(1) Hij is getrouwd met Anna van DEUVERDEN van VOORT.Bron 3
Zij zijn getrouwd op 1 april 1619 te Dordrecht, hij was toen 24 jaar oud.
dit huwelijk bleef kinderloos
(2) Hij is getrouwd met Elisabeth de BACKERE.Bron 4
Zij zijn op 8 november 1626 te Dordrecht in ondertrouw gegaan.
Zij zijn getrouwd op 2 december 1626 te 's-Gravenhage, hij was toen 32 jaar oud.Het huwelijk werd voltrokken door de predikant Vigerus.
Kind(eren):
Dr. Johan van Beverwijk, Medicijn Ordinaris der Stad Dordrecht 1625. Raad 1627. Schepen 1628. Veertig 1631. Wees-vader 1633. &c. had Getroud Joffr. Anna van Duverden, Dochter van Mr. Kornelis van Duverden, Schepen t' Utrecht, en Schout van Amersfoord; en van Joffr. Johanna van Voort, uytten Stamme van Lokhorst; zy sterff zonder Oir.
Hy hertroude den 2. December 1626. aan Joffr. Elisabeth de Bakker, Dochter van Willem de Bakker, Schepen in Zierikzee, (die een Zone was van Mr. Kornelis Bakker, Raad in den Hove van Holland, in onze Historien Vermaard; en van Joffr. Barbara Baux,) en van Joffr. Jakobmina de Witte; hy sterff 1647. hadde Gewonnen acht kinderen, waar van alleen in leven zijn, Anna, Willem, en Jakobmina van Beverwijk, Heeren Johans zoon en dochteren.
Jan van Beverwijck, of zoo als hij in het Latijn genoemd wordt Johannes Beverovicius, ondste zoon van Bartholomeus van Beverwijck en Maria Boot van Wezel, geboren te Dordrecht den 17den November 1594, leerde de Grieksche en Latijnsche talen onder opzigt van Gerard Johan Vossius, destijds Rector der Latijnsche scholen van die stad. Zestien jaren bereikt hebbende, zond men hem naar Leiden, alwaar hij zich vlijtig in de fraaije letteren oefende onder Dominicus Baudius en Daniel Heinsius, hoorende tevens de lessen in de Geneeskunde van Pieter Pauw en Everhard Vorstius. De sterke zucht om zich verder in het vak der Geneeskunde te bekwamen, deed hem, na een verblijf van vier jaren, Leiden verlaten, om naar Frankrijk te gaan; hier oefende hij zich onder de beroemdste Hoogleeraren in dat vak, te Caen, te Parijs en te Montpellier, en in die laatst genoemde stad, woonde hij de lessen van Jean Varande en François Ranchin bij, vervolgens reisde hij naar Padua, alwaar de heoefening der Geneeskunde destijds den hoogsten top had bereikt, en volgde de lessen van Roderik Fonseca, Santor Santorii, Jan Baptist Selvaggio en Jan Dominicus Sala; waarna hij aan die Hoogeschool tot Meester in de Vrije Kunsten en Doctor in de Medicijnen werd bevorderd. Van Padua reisde hij naar Boulogne, en oefende de praktijk onder geleide van Fabritius Bartoletti, dien hij eenigen tijd in het bezoeken van zieken vergezelde. Zich sterk genoeg gevoelende, om op eigene wieken te kunnen drijven, verlangde hij naar zijn vaderland terug te keeren; doch op de reis derwaarts, hield bij zich nog eenige tijd te Bazel op, alwaar hij Felix Plater en Kasper Bauhinus bezocht; van hier trok hij naar Leuven om kennis te maken met Thomas Fienus en Ericius Puteanus. Te Dordrecht wedergekeerd, leide hij zich op de praktijk toe, waarin hij ongemeen wel slaagde, zoodat hij reeds in 1625 tot Stads-Doctor en Lector in de Heelkunde werd aangesteld. Ook bekwam hij door zijne geschriften weldra eenen naam, zoo als zich, met uitzondering van zijnen bloedverwant Andreas Vesalius, nog geen Geneesheer in de Nederlanden verworven had. Zij werden door geheel Europa verspreid en bragten hem met de vermaardste geleerden in briefwisseling. Behalve een zeer ervaren en schrander Geneesheer was Beverwijck daarenboven een keurig liefhebber van de Fraaije Letteren; en in de kennis der Oudheid zoo diep doorgedrongen, dat men van hem getuigde dat de geheele schat der schriften van Oud Griekenland die voor ons is bewaard gebleven, door hem gelezen en herlezen is. Ook als Grieksch, Latijnsch en Nederduitsch Dichter, maar vooral als Geschiedschrijver muntte hij onder zijne tijdgenooten uit. In 1627 werd hij Raad, in 1631 Schepen, en in 1637 Weesmeester, ook was hij onderscheidene malen wegens Dordrecht afgevaardigd ter vergadering van de Staten van Holland.
Na gedurende een tijdvak van ruim 20 jaren, de praktijk met zooveel roem en geluk uitgeoefend te hebben, overleed hij den 19den Januarij 1647 en werd in de Hoofdkerk te Dordrecht begraven, in eene kapel aan St. Barbara gewijd. Men leest dit volgende grafschrift van Daniel Heinsius op de zerk, welke zijne rustplaats bedekt.
Lex hic medendi, sanitatis regula
Salus salutis civium, vitae artifex
Mortis fugator sedulus, victor suae,
Scriptis superstes ipse post mortem sibi,
Dordrechti Apollo et Aesculapius jacet.
Defuncto lubens maerensque posuit.
d.i. vrij vertaald:
Die naar den regel zocht zijn naasten te genezen,
Wiens heil bestond om tot behouder hun te wezen;
Die 't leven vaak hersteld, den dood verdreven heeft,
En, zelf ousterflijk, nog in tal van schriften leeft,
De Dordsche Apol' en Esculaap ligt hier begraven,
Men schreef dit treurende om 't gemis van zulke gaven.
Van Beverwijck is twee malen getrouwd geweest; zijne eerste vrouw Anna van Duverden, liet hem geen kroost na; bij zijne tweede echtgenoot Elizabeth de Bakker, had hij acht kinderen verwekt; van welke er in 1677 slechts nog drie in leven waren; namelijk Anna van Beverwijck, getrouwd aan Jan Dullaart; Maria van Beverwijck met Blasius van Haarlem gehuwd, en Willem van Beverwijck, die bij zijne huisvrouw, Maria van den Corput, slechts eene dochter verwekte, zoodat Beverwijck geen mannelijk oir heeft nagelaten.
Johan van BEVERWIJCK | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1) 1619 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Anna van DEUVERDEN van VOORT | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(2) 1626 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Elisabeth de BACKERE |