De Zeeuwse familie Van Vessem » Tonis Franse van den BOUT (1734-1815)

Persoonlijke gegevens Tonis Franse van den BOUT 

Bron 1

Gezin van Tonis Franse van den BOUT

Hij is getrouwd met Geertje Padmos.

Zij zijn getrouwd op 25 februari 1767 te Elkerzee, Zeeland, NL., hij was toen 33 jaar oud.


Kind(eren):



Notities over Tonis Franse van den BOUT

 

Tonis Franse van den Bout and his wife Geertje PAdmos be murder in 1815.

2 condemn to death by hanging at Middelburg, Zeeland, NL.

Tonis Franse van den Bout werd gedoopt op 17 jan 1734. De exacte geboortedatum is niet bekend.

Overledene op vrijdag 22 december 1815 Elkerzee

Aktejaar (year) : 1815

Aktenummer (number) : 10

Overleden op (died on) : 22-12-1815

Overleden te (died in) : Elkerzee

Tonis van den Bout

Leeftijd bij overlijden (age) : 81 jaar

Geslacht (gender) : onbekend

Beroep (occupation) : landbouwer

Geboorteplaats (place of birth) : niet vermeld

PARTNER : Geertje Patmos

Leeftijd (age) : 70

Beroep (occupation) : landbouwster

VADER (father) : N N

MOEDER (mother) : N N

Opmerking (note) : Dit echtpaar is overleden op dezelfde dag, en is ineen overlijdensakte opgenomen (vermoord door een oftwee kleinzonen, dit staat niet in de overlijdensakte!)

Onderzoek: ============================================================================EEN DUBBELE MOORD IN ELKERZEE

Toen Jacob Padmos in de vroege morgen van de drieëntwintigste december 1815 om zeven uur aankwam bij de hoeve van Tonis Fransz. van den Bout, waar hij als dorser in dienst was, zag hij dat de schuurdeur open stond. Binnen kijkend ontdekte hij twee klompen en een paar benen. Geschrokken door deze ontdekking haastte hij zich naar de woning van zijn dochter een eindje verderop, waar hij zijn verhaal deed. Samen met haar en even later gevolgd door de zoon van Van den Bout, gingen ze terug naar het huisje, dat gelegen was aan de gewone rijweg even buiten Scharendijke in de gemeente Elkerzee. Daar deden ze een gruwelijke ontdekking: de 81-jarige Tonis Fransz. van den Bout en zijn vrouw Geertje Jacobsdr. Padmos lagen dood op de vloer. IJlings werd de schout van Elkerzee van het gebeurde op de hoogte gesteld, die daarop onmiddellijk samen met de vrederechter van het kanton Brouwershaven en een chirurgijn naar het huisje gingen, waar ze om tien uur aankwamen. In de schuur vonden ze de lijken van de twee bejaarde mensen, die bovenop elkaar lagen. Op het erf lagen twee plassen bloed, met in één ervan een deel van de hersenen van een der slachtoffers. Iets verder stond een eikenhouten kist, waarvan het middelste achterpaneel was opengeslagen. Vlakbij lagen enige losse geldstukken en bij de dam stond een lege jeneverfles. In het woonhuis vond men op de haard een enigszins krom gebogen blikken lamp en op de vloer lagen enkele druppels bloed. Op last van de vrederechter werden de lijken naar het woonhuis gebracht. Terwijl men daar mee bezig was, vond men tussen de twee lichamen een bebloede knuppel van elzenhout. Omdat duidelijk was, dat de bewoners niet op een natuurlijke wijze waren gestorven, werd het gerechtshof in Zierikzee gewaarschuwd.

Om half vijf diezelfde middag kwamen dr. A. Levinson, de rechter van instructie, de griffier, de chef veldwachter, de gerechtsdienaren Cornelis van den Berge en Coenraad de Jonge in het huisje van de vermoorden. Levinson onderzocht samen met chirurgijn De Granje de slachtoffers. Aan het hoofd van de vrouw troffen ze zeven wonden aan, waarschijnlijk veroorzaakt door de klap met een stomp voorwerp, de duim van haar rechterhand was verbrijzeld en de nagel ervan afgeslagen. De schedel van Tonis was ingeslagen en een gedeelte van de hersenen was hierdoor naar buiten gekomen.

Zoon Jacob van den Bout herinnerde zich, dat hij van schipper Hoogenboom in september drieduizend gulden had ontvangen, die hij zijn moeder overhandigd had. Het geld zat in verzegelde en gemerkte zakken en werd bewaard in de eikenhouten kist, die nu leeg op het erf was aangetroffen, zodat roof het motief van de moord moest zijn geweest.

Intussen gonsde het in het dorp van de geruchten en sommige bewoners wisten al de namen te noemen van Marinus van Nieuwenhuyzen, zijn neef Pieter van Nieuwenhuyzen, Jan de Oude en Huibrecht Kristalijn. Zelfs wist men te vertellen dat Marinus van Nieuwenhuyzen die morgen naar Zierikzee was gegaan en daar al zijn schulden had afgelost.

Marinus van Nieuwenhuyzen was in 1788 in Brouwershaven geboren. Hij was een zoon van Roeland van Nieuwenhuyzen en Cornelia Verjaal. In het begin van het jaar 1814 trouwde hij in Ellemeet met de 25-jarige Maatje Jansdr. Pimmelaar, die sind 1812 weduwe was van Marinus Gast. Uit haar vorig huwelijk bracht ze drie nog betrekkelijk jonge kinderen mee, waarover Marinus stiefvader werd. Het gezin woonde op een hoeve in Ellemeet, gekocht op 14 februari 1816, waar Marinus samen met een aantal knechts zich voornamelijk bezighield met de meekrapteelt. Zijn opperknecht was Bartel Willemsz. en de tweede knecht heette Willem van de Weele. In juni 1815 werd het gezin uitgebreid met een dochtertje, dat helaas na twee maanden kwam te overlijden.

Pieter van Nieuwenhuyzen was in 1788 geboren in Brouwershaven en was een zoon van Olivier van Nieuwenhuyzen en Adriana Dubbeldam. Hij trouwde in 1813 in Nieuwerkerk met Janna Hubregtsen van de Stolpe en ze gingen wonen op de hoeve Het Klooster te Nieuwerkerk. In september 1813 werd hun zoon Olivier geboren en ten tijde van de dubbele moord in Elkerzee was Janna in verwachting van hun tweede kind, wat enkele dagen nadien levenloos werd geboren.

Jan Leendertsz. de Oude was 21 jaar en was geboren in Noordwelle. Hij woonde in 1815 in Ellemeet en was boerenknecht bij Cornelia van den Bout, weduwe van Jacob de Jonge. De in Brijdorpe geboren Huibrecht Bartelsz. Kristalijn was 46 jaar, woonde eveneens in Ellemeet en was boerenknecht bij Leendert Johanisse.

Om zeven uur ging het onderzoeksteam voor nader overleg naar het dorpshuis in Scharendijke. Daar werden hun bevindingen uitgewisseld en genoteerd en vervolgens besloot men nog diezelfde avond om Marinus en Pieter van Nieuwenhuyzen van hun bed te lichten voor een nader verhoor. De ene helft van de onderzoekers ging naar de hoeve Het Klooster van Pieter van Nieuwenhuyen te Nieuwerkerk en de andere naar de hoeve van Marinus in Ellemeet.

De groep, die naar de hoeve van Marinus ging, kwam daar om half twaalf aan en trof de vensterluiken nog niet gesloten. Ze tikten op het raam en Marinus deed de deur open. Heel op zijn gemak beantwoordde hij de gestelde vragen, maar toen men later de antwoorden vergeleek met wat zijn knecht en zijn vrouw hadden verteld, bleken er nogal wat verschillen in te zitten. Ook troffen de gerechtsdienaren geronnen bloed aan op zijn bruine jas en in zijn bureau vonden ze twee geldzakken met het merk '0' en nog driehonderd gulden aan los geld. Deze vondst was zeer opmerkelijk, omdat de knecht Willem van den Weel zojuist had verteld, dat Marinus hem de donderdag voor de moord geen rijksdaalder loon kon betalen, omdat hij geen geld had. Ondanks het feit dat er een sterke verdenking op hem rustte, mocht hij thuis blijven en om drie uur verlieten de rechercheurs de boerderij van Marinus en gingen naar hun collega's op de boerderij van Pieter van Nieuwenhuyzen in Nieuwerkerk.

De gerechtsdienaren waren nog maar nauwelijks weg, of Marinus gaf zijn knecht opdracht om naar zijn neef Pieter van Nieuwenhuyzen te gaan om hem te waarschuwen. Deze liep echter in de val, want op het erf van Pieter stond een veldwachter op de uitkijk, die hem onmiddellijk in hechtenis nam en confronteerde met de gerechtsdienaren. Het feit, dat Pieter gewaarschuwd moest worden, deed het vermoeden sterker worden, dat ook hij schuldig was. Even later naderde nog een schim de hoeve van Pieter, maar deze verdween spoorslags, toen hij de gerechtsdienaren zag en verondersteld werd dat Marinus van Nieuwenhuyzen poolshoogte kwam nemen, omdat zijn knecht nog niet terug was gekomen. Tijdens het verhoor beweerde Pieter van Nieuwenhuyzen, dat hij de vrijdag van de moord tot zeven uur in de herberg van Jan van de Velde in Scharendijke was geweest, waar ook zijn neef Marinus was. Omdat Marinus erg dronken was, nam hij deze mee naar zijn hoeve, waar hij tot ongeveer tien uur bleef en toen alleen naar huis ging. De vrouw van Pieter, die hoogzwanger was, vertelde precies hetzelfde verhaal.

Om vier uur 's nachts ging het onderzoeksteam weer terug naar de hoeve van Marinus, die niet thuis bleek te zijn. Uiteindelijk vond men hem in de schuur, waar hij zich verstopt had. Toen de gerechtsdienaren hem naderden, bedreigde hij hen met een ontbloot mes. Op de vraag, waarom hij niet in huis was, antwoordde hij, dat hij op de koeien moest passen, omdat zijn knecht er vandoor was.

Op zondag 24 december werden beide neven geconfronteerd met de lijken, die nog in het sterfhuis lagen. Pieter kreeg tranen in de ogen, toen hij de slachtoffers zag. Beiden bleven echter hardnekkig ontkennen iets met de dood van de twee bejaarden te maken te hebben, zelfs niet toen men hen de bebloede knuppel liet zien, waarmee de moorden waren gepleegd.

Vanwege de bedreiging met het mes kon Marinus in verzekerde bewaring worden gesteld. De officier van justitie wilde ook Pieter in hechtenis nemen, maar de rechter van instructie weigerde dit.

In de nacht van maandag 25 december 1815 verliet Pieter van Nieuwenhuyzen heimelijk het eiland Schouwen. Met de hulp van zijn neef Jacob Vermeulen, die veerman was van het nieuwe veer, kwam hij Sint Philipsland terecht. Hij vertelde Jacob, dat hij op familiebezoek wilde in Sint Philipsland, Steenbergen en Prinsland. Omdat bleek, dat hij niet bij zijn familie was aangekomen, werd een opsporingsbericht verspreid, waarin men het signalement van hem verschafte:

Hij was gekleed in een blauwe of donkerbruine jas, een blauwe frisse buis, een zwarte broek, vierkante zilveren gespen op de schoenen en de kniebanden, hij had mogelijk laarzen aan en droeg een ronde hoed met platte bodem. Zijn lengte was 5 voet en 4 duim. Hij had een ovaal gezicht met een hoog voorhoofd, lichtbruine ogen, een grote neus en mond en een forse "aflopende" kin. Zijn haar was zwart van kleur en sluik hangende. Ook zijn zware wenkbrauwen waren, evenals zijn baard en bakkebaarden zwart. Zijn gelaatskleur was bleek en hij had witte sproeten of zonnevlekken. " Zijn houding van "opwaarts". Als bijzondere kentekenen konden worden gemeld dat zijn voorhoofd "enigszins hoog gehaard" was en dat "de benen wat aan de knieën buitenwaarts" stonden. Hij maakte een brutale indruk. Van Nieuwenhuyzen had gediend als Frans militair en sprak de Nederduitse taal met een Zeeuwse tongval en kon zich ook in het Frans verstaanbaar maken.

Pieter van Nieuwenhuyzen bleek te zijn aangekomen in Moordrecht bij Gouda, waar hij om logies vroeg. Het viel de bewoners op dat hij veel geld bij zich had, waarvan het meeste in goud. Omdat hij zijn intrek nam in de vlak buiten het dorp gelegen herberg De reizende man, dat als een eenvoudig kroegje bekend stond, rees al snel de verdenking dat dit geen zuivere koffie was en nog diezelfde avond laat werd de schout van Moordrecht van de vreemde gast op de hoogte gebracht. Deze liet Pieter om twee uur 's nachts van zijn bed lichten en ondervroeg hem. De tegenstrijdige verklaringen, die deze gaf, waren aanleiding om hem voor een verhoor mee te nemen naar het dorp, waar hij in de handen van de justitie werd overgeleverd. De andere morgen werd hij voor verhoor overgebracht naar de gevangenis in Rotterdam. Hier werd duidelijk, dat men te doen had met de vermoedelijke moordenaar van de dubbele moord in Elkerzee en op 31 december werd hij door twee gerechtsdienaren overgebracht naar de gevangenis in Zierikzee.

Intussen waren in Ellemeet ook Huibrecht Kristalijn en Jan de Oude gearresteerd en overgebracht naar de gevangenis in Zierikzee. Zij werden verdacht van stilzwijgendheid. Beiden hadden geweten dat de twee neven op 22 december de bejaarden zouden beroven en niet ervoor terug zouden deinzen om hen te vermoorden. Uit hun verklaringen bleek, dat de diefstal een dag eerder gepland stond, maar toen niet door was gegaan.

Uit de verhoren bleek dat Marinus van Nieuwenhuyzen de dag voor de moord bij de 21-jarige Jan de Oude was gekomen, die voor zijn meesteres aan het werk was. Hij vroeg hem of hij 's avonds wilde komen bij het huis van Tonis van den Bout, om samen met Huibrecht Kristalijn een grote som geld, die zich in de woning bevond, weg te gaan te nemen. Desnoods zouden ze de bejaarde mensen ombrengen. Hij vertelde dat Tonis van den Bout het geld bewaarde in een eikenhouten kist en dat hij wist, waar de sleutel was. Jan de Oude gaf hierop een bevestigend antwoord.

Toen Jan 's avonds met een spa op zijn schouder door Ellemeet liep, ontmoette hij Huibrecht Kristalijn. Beiden overlegden over het voorstel van Marinus en besloten uiteindelijk om hieraan geen deel te nemen, waarop Jan de Oude naar zijn schoonvader ging, waar hij de hele avond doorbracht.

Toen Marinus op de hoeve van Van den Bout aankwam en geen van beiden daar aantrof, is hij onverrichterzake terug naar huis gelopen.

De volgende morgen ging Marinus naar Jan de Oude en deelde hem zijn ongenoegen mede. Tevens vertelde hij dat er nu geen uitstel meer mogelijk was en dat het plan diezelfde avond uitgevoerd moest worden.

Op de avond van 22 december kwam Marinus tot twee maal toe bij Jan de Oude en met de smoes om bij zijn neef Pieter van Nieuwenhuyzen wafels te gaan eten, haalde hij hem over om met hem mee te gaan. Onderweg vertelde hij nogmaals dat die avond het voorgenomen plan om het geld weg te nemen, moest worden uitgevoerd. Tevens voegde hij eraan toe, dat Pieter, die zich nu in de herberg van Jan van de Velde te Scharendijke bevond, er ook aan zou deelnemen. Toen ze bij de herberg kwamen, gelastte Marinus hem buiten te wachten, terwijl hij de herberg binnen ging om zijn neef te halen. Maar Jan d' Oude bleef niet wachten en ging er van door, zodra Marinus binnen was.

Marinus van Nieuwenhuyzen had zijn neef Pieter de morgen van de moord ontmoet te Brouwershaven en hij had hem verzocht om 's avonds naar de herberg in Scharendijke te komen, waar hij dan ook om half zeven was. Om half acht verlieten beide neven de herberg en onderweg vertelde Marinus dat hij van plan was, om de geldkist van zijn grootvader Tonis van den Bout te gaan leegroven en vroeg Pieter om hem hierbij te helpen. Pieter noemde Van den Bout 'grootvader', alhoewel hij geen bloedverwant van hem was. Zijn vader Olivier van Nieuwenhuyzen was na het overlijden van zijn moeder getrouwd met de weduwe van de overleden zoon van Van den Bout. Marinus zei verder, dat hij het geld beslist moest hebben, ook al zou hij er voor tot aan zijn knieën door het bloed moeten gaan. Hiertegen maakte Pieter ernstige bezwaren en toen Marinus hem verzekerd had, dat er geen bloed zou vloeien, besloot Pieter om met hem mee te doen.

Rond half negen kwamen Marinus en Pieter aan bij de hoeve van Tonis van den Bout. Voordat ze hun plan ten uitvoer brachten, dronken ze zich eerst moed in uit een fles jenever, die Marinus had meegenomen. Vervolgens trok Marinus uit een stapel mutsaards een drietal knuppels. Een van de knuppels plaatste hij aan de buitenzijde van de achterdeur, waarna hij op het raam klopte. Nadat hij zijn naam gezegd had, deed Tonis van den Bout de deur open en ging hij naar binnen. Na ongeveer vijf minuten kwam hij weer naar buiten, gevolgd door de oude man. Enkele ogenblikken nadien hoorde Pieter, hoe Tonis met een knuppel neergeslagen werd. Even later kwam Geertje Padmos naar buiten met een brandende lamp in haar hand. Toen ze bij de schuur kwam, zag Pieter hoe zijn neef met een knuppel de lamp uit haar handen sloeg. De klap was zo hard, dat het voorste lid van haar rechter duim werd verbrijzeld en de nagel ervan werd afgeslagen. Vervolgens sloeg hij de vrouw een aantal malen op haar hoofd, waarop ze dood op de grond neerviel. Hierop kwam Pieter te voorschijn en samen gingen ze het woonhuis binnen, waar Marinus een lamp aanstak. Al gauw hadden ze de eikenhouten geldkist gevonden en door het schuurtje droegen ze hem naar buiten. Daar plaatsten ze hem bij het aan de zijde van het erf gelegen wagenhuis.

Voordat ze kist openbraken, droeg Marinus de twee lijken in de schuur en legde ze tegen de binnendeur van de woning. Nadat Marinus het achterste paneel van de kist had open geslagen, vonden ze negen geldzakken: zes hele en drie halve. Pieter kreeg hiervan drie hele en een halve en Marinus, die de aanvoerder was, nam de rest. Over een aarden dam verlieten ze het erf en samen liepen ze door tot aan de Boterhoek, waar hun wegen zich scheidden en ieder huiswaarts ging. Thuis gekomen begroef Pieter zijn vier zakken aan de kant van een sloot en Marinus borg zijn schat op in zijn bureau.

Op de morgen na de moord ging Marinus naar Zierikzee, waar hij een viertal schulden vereffende. Met zijn gestolen geld betaalde hij het restant van een som van twaalfhonderd vijfenzestig gulden, welke Cornelis van den Toorn, koopman te Zierikzee, hem in november 1815 had geleend, W. van Stalen kreeg honderd twee gulden, notaris Boom vijfhonderd één gulden en Marinus de Jonge honderd dertig gulden.

Na het eerste verhoor in de nacht van 23 op 24 december, begaf Marinus zich onmiddellijk naar zijn knecht Bartel Willemsz. en gelastte hem de volgende dag met de meeste spoed naar Zierikzee te gaan, om aan notaris Boom een briefje te vragen, waarop stond, dat hij zijn schuld vóór of op de eerste december had voldaan en wel in "zes d' halven".

Ter dood veroordeeld

Nadat de Arrondissementsrechtbank Zierikzee na drie maanden alle verhoren had afgerond, besliste het Hooggerechtshof in Den Haag op 3 juli 1816, dat de veroordeling van de twee hoofdverdachten bij het Hof van Assisen in Middelburg moest plaats vinden. Huibrecht Kristalijn en Jan de Oude werden vrijgesproken van verdere vervolging en mochten de gevangenis verlaten. Intussen was uit het onderzoek duidelijk geworden, dat de neven in totaal een bedrag van zesduizend gulden hadden gestolen.

Het hele dossier, de bewijsstukken en de beide delinquenten werden overgebracht naar Middelburg, waar in het begin van het derde kwartaal van het jaar 1816 het proces tegen hen een aanvang nam.

Tijdens de rechtszaak lagen op een tafel voor in de rechtszaal de volgende bewijsstukken: een grote eikenhouten kist, waarvan het achterste paneel was open geslagen, vier verzegelde geldzakken, gemerkt één tot en met vier, een staaltje van de jas van Marinus van Nieuwenhuyzen, drie knuppels, waarbij aan de zwaarste nog bloed en grijs haar te vinden was, een ordinaire fles, een zilveren hoofdijzer met gouden krullen met bloed bedekt, een vrouwenzak met een bebloede mannenslaapmuts, een rode bonte zakdoek waarin een bebloede vrouwenslaapmuts en een lamp en tot slot een mes van Marinus.

Op vier oktober 1816 werden beide neven wegens doodslag gevolgd door diefstal, ter dood veroordeeld, waarna ze in hoger beroep gingen.

Uiteindelijk kreeg Marinus op 30 januari 1817 te horen, dat koning Willem I hem geen gratie verleende en kon de straf enige dagen later in Middelburg ten uitvoer worden gebracht.

Groot was de opkomst van het publiek, toen Marinus op 3 februari 1817 tegen twaalf uur 's middags uit zijn kerker werd gehaald en naar het schavot werd geleid, dat op de Markt in Middelburg was opgesteld. Voordat hij aan de galg werd gehangen, vond nog een laatste confrontatie met de rechters plaats, die zitting hielden in een bovenzaal van het stadhuis te Middelburg. Inmiddels was de Markt volgestroomd met publiek, waaronder zelfs vrouwen en meisjes, die dit gruwelijke tafereel wilden gadeslaan. Op precies twaalf uur werd het vonnis voltrokken.

In het in 1817 door een anoniem gebleven schrijver gemaakte boekje Zedelijke overdenkingen voor, bij en na de teregtstelling van Marinus van Nieuwenhuyzen kunnen we lezen hoe dit geschiedde:

"Hij ziet zijnen kerker geöpend, en maakt zich gereed om naar de strafplaats vervoerd te worden, het laatste eeuwige vaarwel den huisgenoten stamelende toesprekende: omringt van geregtsdienaren nadert hij met eenen statigen tred de geregtsplaats, daar gekomen valt hem alras het schrikwekkende hout in het oog waaräan hij sterven zal - ziet reeds de enge doodkist waarin zijn zielloos overschot zal gelegd worden; en wordt voor de laatste maal voor eene achtbare vergadering gebragt; hoe weinige oogenblikken ademt hij nog de aardsche lucht in, elke polsslag is hem duur toegerekend! - nu is het, dat zijne straks te verliezene ziel met eene hartroerende en allerërnstigste bede aan de ontfermende genade van zijnen Hemelschen Rechter wordt aanbevolen, en - met eene eerbiedige houding wacht hij zijn naderend lot; de harde proeve is dan nu nabij, overgeleverd in de handen des Scherprechters wordt hij reeds met koorden gebonden, en treedt, van alle zijne aardsche vrienden verlaten, omringt van geregtsdienaren, op het Schavot, ontdoet zelve zich van zijne schoenen, beklimt alzoo den ladder, zegt zijne bijzijnde het laatste vaarwel, beveelt zijn veege ziel aan den Zaligmaker, en - wordt alzoo van den beklommenen ladder afgeworpen, overgaande in de gewesten der eeuwigheid! Een korten tijd daarna wordt zijn zielloos overschot in de door hem nog korts te voren beschouwde enge doodkist gelegt, en alzoo ter grafplaats gevoerd, ten einde eene prooi voor het gewormte te worden."

Intussen bleef Pieter halsstarrig volhouden dat hij alleen beschuldigd kon worden van diefstal en dat hij aan de moordpartij niet had deelgenomen. Maar toen Zijne Majesteit hem eind oktober 1817 geen gratie verleende, bekende hij dat hij Geertje doodgeknuppeld had. Voor ons heeft dit de consequentie, dat de in de acte van beschuldiging genoemde feiten, zoals hierboven beschreven, niet helemaal juist zijn en dat ook hij actief betrokken was bij het plegen van beide moorden. Op 10 november 1817 's middags om half één trof hem hetzelfde lot als zijn neef. In het boekwerkje Zedelijke overdenkingen voor, bij en na de teregtstelling van Marinus van Nieuwenhuyzen' bevindt een gedicht over de voltrekking van de straf:

Thans is het tijdstip daar, het laatste in dit leven,

En tevens 't akligste ook, dat ge immer ondervond;

Hier, op een strafschavot, den laatsten snik te geven!

Een killen schrik bevangt me op dezen droeven stond

.

Eens waart ge elks achting waard', door Huwlijks-min verbonden,

En dronk de Zaligheid van een gelukkige Echt;

Eens hebt gij al het zoet des levens ondervonden,

En thans is u 't genot van al dat heil ontzegt.

J. H. Midavaine

Geraadpleegde bronnen

Zeeuws Documentatiecentrum (ZDC), Middelburgsche Courant 4 januari 1817 en 11 november 1817.

ZDC, 'Zedelijke overdenkingen voor, bij en na de teregtstelling van Marinus van Nieuwenhuyzen, Middelburg 1817.

Zeeuws Archief (ZA), Archief Colleges van Toezicht op de Strafinrichtingen in Zeeland, inv. nrs. 218 en 367.194 XXX

ZA, Archief van het Hof van Assisen te Middelburg, inv.nrs. 2 en 53.

ZA, Doop- trouw- en begraafboeken van Brouwershaven en Elkerzee.

Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, Bevolkingsregisters van Ellemeet, Elkerzee, Middelburg en Nieuwerkerk.

De eikenhouten kist waarin de geldzakken werden bewaard, die vier personen het leven zouden kosten (uit: 'Schouwen zoals het was É')

De akte van overlijden van Tonis Frans van den Bout en Geertje Jacobsdr. Padmos van 25 december 1815. Het is opmerkelijk dat de ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de toenmalige gemeente Elkerzee voor beide sterfgevallen één in plaats van twee akten heeft gemaakt

Titelpagina van het boekje dat verscheen naar aanleiding van de ophanging van een van de twee veroordeelden Van Nieuwenhuyzen in 1817 (Zeeuwse Bibliotheek)

============================================================================

Heeft u aanvullingen, correcties of vragen met betrekking tot Tonis Franse van den BOUT?
De auteur van deze publicatie hoort het graag van u!

Voorouders (en nakomelingen) van Tonis Franse van den BOUT

Tonis Franse van den BOUT
1734-1815

1767

Via Snelzoeken kunt u zoeken op naam, voornaam gevolgd door een achternaam. U typt enkele letters in (minimaal 3) en direct verschijnt er een lijst met persoonsnamen binnen deze publicatie. Hoe meer letters u intypt hoe specifieker de resultaten. Klik op een persoonsnaam om naar de pagina van die persoon te gaan.

  • Of u kleine letters of hoofdletters intypt maak niet uit.
  • Wanneer u niet zeker bent over de voornaam of exacte schrijfwijze dan kunt u een sterretje (*) gebruiken. Voorbeeld: "*ornelis de b*r" vindt zowel "cornelis de boer" als "kornelis de buur".
  • Het is niet mogelijk om tekens anders dan het alfabet in te voeren (dus ook geen diacritische tekens als ö en é).



Visualiseer een andere verwantschap

Bronnen

  1. Gos deLuur Web Site, wim Gosselink, Tonis Franse van den BOUT, 16 september 2019
    Toegevoegd via een Smart Match

    Stambomen op MyHeritage

    Familiesite: Gos deLuur Web Site

    Familiestamboom: 150012401-1

Aanknopingspunten in andere publicaties

Deze persoon komt ook voor in de publicatie:
  • Stamboom Fokker, één auteur heeft bevestigd dat het om dezelfde persoon gaat

Historische gebeurtenissen

  • De temperatuur op 22 december 1815 lag rond de 2,0 °C. De wind kwam overheersend uit het west-zuid-westen. Typering van het weer: half bewolkt mist. Bron: KNMI
  • De Republiek der Verenigde Nederlanden werd in 1794-1795 door de Fransen veroverd onder leiding van bevelhebber Charles Pichegru (geholpen door de Nederlander Herman Willem Daendels); de verovering werd vergemakkelijkt door het dichtvriezen van de Waterlinie; Willem V moest op 18 januari 1795 uitwijken naar Engeland (en van daaruit in 1801 naar Duitsland); de patriotten namen de macht over van de aristocratische regenten en proclameerden de Bataafsche Republiek; op 16 mei 1795 werd het Haags Verdrag gesloten, waarmee ons land een vazalstaat werd van Frankrijk; in 3.1796 kwam er een Nationale Vergadering; in 1798 pleegde Daendels een staatsgreep, die de unitarissen aan de macht bracht; er kwam een nieuwe grondwet, die een Vertegenwoordigend Lichaam (met een Eerste en Tweede Kamer) instelde en als regering een Directoire; in 1799 sloeg Daendels bij Castricum een Brits-Russische invasie af; in 1801 kwam er een nieuwe grondwet; bij de Vrede van Amiens (1802) kreeg ons land van Engeland zijn koloniën terug (behalve Ceylon); na de grondwetswijziging van 1805 kwam er een raadpensionaris als eenhoofdig gezag, namelijk Rutger Jan Schimmelpenninck (van 31 oktober 1761 tot 25 maart 1825).
  • In het jaar 1815: Bron: Wikipedia
    • 4 februari » Oprichting van het Groninger Studenten Corps Vindicat atque Polit, de oudste studentenvereniging van Nederland.
    • 1 maart » Napoleon keert terug naar Frankrijk na zijn ballingschap op Elba.
    • 16 maart » Willem Frederik van Oranje-Nassau neemt de titel Koning der Nederlanden aan.
    • 20 maart » Napoleon keert terug in Parijs na zijn ontsnapping van Elba.
    • 22 juni » Napoleon wordt voor de tweede keer tot aftreden gedwongen.
    • 7 december » Michel Ney, maarschalk van Frankrijk wordt geëxecuteerd door een vuurpeloton, nadat hij door het bewind van Lodewijk XVIII van Frankrijk schuldig is bevonden aan verraad, wegens zijn steun aan Napoleon Bonaparte gedurende de Honderd Dagen.


Dezelfde geboorte/sterftedag

Bron: Wikipedia

Bron: Wikipedia


Over de familienaam Van den BOUT


De publicatie De Zeeuwse familie Van Vessem is opgesteld door Leo van Vessem.neem contact op
Wilt u bij het overnemen van gegevens uit deze stamboom alstublieft een verwijzing naar de herkomst opnemen:
Leo van Vessem, "De Zeeuwse familie Van Vessem", database, Genealogie Online (https://www.genealogieonline.nl/de-zeeuwse-familie-van-vessem/I511845.php : benaderd 25 juni 2024), "Tonis Franse van den BOUT (1734-1815)".