Tijdstip: 18:45
De ' Junyo Maru ' was een Japans vrachtschip dat in de Tweede Wereldoorlog op 18 september 1944 werd getorpedeerd door de Britse onderzeeboot HMS Tradewind met ongeveer 5600 doden als gevolg. Lokatie ondergang: 2° 53? S, 101° 11? E. Off coast of Sumatra.
Het is één van de grootste scheepsrampen in de geschiedenis met bijna vier keer zoveel doden als bij de 'Titanic' waar in april 1912 zo'n 1500 slachtoffers vielen.
Het schip werd in 1913 voor Lang & Fulton gebouwd door Robert Duncan Co. te Glasgow. Het was onderweg van Java naar Sumatra met naast de bemanning nog 2300 Amerikaanse, Australische, Britse en Nederlandse krijgsgevangenen en 4200 Javaanse werkslaven (Romoesja's). Ze waren allen bestemd om aan de 220 kilometer lange Pekanbaru-spoorweg tussen Pekanbaru en Muaro te werken. Het Japanse woord Yunyo betekent havik; Maru wordt al sinds 1493 gebruikt om een schip aan te duiden.
Het schip vertrok op zaterdag 16 september 1944 vanuit de haven van Batavia in noordwestelijke richting. De Junyo Maru werd geëscorteerd door twee Japanse korvetten. Vermoedelijk waren ongeveer 100 Japanners aan boord die de reis begeleidden. De gevangenen kregen nog steeds niet te horen waar de reis heen zou gaan. De opvarenden zagen wel, dat het schip erg oud was en in zeer slechte staat verkeerde. Achterstallig onderhoud was zichtbaar en overal was er roest.
Op maandagmiddag, 18 september, deed een zware explosie het schip schudden. Delen van het schip vlogen alle kanten uit. Daarna was het doodstil op het schip. Om paniek te voorkomen deelden de Japanners mee dat de motoren van het schip waren uitgevallen. Kort daarna was een tweede explosie te horen. Een vrachtwagen, die in het ruim stond, raakte los uit zijn sjorringen en verpletterde enkele opvarenden. Overlevenden kropen over elkaar heen, liepen naar het dek en sprongen in zee, ook al konden sommigen niet zwemmen. Velen konden zich redden door zich vast te houden aan vlotten. Op dat moment was het nog tamelijk rustig aan boord, niet iedereen realiseerde zich dat het schip zinkende was.
Uiteindelijk duurde het twintig minuten voordat het schip zonk, op vijftien kilometer ten westen van Bengkulu voor de zuidwestkust van Sumatra. Vermoedelijk hebben maar 200 werksoldaten de ramp overleefd. Van de krijgsgevangenen, burgers en Japanse bemanningsleden hebben ongeveer 675 opvarenden de ramp overleefd. Het schip werd later genoemd als een van de Japanse helleschepen.
Een half uur nadat het schip was gezonken, kwam één van de begeleidende korvetten terug om drenkelingen op te pikken. Dit gebeurde maar mondjesmaat; de overige drenkelingen moesten zich zien te redden in open zee en moesten trachten om naar de kust te zwemmen.
De opgeviste drenkelingen hielden elkaar wakker aan boord van één van de korvetten. Gevangenen die in slaap waren gevallen of verzwakt waren, werden zonder pardon weer overboord gegooid. De gevangenen die niet overboord werden gegooid, werden later als slaven ingezet bij de aanleg van de 220 kilometer lange spoorlijn tussen Pekanbaru (in de huidige provincie Riau) en Muaro (tegenwoordig provincie West-Sumatra).
.
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.