Op 9 oktober 1627 verzoekt Harmen Jacobs voor zichzelf en als man en
voogd van Aeff Sircxdr het gerecht van Kollumerland (FR) om Gerben Aetes
en Romcke Buwwes te benoemen tot curatoren over de kinderen van Aeff bij
haar laatste man Buwe Buwes. Uit de inventaris van 25 januari 1623 blijkt
dat het sterfhuis te Veenklooster acht vakken groot was met opgaande
gevel en nog een gevel tot aan de bovenste zolder, zijnde twee zolders
hoog, eiken werk met dikke muren, waarbij een schuur van drie gebinten.
Bij het sterfhuis behoort ca. 16 pondematen land. Verder nog een kamer in
het klooster, groot ongeveer twee vakken, door een zuster en zwager
bewoond. Ook nog twee akers bouwland en een klein kamp eigen land, samen
ca. vier pondematen onder Oudwoude (FR). Aan levende have wordt genoemd,
vier trekpaarden, negen koeien, twee enterrieren, drie hokkelingen, drie
winterzwijnen, tien hennen en één haan.
Aeff bevestigd de aangifte bij haar waarheid i.p.v. eed.
Eind februari 1628 wendt Harmen Jacobs, geassisteerd door zijn
stiefvader Willem Sippes en zijn oom Laurens Gerrijts, zich tot het
gerecht van Kollumerland (FR) om veniam aetatis (meerderjarigverklaring).
Hij verklaart dat hij blijkens een aantekening van zijn vader Jacob
Gerrijts geboren op 28 februari 1604, dus nog geen 25 jaar oud is, maar
toch met curatoren wil afrekenen, mede omdat hij in het huwelijk is
getreden met Aeffke Sijrcx. Op 1 maart 1628 verklaren Laurens Gerrijts en
Willem Sippes, beiden te Veenklooster (FR) dat Harmen in hun nabuurschap
heeft geleefd, als een goede verstandig en bekwame jongman, en dat hij,
tot zijn 25e jaar gekomen, zich in echte staat begeven heeft met hun
nabuursche Aeff Sircx, wed. Buwe Buwes. Op 1 april 1628 wordt hem viam
aetatis verleend.
Op 6 oktober 1628 volgt dan de boedelscheiding tussen Aeff Siercx en haar
beide, ook nu niet met name genoemde kinderen bij Buwe Buwes. De moeder
en haar toenmalige man krijgen het huis met inboedel en baten en lasten
toegewezen, met de verplichting om aan de kinderen, als zij 17 jaar zijn,
uit te keren een bedrag van 1164 gg (=goudgulden), met twee gouden
ringen, hun vaders zilveren knopen en een kist. Zij zullen daarbij
krijgen onderhoud, kost, drank, kleding en "reedinge", linnen en wollen
enz.
Op 1 april 1638 verklaren Harmen Jacobs en Aeff Sierxdr. echtelieden in
Veenklooster, dat zij 400 gg schuldig zijn aan Wijger Laurens te Driesum
en Bote Laurens, zijn minderjarige broer, blijkbaar zoons van Laurens
Gerrijts, de oom van Harmen.
Op het stemkohier van 1640 wordt Harmen Jacobs vermeld als gebruiker van
de plaats Oudewoude (FR) nr. 44, in eigendom toebehorende aan de
secretaris Vogelsangh. Dit is de state Starkenburg, staande in de
zogenaamde Brink te Veenklooster (FR), door Dr. Theodorus Fogelsangh in
1639 gekocht toen de staten van Friesland overgingen tot de verkoop van
voormalige kloostergoederen. Bij deze verkoop wordt Harmen Jacobs als
gebruiker genoemd. Reeds in 1560 komt deze state voor als eigendom van
het convent De Olijfberg (of Veenklooster). In het testament van Josina
van Aijsma, gehuwd met Piebo van Doma d.d. 24 maart 1664 wordt een plaats
onder Oudwoude (FR) genoemd, door Harmen Jacobs gebruikt.
Op 9 december 1641 is er sprake van een vordering van Harmen Jacobs en
Aeffke Siercx, echtelieden te Veenklooster(FR) ad 102 gg en 19 st op
Wijbe Annes en Antie Andles Hoitsma, echtelieden, als rest van een
reversaal van koop van de behuizing, door laatstgenoemde bewoond, met de
ontruiminge van landen.
Op 15 mei 1644 kopen de erven Buwe Buwes en Harmen Jacobs cum uxore voor
onder de uitschulden bij de inventarisatie t.b.v. de weeskinderen van
Eijlert Lous en Lolck Sierckxdr. laatst gewoond hebbende bij Kollum (FR).
Op 8 juni 1648 verkopen Harmen Jacobs te Veenklooster (FR) en Jacobs
Jacobs te Triemen (FR), elk voor zichzelf, voor 112 gg twee akkers
bouwland te Veenklooster (FR), van hun ouders geërfd, met de rogge daarop
staande. Blijkens een kanttekening vroeg Lijsbet Jacobs gehuwd met Popcke
Waelckes als zuster en naaste bloedverwante het niaar, maar dat ging na
veel vijven en zessen niet door.
Op 29 april 1678 vindt er inventarisatie plaats in het sterfhuis van
Harmen Jacobs, op verzoek van beide meerderjarige zoons uit het eerste
huwelijk. Jacob huisman te Oudwoude (FR) en Sierk, huisman te
Westergeest(FR) en van Jacobus Vomelius predikant te Oudwoude (FR) als
curator over de vier kinderen uit het tweede huwelijk met Aeffcke
Lijuwes.
Harmen Jacobs woonde het laatst op Boickema (Bootsma) op het West van
Kollum(FR), ook omschreven als aan de Kollumerlaan. Uit de nalatenschap
krijgen Jacob en sierk "bij lottinge"een drietal akkers toegewezen en hun
drie halfbroers en hun halfzuster een zestal akkers. De levende have
betrof negen koeien en drie merries. Bij de inboedel worden vermeld twee
testamenten met een psalmboek en een psalmboek.
Het op 27 maart 1678 gehouden boelgoed bracht ruim 538 cg
(=Carolusgulden) op. Daarbij kwam een verschot op de behuizing van 750
cg, waartegenover, aan uitschulden 220 cg.
Op 24 mei 1678 volgt de boedelscheiding. De weduwe krijgt de levende
have, huismansgereedschappen, meubilair enz. toegewezen, maar moet aan
elk van de zes kinderen op 1 mei 1679 ruim 200 cg betalen en aan haar
eigen vier kinderen daarenboven ieder ruim 15 carg. In marge van de akte
staan de kwijtingen van Jacob en Sierk Harmens d.d. 12 mei 1679.
Op 9 december 1680 blijkt Aeffke Lijuwes, weduwe Harmen Jacobs, opnieuw
getrouwd te zijn met Pijter Harrijts Bennema. Ook met deze man woont zij
op Boickema te Kollum(FR). Haar netto-inbreng is 1905 cg 18 st en 6 p,
die van de man 189 cg en 5 st. De stiefzoon Sierk Harmens is voormomber
over haar vier kinderen bij Harmen Jacobs. Het echtpaar zal deze kinderen
uit de profijten van haar bezit alimenteren en onderhouden; de kinderen
krijgen drank, kleding en "redinge" en zullen leren lezen en schrijven,
wek en werkwijze leren, totdat zij 14 jaar zullen zijn.
(1) Hij is getrouwd met Aeff Siercks.
Zij zijn getrouwd
Kind(eren):
(2) Hij is getrouwd met Aeffcke Lijuwes.
Zij zijn getrouwd
Kind(eren):
RFN 11873
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.