Hij is getrouwd met Jentijn Gerrits.
Ze zijn in de kerk getrouwd op 21 oktober 1753 te Blijdenstein.
Roofoverval aan de Knijpe 1730.
Hoort men in onze dagen haast dagelijks van overvallen op banken en postkantoren, en houdt de ene ontvoering na de andere ons bezig, ook in vroegere eeuwen ging het er altijd niet zo braaf toe. Ook toen speelden kleinere en grotere criminaliteit hoogtij. In de eerste helft van de 18e eeuw werd de landschap Drenthe, en zo ook de omgeving door rovend geboefte overspoeld, dat zelfs voor moord niet terug deinsde. Hierin kunnen we de reden vinden dat in Ruinerwold aan de hoofdweg vroeger haast geen huizen stonden, zodat het overgrote deel van de huizen aan het boerpad, of verder in landerijen aantreffen. In de tijd van oorlogshandelingen vonden er door rondtrekkende soldaten dikwijls strooptochten plaats. Zo kunnen we ergens lezen dat indetectiveachtige oorlog de troepen van prins Maurits vanaf de pas van Rouveen over Hesselingen, Meppel, Oosterboer, Blijdenstein en verder over Ruinerwold naar Groningen trokken. Dat zijn soldaten hier onderweg de koeien in de wei doodstaken omaan vlees te komen.Zo trokken er in het begin van de 18e eeuw vooral tijdens jaarmarkten misdadigers rond, waarvoor men op zijn hoede moest zijn. Deze lieden zwierven over de markten en hielden scherp in de gaten wie vee of andere waar verkocht endaarvoor geld ontving. Wijlen J.Poortman beschrijft in een van zijn boeken, ook over zo'n roofoverval, gepleegd in 1730.
Dit niet veilig zijn ondervond ook Hendrik Wildeboer, die aan de vaart bij De Knijpe woonde, naast het oude tolhuis op de grens van Oosterboer en De Schiphorst. Deze had op de Meppelermarkt zaken gedaan en het was opgevallen dat hij daarvoor geld ontvangen had. Bij het naar huis gaan was hij die avond gevolgd door vier mannen: t.w Bartus Groothuis, Albert AlbertsWillem Jacobs en Fransiscus Lampien.Groothuis was een van de beruchtste boeven in die tijd, die telkens de dans wist te ontspringen en daardoor steeds brutaler werd. Hij maakte zich dikwijls schuldig aan aanrandingen en berovingen, waarbij hij en zijn makkers veel gruweldaden bedreven. Deze Groothuis had onderdak gevonden bij Mette aan de Zomerdijk. Zij was een beruchte heleres, koppelaarster en aanbrenger, waar hij ook de drie eerder genoemde kameraden aantrof. Met hen had hij de markt in Meppel afgestruind en hadden ze Wildeboer geschaduwd. Ze waren aan de weet gekomen waar die woonde. Ze besloten om hem in zijn woning lichter te maken. Fransiscus was gewapend met beitel en mes, Bartus droeg een pistool bij zich. Ze schuimden s'avonds om het huis en verbraken de sluiting van het kelderraam, drongen daar binnen en vonden allereerst een snaphaan, waar Albert mee op wacht werd gezet. Willem Jacobs stond bij het huis op de Schiphorsterdijk op de uitkijk. Veilig was veilig. Binnenshuis werd eerst Wildeboer en toen zijn vrouw aangepakt en wel zo, dat het gejammer naar buiten doordrong. Wildeboer wilde niet zeggen waar hij het geld verborgen had. De beide schildwachten hoorden het gejammer en gingen binnen eens kijken, doch toen ze buiten iemand aan hoorden komen waren ze weer op hun post. Willem Veltcamp die daar passeerde werd aangegrepen, in huis gesleept en gebonden. Vervolgens was een gepasseerde schipper het haasje. De schildwachten bemerkten hem en joegen hem met geweld onder het plecht, waar ze hem opsloten. Ondertussen werd er binnenshuis door gewerkt. Wildeboer en zijn vrouw werden na mishandeld te zijn, aan handen en voeten gebonden. Vervolgens sloegen de boeven hem een arm stuk, bonden hem een touw onder de armen door en hingen hem op aan de balken,stopten zijn broek vol met stro en behandelden zijn vrouw op de zelfde manier. Daarna staken ze de kleren in de brand en sloegen het dodelijk beangste kind bond en blauw. Daarna vertrokken ze met de buit naar de botterboer bij Zwolle.Dit alles gebeurde na een Meppeler Septembermarkt 1730.
Enkele dagen later brak Bartus in bij de burgemeester van Harderwijk, waar hij een kabinet openbrak en diverse goederen roofde. Na verloop van tijd waagden de heren zich weer in Drenthe, omdat ze dachten dat de roofoverval vergeten was. Dat was echter niet het geval. Hun signalement was namelijk doorgegeven en goed bekend. Eerst werd Albert, bijgenaamd de Lazarus, gepakt. Er werd kort recht gedaan. Deze twintigjarige knaap werd veroordeeld om levend geradbraakt te worden, wat onmiddelijk gebeurde. Daarna werd zijn hoofd af geslagen, zijn lichaam op een rad gelegd en zijn hoofd op een pen gezet, tot gruwelijke afschrik voor andere boosdoeners. Dat gebeurde op 16 December 1730. Zijn vriend, de boosdoener Groothuis, waagde zich in 1733 weer in de Landschap. Hij werd ook herkend en gegrepen en op de eerste Mei van dat jaar veroordeeld. Hij had Wildeboer zodanig verbrand dat deze enkele dagen na de overval gestorven is, nu werd Groothuis op de zelfde wijze behandeld.
Zijn kleren werden met stro gevuld, nadat hij voor de verkrachtingsgevallen al geradbraakt was. Het stro werd in brand gestoken en na roostering nogmaals op het rad geplaatst, waarna hij tenslotte onthoofd werd. Om het vonnis volledig te maken werd zijn hoofd ook op de pen gestoken. De toepassing van het oude "oog om oog, tand om tand" was volledig geweest. Was Wildeboer gestorven, Zijn vrouw bleef invalide, terwijl van het kind niet gerept werd. Zo zien we in de geschiedenis dat er vroegerook verschrikkelijke gruweldaden werden bedreven, en dat ten aanzien daarvan men wat minder tolerant was dan nu het geval is. De straffen waren toen niet mals.
Kind(eren):
Zijn adres was Voor in de boer.
Klaas Gerrits | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1753 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jentijn Gerrits |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.