Broeder Piet Blankendaal, (Broeder Cyrillus) geboren in Omval, gem. Alkmaar op 11 maart 1907, uit een gezin van 14 kinderen, 5 jongens en 9 meisjes. In 1930 begon hij zijn missionaire loopbaan bij Mill Hill in het toenmalige broederhuis Oud Vrijland. Op 1 mei 1930 ontving hij de naam Cyrillus en op 1 mei 1937 legde hij de eeuwige eed af in Vrijland.
Broeder Piet heeft 48 jaar lang op het Missiehuis St. Bonifatius in Hoorn gewerkt, van 1934 tot 1982.
Zijn groententuin en boomgaard waren zijn lust en zijn leven. Voor de studenten was Piet een begrip, en vanwege zijn toewijding, trouw en hard werken ook een bron van inspiratie. In 1982 ging hij wonen in het St. Jozefhuis te Arnhem waar hij het rustiger aan zou doen. Ook hier had hij weer zijn eigen groententuin. Eind 2000 ging Piet rusten in Vrijland en tot verbazing van velen genoot hij van zijn vrije tijd.
Voor allen die hem ontmoet hebben was Piet een bijzondere missionaris, vol levenslust, opgewekt en vol humor. Een bron van inspiratie voor velen.
Piet overleed op 94 jarige leeftijd op 22 september 2001.
Oud-missionaris in Kongo en Oeganda, Pater Piet Korse uit Zwaag, was van september 1950 tot juli 1957 als leerling verbonden aan het klein seminarie van het Sint Bonifatius (Bonifacius) Missiehuis van de congregatie Mill Hill in Hoorn. In 2009 heeft pater Piet Korse zijn herinneringen aan zijn studieperiode 1959-1963 vastgelegd in een autobiografie, waarin Broeder Cyrillus, Piet Blankendaal, voor de jonge en puberale leerlingen een warme, inspirerende en onvergetelijke indruk heeft achtergelaten op het harde en wereldafschermende leven dat deze pupillen op het missiehuis in Hoorn moesten doormaken. Zonder dat Piet Korse en Piet Blankendaal het toen wisten, weten wij nu, dat ze gezamenlijke familiebanden hebben langs de Kruier-lijn, ook al gaat dat zo’n honderd jaar terug in de tijd.
Over Broeder Cyrilles en andere Mill Hill broeders in Hoorn schrijft hij het volgende:
… De broeders zijn een klasse apart en worden ook zo behandeld. Ze mogen zich niet mengen onder de paters en ook niet onder de studenten. Het zijn mannen zoals Cyrillus, ook Piet Blankendaal geheten, die voor de aardappelen op de bouw zorgt, en Clemens Werkman (geb. 1897, geprof. 1932), een Fries die voor het vee zorgt en de Limburger Emmanuel Maassen (geb. 1912, geprof. 1942) die de zorg heeft voor de fruittuin, de druivenkas en het grote gazon voor het huis. Het zijn stuk voor stuk noeste werkers. Zij houden door hard werken het missiehuis draaiende. Wat ze teveel aan producten hebben wordt verkocht en is dus een bron van inkomsten. Clemens en Cyrillus wonen en slapen op het boerderijtje dat aan de noordkant van de cour ligt. Zo bevinden zij zich ‘s nachts dicht bij het vee. Broeder Piet Blankendaal wordt geboren in de Omval, gemeente Alkmaar op 11 maart 1907, uit een gezin van 14 kinderen, 5 jongens en 9 meisjes. In 1930 begint hij zijn missionaire loopbaan bij Mill Hill in het toenmalige broederhuis Oud Vrijland. Op 1 mei 1930 ontvangt hij de naam Cyrillus en op 1 mei 1937 legt hij de eeuwige eed af in Vrijland.
Broeder Piet werkt al vanaf 1934 op het Missiehuis St. Bonifatius in Hoorn. Hij bijt de sigaren die hij hier en daar opduikt, stuk en pruimt ze dan heerlijk tot een grote bruine fluim. Zijn bouwland met aardappelen zijn zijn lust en zijn leven. Voor de studenten is Piet een begrip, en vanwege zijn toewijding, trouw en hard werken ook een bron van inspiratie. Voor allen die hem ontmoeten is Piet een bijzondere man, vol levenslust, opgewekt en vol humor.
Onder de tweede wereld oorlog worden de studenten uit het missiehuis verdreven en vinden dan onderdak in de Ramen. Piet scharrelt het hele platteland van West-Friesland en de Wieringermeer af om aardappelen voor de studenten te krijgen. Ook broeder Clemens, een stille werker in Gods wijngaard, staat in hoog aanzien bij de jongens: vele keren per dag gaat hij heen en weer tussen de kapel/eetzaal en de boerderij, gekleed in toog en een rood koord om zijn middel, langzaam voortsjokkend, zonder zich druk te maken om de jeugd om hem heen. ’s Morgens vroeg heeft hij altijd al vroeg zijn melkbussen aan de weg. Hij is een voorbeeld van plichtsgetrouwheid, nauwgezetheid en werklust.
Terwijl de paters ’s avonds in hun eetzaal samen eten, nemen de broeders samen met ons in dezelfde refter hun maaltijd. Hun aparte tafel is iets beter dan die van ons, maar dat gunnen wij hun best, want ze moeten lichamelijk hard werken.
Broeder George Nankman, geb, 1905, geprofest in 1933, een Groninger, is de gastheer in huis en beantwoordt de bel en staat als eerste aanspreekpunt de bezoeker te woord. Hij doet dat in een gefingeerd Engels uitspraak van het Nederlands om het je niet te laten ontgaan dat hij in Engeland gewerkt heeft.
Ook andere broeders komen en gaan in huis. Sommigen onder hen mogen en moeten de kamers van de paters schoonhouden. Bij sommigen van hen die ouder zijn dan sommige paters wekt het nogal wrevel en afkeer op als zij de asbakken en po’s van jongere paters mogen legen en schoonmaken. We leven in een klerikaal tijdperk, waar de broeders geen deel van uitmaken. Zij hebben ´s avonds boven in huis ook hun eigen recreatiezaaltje met een radiootje. Het is natuurlijk ook wrang dat, als je broeder geworden bent om je handen in de missielanden te laten wapperen, je een benoeming krijgt om in een missiehuis in Nederland te functioneren en de po’s moet legen van veel jongere paters. …
Bron: Op Studie 1950-1963, Piet Korse, Oosterbeek, november 2009
http://lokole.nl/download/Piet%20Korse_Op_Studie.pdf