Kwartierstaat Vermaat - Van den Born - Winter - Schaap » Otto I (de Grote) van Saksen (912-973)

Persoonlijke gegevens Otto I (de Grote) van Saksen 


Gezin van Otto I (de Grote) van Saksen

(1) Hij is getrouwd met Editha van Wessex.

Zij zijn getrouwd in het jaar 929, hij was toen 16 jaar oud.Bron 1


Kind(eren):

  1. Otto II van Saksen  954-983 


Notities over Otto I (de Grote) van Saksen

Otto I de Grote (Wallhausen (Saksen-Anhalt), 23 november 912 - Memleben, 7 mei 973), zoon van Hendrik de Vogelaar en Mathildis van Ringelheim, was Hertog van Saksen, Koning van Duitsland, Koning van Italië, en "de eerste van de Duitse vorsten die keizer van Italië werd genoemd "volgens Arnulf van Milaan.[1] Hoewel Karel de Grote in 800 tot keizer werd gekroond werd zijn rijk in de 9e-eeuw onder zijn kleinzonen verdeeld en was de keizerlijke titel, na de moord op Berengarius I van Friuli in 924, bijna veertig jaar vacant, voordat Otto de Grote op 2 februari 962 tot keizer werd gekroond van wat later het Heilige Roomse Rijk zou worden genoemd.

In 929 trad hij in het huwelijk met de Engelse prinses Editha van Wessex, de halfzus van de Angelsaksische koning Aethelstan. Bij deze gelegenheid schonk hij haar Maagdenburg als morgengave (bruidsschat). In 936 volgde Otto zijn vader op als koning van de Duitsers. Hij regelde dat zijn kroning gehouden werd in Aken, de voormalige hoofdstad van Karel de Grote. Daar werd hij op 7 augustus van dat jaar door aartsbisschop Hildebert van Mainz, de primaat van de Duitse kerk, tot koning gekroond. Volgens de Saksische historicus Widukind van Corvey werd hij op zijn kroningsbanket bediend door de vier andere hertogen van het rijk, de hertogen van Franken, Zwaben, Beieren en Lotharingen. Arnulf I van Beieren als maarschalk (of opperstalmeester), Herman I van Zwaben als hoofdschenker, Everhard III van Franken als logistiek hoofd van de huishouding (of seneschalk), en Giselbert II van Maasgouw als kamerheer.[2] dus reeds vanaf het begin van zijn regeerperiode positioneerde hij zich als de opvolger van Karel de Grote, wiens directe lijn van opvolgers in Oost-Franken in 911 was uitgestorven. De Duitse kerk, met zijn machtige bisschoppen en abten, stond achter hem. Vanuit zijn machtspositie slaagde Otto er in de kerk voor zijn eigen agenda in te zetten. Hij gebruikte deze enige verenigende institutie in de Duitse landen om een instelling van theocratische keizerlijke macht te vestigen. De kerk bood rijkdom, militaire mankracht en haar monopolie in geletterdheid. In ruil bood de keizer de kerk bescherming tegen de edelen, de belofte van dotaties, en een weg naar de macht als zijn ministerialen.

In 938 werd in Rammelsberg in Saksen een rijke zilverader ontdekt. Deze minerale rijkdom was een grote meevaller. De opbrengsten stelden Otto in staat om tijdens zijn regeerperiode zijn militaire activiteiten te financieren; de vondst was zelfs zo groot dat een groot deel van het in Europa gebruikte zilver, koper en lood zo'n tweehonderd jaar uit Saksen kwam.

De eerste jaren van Otto's regeerperiode werden gekenmerkt door een reeks van hertogelijke opstanden. In 938, Eberhard, de nieuwe hertog van Beieren, weigerde Otto hulde te betuigen. Otto reageerde met twee campagnes in 938, tijdens de lente en de herfst, versloeg Eberhard en verbande hem. Berthold I van Beieren, de broer van Arnulf, voorheen hertog van Karinthië werd de nieuwe hertog van Beieren.

Na de dood van Siegfried, graaf van Merseburg, 937, claimde Thankmar (de halfbroer van Otto) Merseburg. Otto benoemde echter, Gero, de broer van de gestorven Siegfried, als de nieuwe graaf van Merseburg. Tijdens dit geschil kwamen, Everhard III van Franken en Wichmann de Oudere in opstand. Thankmar voegde zich bij het tweetal. Thankmar en Everhard van Franken namen Belecke aan de Möhnesee in. Wichmann de Oudere verzoende zich echter met Otto, waarna deze opstand in Saksen instortte. Het fort van Eresburg werd belegerd en door het keizerlijke leger ingenomen. Thankmar werd vervolgens door Maginzo op het altaar van de kerk van Sint Peter gedood. Everhard III van Franken werd kort gevangengezet in Hildesheim, maar werd vrijgelaten, waarna hij een verbond sloot met Hendrik I van Beieren, Otto's jongere broer. [3]

De opstand hield aan toen Giselbert, de hertog van Lotharingen, trouw zwoer aan koning Lodewijk IV van Frankrijk, in de hoop Lotharingen weer te verbinden met het West-Frankische rijk. Otto sloot een bondgenootschap met de voornaamste tegenstanders van Lodewijk, Hugo de Grote, Herbert II van Vermandois, Willem I van Normandië en Arnulf I van Vlaanderen.[4] Hendrik I van Beieren bevreed eerst Merseburg, waarna hij opmarcheerde om zich in Lotharingen bij Giselbert aan te sluiten. Otto belegerde hen vervolgens in het kasteel van Chevremont in de buurt van Luik, maar hij was gedwongen om dit beleg af te breken om op te trekken tegen Lodewijk IV van Frankrijk, die intussen Verdun had bezet. Otto dreef Lodewijk vervolgens terug naar zijn hoofdstad Laon.

Otto belegerde vervolgens de hertog van Franken in het fort van Breisach aan de Rijn. Gedurende deze tijd sloot Frederik, aartsbisschop van Mainz, zich aan bij Hendrik en Giselbert in hun strijd tegen Otto. Otto's leger, onder leiding van Konrad Kurzbold, de graaf van Nederlahngouw, en zijn neef Udo, graaf van de Wetterau en de Rijngouw, ontmoette het leger van de opstandige hertogen in de slag van Andernach. Eberhard werd in de strijd gedood en Gilbert verdronk in de Rijn. Hendrik vluchtte naar Frankrijk. Otto reageerde hierop door Hugo de Grote in zijn campagne tegen de Franse kroon te ondersteunen. In 941 verzoenden Otto en Hendrik zich met elkaar dankzij de inspanningen van hun moeder, Mathildis van Ringelheim. Het volgende jaar trok Otto zich uit Frankrijk terug nadat Lodewijk zijn heerschappij over Lotharingen had erkend. Later toen Otto in oorlog was tegen de Slavische stammen zweerden Hendrik I van Beieren en aartsbisschop Frederik van Mainz samen om Otto tijdens de viering van het Paasfeest in Quedlinburg te vermoorden. Het complot werd echter ontdekt en Hendrik vluchtte, maar kreeg later gratie van Otto.

Om verdere opstanden te voorkomen, arrangeerde Otto het zo dat alle belangrijke hertogdommen binnen het Duitse rijk in handen kwamen van naaste familieleden. Het vacante hertogdom Franken behield hij als een leengoed, terwijl hij het hertogdom Lotharingen in 944 aan Koenraad de Rode, een neef van Koenraad I, toewees, die later zou trouwen met zijn dochter Liutgarde. In 947 na de dood van Hertog Berthold gaf hij het hertogdom Beieren in leen aan zijn broer Hendrik. Ondertussen arrangeerde hij voor zijn zoon Liudolf een huwelijk met Ida, de dochter van hertog Herman I van Zwaben. Het paar erfde het hertogdom na de dood van Herman I van Zwaben in 947. Een soortgelijke regeling leidde er toe dat Hendrik in 949 hertog van Beieren werd.

De dood van Hendrik de Vogelaar was voor de Slavische stammen een signaal om tegen de keizerlijke macht in opstand te komen. In 936 kwamen de Redarii in opstand, maar deze opstand werd neergeslagen door Hermann Billung. In 937 voerden de Mayaren raids in Saksen uit, maar Otto wist deze af te slaan. Toen Otto in oorlog was met zijn vazallen gebruikten de Magyaren deze gelegenheid voor nieuwe invallen in Duitsland, maar dit moesten zij met twee bloedige nederlagen in de Harz verkopen, eerst in de buurt van Stetternburg en daarna in de Drömling. In 944 vielen de Magyaren het rijk opnieuw binnen, maar nu werden zij in Karinthië door hertog Berthold verslagen. In 950 versloeg Hendrik I van Beieren de Magyaren toen deze Beieren binnenvielen. In 950 leidde Otto een expeditie naar Bohemen, waar hij als opperheerser werd erkend door hertog Boleslav I van Bohemen.

In de zomer van 940 viel Otto I Frankrijk binnen om Louis voor zijn inmenging in Lotharingen te straffen. Hij dwong Lodewijk zich terug te trekken tot aan de Seine en liet hem vervolgens een verdrag met Bourgondië ondertekenen. In 942 sloten Otto en Louis een verdrag in Vouzieres. In de late zomer van 946 viel Otto Frankrijk opnieuw binnen, maar dit keer met minder succes. Hoewel hij zowel Laon, Reims als Senlis belegerde, wist hij alleen Reims in te nemen. De twee koningen deden vervolgens een inval in Normandië, maar waren ook hier niet succesvol, waarna Otto trok zich terugtrok naar Duitsland. [5]
[bewerken] Campagnes in Italië en Oost-Europa
Manuscript voorstelling (ca. 1200) van Otto I die de overgave van Berengarius van Ivrea aanvaardr; de kop luidt Otto I Theutonicorum rex ("Otto de Eerste, koning van de Duitsers").

Ondertussen was Italië tot politieke chaos vervallen. Bij de dood in 950, mogelijk door vergiftiging, van Lotharius van Arles, werd de Italiaanse troon geërfd door een vrouw, Adelheid van Italië, de respectievelijk dochter, schoondochter en weduwe van de laatste drie koningen van Italië. Een lokale edelman, Berengarius van Ivrea, riep zichzelf tot koning van Italië uit, ontvoerde Adelaide, en probeerde zijn heerschappij te legitimeren door Adelheid te dwingen met zijn zoon, Adalbert te trouwen. Adelheid slaagde er echter in naar Canossa te vluchten en verzocht Duitse interventie. Om te profiteren van de situatie vielen Luidolf en Hendrik onafhankelijk van elkaar Noord-Italië. In 951 frustreerde Otto echter de ambities van zijn zoon en zijn broer door Italië zelf binnen te vallen en te bezetten. Hij ontving het eerbetoon van de Italiaanse adel, nam de titel "Koning van de Lombarden" aan. Tevens liet hij, na een succesvolle belegering van Pavia, zich in navolging van Karel de Grote kronen tot 'koning van de Franken en Langobarden'. In 952 dwong hij Berengarius en Adalbert hem trouw te zweren. Daarna stond hij hen toe Italië als zijn vazallen te regeren. Aangezien hij in 946 weduwnaar was geworden, was hij in staat om zelf met Adelheid, de weduwe van de koning van Italië, in het huwelijk te treden.

Nadat Adelheid hem een zoon had gebaard vreesde Liudolf voor zijn positie als erfgenaam van Otto. In 953 kwam hij samen met Koenraad van Lotharingen en de aartsbisschop van Mainz in opstand. Hoewel Otto aanvankelijk succesvol was in het opnieuw vestigen van zijn gezag in Lotharingen, werd hij gevangengenomen terwijl hij Mainz aanviel. Het volgende jaar verspreidde de opstand zich over het gehele koninkrijk. Koenraad en Liudolf maakten echter een fout door een bondgenootschap aan te gaan met de Magyaren. Uitgebreide Magyaarse invallen in Zuid-Duitsland in 954 dwongen de Duitse edelen zich te herenigen. Op de Rijksdag van Auerstadt werden Koenraad en Luitdolf ontdaan van hun titels en werd het gezag van Otto I hersteld. Op 10 augustus 955 bracht hij in coalitie met de andere Duiste vorsten de Magyaren bij de Lechveld een beslissende nederlaag toe. Na deze nederlaag waren de Magyaren niet meer in staat tot invallen in Beieren en Saksen. Twee maanden later op 16 oktober 955 versloeg hij ook de Obroditen in de slag bij Recknitz.

Als een belangrijk element van zijn binnenlands beleid streefde Otto naar een versterking van de macht van de kerkelijke autoriteiten, voornamelijk bisschoppen en abten, dit ten koste van de seculiere adel die zijn eigen macht bedreigde. Om de krachten, die de Kerk vertegenwoordigde, te controleren, maakte Otto een consistent gebruik van drie instituties. Een daarvan was het koninklijke investituurrecht van bisschoppen en abten met de symbolen van hun macht, zowel geestelijk, aangezien Otto de gezalfde koning van de Duitsers was, als wereldlijk, aangezien Otto de gehoorzaamheid van zijn bisschoppen en abten als vazallen afdwong door middel van een commendatie ceremonie. "Onder deze omstandigheden was kerkelijke uitverkiezing in het Ottoonse Rijk niet meer dan een formaliteit. De koning vulde de rangen van het episcopaat aan met leden uit zijn eigen familie en met loyale ouder wordende kanselarijklerken. Deze laatsten werden ook vaak benoemd tot abt van de grote kloosters" (Cantor, 1994, blz. 213). De tweede instelling was steviger verankerd in de Ottoonse gebieden, de eigen kerken (Eigenkirchen; in het Engelse wet het recht van "advowson"). In het Duitse recht was elk gebouw dat op grond stond, die eigendom is van een Heer, automatisch ook eigendom van die Heer, dit tenzij deze rechten specifiek in een acte zodanig waren beschreven dat duidelijk was dat de kerk niet bij grond hoorde. Otto en zijn kanselarij opereerden agressief om de eigendomsrechten over vele landelijke kerken en abdijen te verkrijgen. Het derde instrument van de Ottoonse macht was het systeem van de advocatus (Duits Vogt). De Advocatus was een wereldlijk manager van kerkelijke landgoederen, die recht had op een bepaald aandeel in de landbouwproductie en in de andere opbrengsten. Ook was hij verantwoordelijk voor de veiligheid en de goede orde. In tegenstelling tot graafschappen, die de neiging hadden om snel erfelijke te worden, voerde de Vogt de functies uit van een West-Frankische baljuw. Hij behield zijn positie alleen als hij in de gunst bleef bij de keizer.

Otto begiftigde de bisdommen en abdijen met grote stukken land, waarover seculiere autoriteiten geen belastingen konden heffen en geen juridische bevoegdheid hadden. In een extreem voorbeeld benoemde Otto zijn broer Bruno - op dat moment reeds aartsbisschop van Keulen - tot de nieuwe hertog van Lotharingen, nadat Koenraad de Rode zijn hertogelijke titel in Lotharingen was ontnomen. In de landen die Otto aan zijn oostelijke grenzen veroverde op de Wenden en andere Slavische volkeren stichtte Otto de Grote verschillende nieuwe bisdommen.

Omdat Otto bisschoppen en abten persoonlijk benoemde, versterkten deze hervormingen zijn centrale gezag, en functioneerden de bovenste rangen van de Duitse kerk in sommige opzichten als een arm van de keizerlijke bureaucratie. Conflicten over benoemingen van deze machtige bisschoppen tussen Otto zijn opvolgers en de groeiende macht van de pausdom tijdens de Gregoriaanse hervormingen zouden uiteindelijk tot het beroemde conflict over de Investituurstrijd leiden en in het Duitsland van de 11e eeuw tot de ondergang van de centrale autoriteit leiden.

De beperkte Renaissance van kunst en architectuur was afhankelijk van de hofpatronage van Otto en zijn directe opvolgers. De "Ottoonse Renaissance" was manifest in sommige nieuwe leven ingeblazen kathedralen en kathedraalscholen, zoals die van Bruno, aartsbisschop van Keulen, en in de productie van verluchte handschriften, de belangrijkste kunstvorm van deze tijd. De meeste van de verluchte handschriften kwamen van een handvol van de elite scriptoria, zoals die van de in 936 opgerichte abdij van Quedlinburg. De keizerlijke abdijen en het keizerlijke hof werden onder leiding van de vrouwen van de koninklijke familie centra van religieus en spirituele leven. Gechoqueerd door de erbarmelijke staat van de liturgie in Rome, gaf Otto opdracht het allereerste Pauselijke Boek, een liturgisch boek, samen te stellen. Dit boek bevatte zowel gebeden als rituele instructies. Deze compilatie van het Romeins-Germaanse pontificaal, zoals het nu wordt genoemd, stond onder supervisie van aartsbisschop Willem van Mainz.

In het begin van de jaren 960, heerste er in Italië opnieuw politieke onrust. Toen Berengarius het noorden van de Kerkelijke Staat bezette, vroeg Paus Johannes XII Otto om hulp. Otto keerde terug naar Italië en werd daar op 2 februari, wederom naar voorbeeld van Karel de Grote, door de paus tot keizer gekroond. Zie Translatio imperii. Tien dagen later ratificeerden de paus en de keizer bekrachtigd de Diploma Ottonianum, op grond waarvan de keizer zich borg stelde voor de onafhankelijkheid van de pauselijke staten. Dit was de eerste daadwerkelijke garantie van een dergelijke bescherming sinds het Karolingische Rijk. Nadat Otto Rome had verlaten heroverde hij de kerkelijke staat op Berengarius. Paus Johannes werd echter bang van de macht van de keizer en stuurde gezanten naar de Magyaren en het Byzantijnse Rijk om een liga tegen Otto te vormen. In november 963 keerde Otto naar Rome terug en riep een synode van bisschoppen bijeen die Johannes afzette. Vervolgens werd Leo VIII, op dat moment nog een leek, tot paus gekozen. Toen de keizer Rome verliet brak er in de stad een burgeroorlog uit tussen aanhangers van de keizer en aanhangers van de afgezette paus Johannes. Paus Johannes kwam na hevige strijd weer aan de macht en ëxcommuniceerde degenen die hem hadden afgezet, waardoor hij Otto dwong om in juli 964 voor de derde keer terug te keren naar Rome om nu Paus Benedictus V te onttronen (paus Johannes was twee maanden eerder gestorven). Bij deze gelegenheid dwong Otto van de burgers van Rome een belofte af om geen paus te kiezen zonder keizerlijke goedkeuring.

Otto voerde van 966 tot 972 herhaaldelijk onsuccesvol campagne in Zuid-Italië. In 967 gaf hij het hertogdom Spoleto aan Pandulf IJzerhoofd, prins van Benevento en Capua, een machtig bondgenoot in de Zuid-Italië. In het volgende jaar (968) Otto liet het beleg van Bari onder leiding van Pandulf, maar deze geallieerde hertog werd in de slag van Bovino gevangengenomen door de Byzantijnen. In 972 erkende de Byzantijnse keizer Johannes I Tzimiskes Otto's keizerlijke titel en stemde hij in met een voorgenomen huwelijk tussen Otto's zoon en erfgenaam Otto II en de jonge Byzantijnse prines Theophanu. Pandulf werd vrijgelaten uit gevangenschap.

Otto stierf op 7 mei 973 in Memleben. Zijn zoon Otto II werd zijn opvolger. De keizer ligt, samen met zijn eerste vrouw, Edith van Wessex, begraven in de Dom van Magdeburg.
[Wikipedia]

Heeft u aanvullingen, correcties of vragen met betrekking tot Otto I (de Grote) van Saksen?
De auteur van deze publicatie hoort het graag van u!


Tijdbalk Otto I (de Grote) van Saksen

  Deze functionaliteit is alleen beschikbaar voor browsers met Javascript ondersteuning.
Klik op de namen voor meer informatie. Gebruikte symbolen: grootouders grootouders   ouders ouders   broers-zussen broers/zussen   kinderen kinderen

Voorouders (en nakomelingen) van Otto I (de Grote) van Saksen

Otto I (de Grote) van Saksen
912-973

(1) 929


Onbekend


    Toon totale kwartierstaat

    Via Snelzoeken kunt u zoeken op naam, voornaam gevolgd door een achternaam. U typt enkele letters in (minimaal 3) en direct verschijnt er een lijst met persoonsnamen binnen deze publicatie. Hoe meer letters u intypt hoe specifieker de resultaten. Klik op een persoonsnaam om naar de pagina van die persoon te gaan.

    • Of u kleine letters of hoofdletters intypt maak niet uit.
    • Wanneer u niet zeker bent over de voornaam of exacte schrijfwijze dan kunt u een sterretje (*) gebruiken. Voorbeeld: "*ornelis de b*r" vindt zowel "cornelis de boer" als "kornelis de buur".
    • Het is niet mogelijk om tekens anders dan het alfabet in te voeren (dus ook geen diacritische tekens als ö en é).

    Verwantschap Otto I (de Grote) van Saksen



    Visualiseer een andere verwantschap

    Bronnen

    1. http://jjw0.woelmuis.nl/db_new/202.htm#I12114

    Over de familienaam Van Saksen


    Wilt u bij het overnemen van gegevens uit deze stamboom alstublieft een verwijzing naar de herkomst opnemen:
    Peter J.R. Vermaat, "Kwartierstaat Vermaat - Van den Born - Winter - Schaap", database, Genealogie Online (https://www.genealogieonline.nl/kwartierstaat-vermaat/I3681.php : benaderd 22 mei 2024), "Otto I (de Grote) van Saksen (912-973)".