Louis MATHIJSE |
Heden vijftien December negentienhonderd twintig zijn voor mij, Ambtenaar van den burgerlijken stand van Amsterdam verschenen, ten einde een huwelijk aan te gaan:
Barend Roodveldt, lijstenmaker, geboren en wonende alhier, oud een en twintig jaren, meerderjarige zoon van Hartog Roodveldt, oud een en vijftig jaren, werkman en Jette Appelboom, oud twee en vijftig jaren, zonder beroep, beiden wonende alhier en
Duifje Elsas, zonder beroep, geboren en wonende alhier, oud negentien jaren, minderjarige dochter van Emanuel Elsas, oud vier en veertig jaren, werkman en Keetje Hagenaar, oud twee en veertig jaren, zonder beroep, beiden wonende alhier. Beider ouders verklaarden voor mij tegenwoordig, toe te stemmen in dezen echt.
De afkondiging tot dit huwelijk is onverhinderd geschied, alhier den zeven en twintigsten November laatstleden.
Ik heb bruidegom en bruid afgevraagd of zij elkander nemen tot echtgenooten en getrouwelijk alle de plichten zullen vervullen, welke door de wet aan den huwelijken staat verbonden zijn. Nadat deze vragen door hen bevestigend beantwoord werden, heb ik, in naam der wet, uitspraak gedaan, dat zij door het huwelijk aan elkander verbonden zijn.
Als getuigen waren tegenwoordig:
Louis Mathijse, diamantbewerker, oud drie en twintig jaren, en Isaac Mathijse, werkman, oud zeven en veertig jaren, beiden wonende alhier. De moeder der echtgenoots verklaarde niet te kunnen naamteekenen, als hebbende geen schrijven geleerd.
Waarvan akte, welke overeenkomstig de wet is voorgelezen.