pal voor hun was binnen geloopen, zich dwars voor het gat bevondt, waardoor de ingang natuurlijkerwijze zeer nauw en belemmerd was.
Dat zulks hun echter, tot hunne groote blijdschap, almed gelukt zijnde, zij alstoen met den meesten spoed de trossen met de sloep naar den Wal en aan de eerste Duc d' Alve vastgemaakt, en zich vervolgens met het werken in het Nieuwe diep bezig gehouden hadden: Op welk oogenblik al het scheepsvolk hetwelk door eenen langdurigen en harden arbeid geheel was afgemat, dadelijk van het dek vertrokken was, en zich ter ruste begeven hadde.
Dat zij vervolgens, omstreeks 4 uren ds namiddags, op eene goed plaats aangekomen zijnde, als toen het einde van het zware Anker-touw genomen, en daarmede het voorste van het schip vastgemaakt, en tevens het achterste van hetzelve met het einde van het andere Anker-touw aan de Wal vastgelegd hadden.
En eindelijk dat zij gedurende al dien tijd gestadig gepomt, en tot dat einde ook het schip des avonds en des nagts van en goeden wagt bij de pomp voorzien hadden; Terwijl zij vervolgens op den vijftienden dezer maand, des morgens omstreeks 10 uren, door dien hier bovengemelden Heere Hooglant, namens den Kapitein, waren bedankt en van verdere dienst ontslagen.
En verzochten zij Comparanten hier van Acte.
Getuigen Reijer Groof, Herbergier, en Mees Disper, sjouwerman, 30-12-1816
N 588 30-12-1816 Dirk Jansz Krijnen, Fulps Jansz Krijnen, Jan Pietersz Smit en Leendert Kunst, alle Loods-schippers, den Hoorn [machtigden] Johan Engelbert Bloemkolk, Solliciteur, Amsterdam- om intecorderen al hetgene hun is competerende wegens gepresteerde diensten ten behoeven van het Americaansch Fregat-schip Ariosto, gevoerd bij Kapitein Harrij Lambert van New-York naar Amsterdam
Bron: Irene Maas
Dirk Jansz Krijnen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1798 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aaltje Pieters Spigt |