Vanaf 1881 wordt ieder jaar het Mirakel van 1345 herdacht in de Begijnhofkapel als centrum en start van de" Stille Omgang".
Wanneer de Processie precies in zwang kwam, is niet meer te achterhalen.
In 1360 wordt er in een memorie melding gemaakt van een Maartprocessie waaruit valt af te leiden dat dit reeds meer gebeurd was.
Vanaf 1346 tot aan de Alteratie in 1578 werd waarschijnlijk ieder jaar op de eerste woensdag na de feestdag van H. Gregorius op 12 maart (Sint Joris) door de priesters en parochianen van de Heilige Stede het Heilig Sacrament gedragen naar de huisige Oude Kerk. Daar aangekomen sloten de priesters en parochianen van de Oude Kerk zich bij hen aan en gezamenlijk lieoen zij dan weer terug naar de Heilige Stede.
Hiermede werd het "Wonder" van 1345 herdacht dat de Hostie die een zieke man in een huis in de Kalverstraat toegediend had gekregen, na door hem te zijn uitgebraakt en in het vuur te zijn geworpen, op onverklaarbare wijze steeds weer terugkeerde in het huis in de Kalverstraat.
De Processie moet in die tijd een feestelijk schouwspel geweest zijn, waar iedere katholieke burger van Amsterdam zijn steentje aan bijdroeg.
In de stoet liepen de Gilden voorop met hun gildetekens die op hoge standaards voor hen uit werden gedragen.
Omdat ieder zijn beschermheilige had, werden de beelden van hen, meestal van zilver, tussen de leden der verschillende gilden in gedragen.
De dekens der gilden met een waskaars of brandende fakkel in de hand, waaraan twee witte handschoenen hingen, gingen elk achter hun gilde.
Zij werden gevolgd door jongeren die de verschillende heiligenbeelden droegen, met daarachter een persoon te paard, die de Heilige Gregorius voorstelde op paard en een grote draak voortslepende.
Achter hen volgden drie afdelingen schutters in harnas en gewapend en lofliederen zingende kinderen in witte kledij.
Vervolgens een aantal geestelijken in dalmatieken.
Hierna Minnebroeders in hun kloosterhabijt met voorop een drager met crucifix en als hoogtepunt de priester van de Heilige Stede met het Sacrament van Mirakel in een zilveren ciborie onder een rijkversierde draaghemel die door de vier burgemeesters van Amsterdam werd gedragen.
Het geheel werd omlijst door stadsmuzikanten en achter deze stoet liepen de biddende gelovigen van de stad en omstreken.
De oorsprong was dus totaal heel iets anders dan een "Stille Omgang".
Na de Alteratie van 1578 kon deze Processie niet meer in die omvang plaatsvinden en werd geschiedenis.
In 1881 kwamen hr. Elsenburg en hr. Lousbergh tijdens gesprekken over de katholieke geschiedenis op het idee om deze processieroute nog eens te gaan lopen en op 17 maart 1881 gingen zij beiden in de middag op weg, maar dat was vanwege de toen beruchte Warmoestraat en Nes geen geslaagde zaak.
In 1882 en 1883 deden zij nogmaals met enkele bekenden een poging en kwamen alras tot het besluit om in de vroege ochtenduren te wandelen.
In 1884 voegden de heren A.G. Pol en H.J.P. de Veer zich bij hen.
Alleen over de juiste route die de processie had gevolgd, waren na zoveel jaren een groot aantal onzekerheden.
In 1885 na het lopen van de omgang, eindigde men met het bijwonen van de mis in de Begijnhofkapel en kregen kontakt met de daar residerende rector Klonne.
In de archieven die toen nog op het Begijnhof aanwezig waren, werden oude stukken opgezocht en mede door een document van 16 december 1651 kon men de route globaal bepalen.
In dit memoriedocument dat uitsluitend steunt op het geheugen van de 91 jarige Aeghen Hendricksdr Loen, verteld zij hoe zij samen met haar familie en anderen het H. Sacrament devotelijk draagt uit de Heilige Stede.
Zij verteld ook de oorspronkelijke route vanuit de H. Stede door de Kalverstraat naar de Dam waar een ieder neerknielde, dan langs de Nieuwendijk, door de Ramskooi, over de Nieuwebrug, waar gebeden werd voor de zeelieden, vervolgens door de Warmoestraat en de Nes, over de Langebrug, door de Taksteeg de Kalverstraat in en zo tot in de H. Stede.
De eerste tocht met genodigden en hun vrienden vond plaats op zondag 22 maart 1885 om half zes in de ochtend.
In 1886 liepen zo'n 60 mensen, waarbij 3 Haarlemmers die 's nachts te voet waren gekomen.
In dat jaar werd voor het eerst in aantekeningen van hr. Klonne melding gemaakt van een "Stille Omgang"
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.