West-Europese adel » Berend van Reede (1365-????)

Persönliche Daten Berend van Reede 


Familie von Berend van Reede

Er hat eine Beziehung mit Living.


Kind(er):



Notizen bei Berend van Reede

In het jaar 1407 komen in de archieven voor: Hendrick van Reede Berendzoon en zijn vrouwe A. ten Thije. Deze kopen in het jaar 1452 het Huis Brandlecht in het Bentheimse en Leen van Bentheim van de gebroeders Johan en Coenraad von Brandlecht. Het Huis Brandlecht bleef in dat
eslacht tot het jaar 1715, toen de manstam Van Reede uitstierf. Henrick van Reede tot Saesfelt (waarschijnlijk dezelfde als de net genoemde) komt vervolgens in het jaar 1432 voor in het ‘liber monasterii Albergensis met Johanna sijn echte wijff en als vroeger in huwelijk gehad hebbend eene Ida… Iden der god ghenade’. Hij verkrijgt een nieuwe belening van Saesvelt en toebehoren door de bisschop op 20 oktober 1457.
Zijn oudste zoon Goert of Godard van Reede tot Saesfelt en Brandlicht, gehuwd met Jutta van Rutenberg, is met de hof beleend op 31 augustus 1474. Hij is enige jaren drost van Twente geweest en overleed voor het jaar 1501, juist voor het noodlottige tijdvak van de invallen en plundertochten van Karel van Egmond, hertog van Gelder. In zijn ‘Chronicon’ vertelt de prior van het klooster te Albergen, Johannnes van Lochem, hoe de Gelderse troepen (in 1504 of 1510) het ‘domum zacelle (saasfelt) ofte domum in sacele’ gingen versterken. Hoe van heinde en ver boeren uit Twente (nostre huius twenthie miseri ruricoli) geprest werden om grachten te helpen graven en wallen te maken, terwijl de troepen zich onledig hielden met brandschatten en schattingen opleggen. Tot ‘praefectus in Zacele’ was door de hertog toen aangesteld Joachim van Wijhe, die onverbiddelijk de opgelegde schatting liet innen. Te midden van deze ellende leefde nog hoogbejaard op het Huis Saasfeld Jutta de Reede, geëerd als goede burchtvrouw en beheerder van de goederen. Zo het geluk niet tegenliep, zou ze volgens de prior, haar zoon Adriaan een rijk goed zou achterlaten.
Toen de Gelderse hertog het Huis, haar Huis, begon te versterken, moest zij velerlei onrecht van die kant verdragen. Met mannenmoed trotseerde zij, ‘mulier virilis animi’, alle bedreigingen zonder uit haar Huis te willen wijken. Totdat op zekere nacht brand in het Huis ontstond en zij ternauwernood gered kon worden. Zeer tegen haar wil verliet zij Saasfelt en woonde, beroofd van al haar goederen, de rest van haar dagen te Deventer. Op ‘Petridach 1528’ overleed Jutta van Reede en werd in het klooster te Hunnepe bijgezet. Zij was, aldus de prior, ‘semper amica nostra’ en legateerde aan het klooster van Albergen tien philipsdaalder, ‘plura legasset, ni temeporis id praepedisset malicia’. Haar zoon Adriaan van Reede tot Saasfelt en Brandlecht is in het jaar 1514 gehuwd met Lucia van Goor. Deze stichten er een nieuw Huis of vernieuwden het grotendeels.
De vaak fout gelezen steen boven de voorpoort, waarin het stichtingsjaar is vermeld, merkten ook Andries Schoemaker en zijn vrienden op. Zij schreven over deze steen:
n den ingang, die over een slechte houten brug was stond op de voorpoort te lezen: Int jaar ons heren duysent vijf honderd en veertien, doen lijdt men van mij den eersten stien, door Adriaan van Reede en sijne huysvrouw is dit geschien. Adriaan was door de bisschop van Utrecht op 30 december 1518 aangesteld tot castelein op diens Huis te Lage en was rentmeester van Twente en Diepenheim. Hij heeft met de graaf Van Bentheim een ruzie over zijn goederen te Brandlecht, die door de bisschop en de drie steden op 5 februari 1520 wordt bijgelegd. Uit de moeilijkheden blijkt dat hij zich niet zonder bedenking als onderdaan van de bisschop kon gedragen.
In het jaar 1521 komt Adriaan van Reede voor onder de edelen, die zich tegen de Utrechtse bisschop gekeerd hadden en zich onder bescherming gesteld hadden van de hertog van Gelre. Daarom werd hij op 10 juli 1521 gevangen genomen en twee jaren in gevangenschap gehouden, tot hij opnieuw Saasfelt als Leen van het Sticht terug ontving. In zijn gedwongen afwezigheid gebeurde het, dat omstreeks Pinksteren van het jaar 1523 enige soldaten van de bezetting van Lage verscheidene varkens wederrechterlijk aan een Munsterse en een Zwolse koopman hadden onttrokken. Datgene was aanleiding dat de Gelderse troepen het Huis te Lage, dat toen bewoond werd door Adriaans vrouw als castelleijne, blokkeerden en met ‘geschot daer sterkelick voir geschoten, alsoe datted de acht knechten, die dairop waren gebleven (de andere landsknechten waren met een list verwijderd) nijett langer konden holden en Adriaens van Reedes huysfrou ende de acht knechten hebben t opgegeven. Item als de gelresschen dat huys to lage hadden ingenomen hebben sy corrts dairnae wederom het huys tot Saetzell utgebrannt ende den graven (gracht) ingeworpen ende vernyelt. Jonker Adriaan van Reede is in het jaar 1537 richter in de marke Hasselo, waar hij goedsheer was. Hij overleed op 8 oktober 1541 en werd bijgezet in de Plechelmus te Oldenzaal. Daar bevond zich de grafkelder van Saasfelt naast die van de andere adellijke geslachten. Lucia van Goor stierf omstreeks het jaar 1570 en werd daar ook begraven. Hun kinderen worden genoemd: Godert, geboren op 8 september 1516, Johan, Frederik, Bitter, Henrick en Agnes. Adriaans testament van 1 oktober 1541 houdt in dat zijn weduwe zou hebben ’den levenslangen tucht van dat huys Zatselloe, so dat staet met zilver, gout, kleinodiën, visscherijen, have en beesten’ tevens alle Leengoederen. Zullen een en ander vervallen wanneer zij hertrouwde, in welk laatste geval zij alleen haar ‘duwar’ of lijftucht overeenkomstig de
uwelijksvoorwaarden zou behouden. Uit een magenscheiding van 9 januari 1545, in overeenstemming met dit testament opgemaakt, blijkt dat aan Goerdt van Reede, als oudste toegekend wordt het Huis Saesvelt, aan Johan het Huis Brandlecht, aan Frederik het Huis te Langen en tevens het rentambt van Twente en Diepenheim, aan Bitter het ‘Huys den blijnden houderen’, aan Henrick de Pothof te Hardenberg. Ook bepaalde dit testament:
Item wes ick mijnen bastert kynderen gegeven hebbe, dat hebbe ick mynen huysfrouwe bevallen dat sij hun sall utrichten en de betalen.
Met Godert van Reede treedt een machtig heer op als erfgenaam van de Saasfeldse goederen. Al dadelijk wordt hij, op 31 december 1541, aangesteld als castelein op het kasteel te Lage. De inkomsten van het kasteel te Lage, naast die van het rentambt Twente, waren aan hem verpand voor een lening van vijfendertighonderd keurvorstelijke rijnse guldens. Door zijn huwelijk in januari 1544 met Geertruijd van Nyenrode, de rijke erfdochter van Zuylensteijn en Leersum in het Utrechtse, wordt hij een der aanzienlijkste edelen van het Sticht en de stamvader van een rijk en invloedrijk geslacht.
Op 14 juni 1545 volgt zijn belening met ‘de hof toe Saasfeld en dat guet toe Coehorst’. Op 23 oktober 1555 wordt hij door de keizer benoemd tot hoofd schout van Utrecht. In het jaar 1557 koopt hij de oude ridderhofstad Amerongen in die provincie, waarmee hij in dat zelfde jaar beleend werd. Het kasteel is een van de mooiste Nederlandse lustverblijven dat tot het jaar 1879 in zijn geslacht is gebleven. Zijn leven speelde zich uitsluitend in Utrecht en Holland af.
In zijn afwezigheid had zijn jongere broer, Henrick van Reede, zich in het jaar 1580 eenvoudig op zijn broers goed genesteld. Hij noemde zich ‘Herr zu Saesfeld und Brandlecht, pandherr zur Gronau und Singraven’ en was gehuwd met Elisabeth gravin von U. zu Mansfeld. Noch op diens aandringen, noch op dat van de graaf Van Rennebergcht, wenste Henrick het Huis te ontruimen. Heer Godert roept daarop de tussenkomst in van Ridderschap en Steden, die een ernstige aanmaning naar de usupator (die zich onrechtmatig iets toeeigent) sturen na resolutie van 18 maart 1580. Zij houden hem voor dat volgens zijn eigen zeggen, ‘het innemen des Huyses to Saesfelt in oirs broeders affwesen alleen geschied is om ’t selve voir Inval der Ruiteren te beschutten’ maar dat hij, nu er ‘geen perickel te verwachten is, by pene (poene) van Duysent golden guldens tot behoeff van zijne majesteit to verbuiren, dat Huys sonder wydder vertooch te ruymen’ heeft. Op 11 mei 1580 geeft Goessen van Raesfelt, drost van Twente, vanuit Oldenzaal aan
idderschap en Steden te kennen, dat hij in hun opdracht ten behoeve van Godert van Reede, heer te Amerongen, het slot Saesfelt de dag tevoren ‘onbeschediget und ongemolestiert’ heeft veroverd. Het Huis werd daarop door de graaf Van Hohenlo met een bezetting van acht man voorzien, opdat het niet door Spanjaarden weer zou bezet worden. Op gevorderde leeftijd werd heer Godard nog aangewezen, om deel uit te maken van het statige gezantschap, dat de soevereiniteit der Nederlanden ging aanbieden aan de Franse koning. Maar deze gewichtige opdracht kon hij niet tot een einde brengen. Hij werd onderweg in Den Briel ziek en overleed op 19 april 1585. Maar de heer Godard had tevoren al zijn maatregelen genomen, dat: die Spur von seinen Erdentagen nicht in Aeonen untergehen zou. Hij had in sijn leven bij eenen Mr. Jacob Colijn doen houwen in steene syn tombe ende ligchaem, verheven van der erden, met syne quartieren verchiert, alsof hij een banderheer ware geweest, om te Amerongen in de kerck gestelt te worden. Zijn graftombe in de kerk van Amerongen was in de loop der tijden geheel vernield, totdat in het jaar 1907 de beide beelden van het echtpaar, weliswaar geschonden maar toch nog erg belangrijk, op kosten van de Staten van Utrecht, naast elkaar geplaatst op een brede zerk, in ere hersteld zijn.
Op het Huis te Amerongen wordt de portretgalerij van de bezitters van die ridderhofstad geopend met het portret van Godard. Zijn karakteristieke kop is ook te zien op de hoogst zeldzame zilveren penningplaat die ter zijner eer geslagen is, met het omschrift: ‘Heer Goerdt van Reede Ridr. Heer tot Zaesfelt. AET XXXVlll. 1556.’ Van zijn elf kinderen erft Adriaan van Reede, grootmeester van de prins-bisschop van Luik, de havezathe Saasfeld, waarmee hij op 2 december 1603 bij procuratie beleend wordt. Hij overlijdt voor het jaar 1612, waarna het landgoed vererft op zijn zoon: Godert of Gerhard van Reede tot Herne en Saasfeld, die derhalve in het jaar 1612 naar de landdag afgevaardigd werd. Deze was getrouwd met Maria van Wijhe. Het schijnt dat dit echtpaar weinig of nooit in Huis Saasfeld woonde. Saasfeld was intussen, nadat men in mei 1588 geweigerd had er Spaans garnizoen te ontvangen, op 3 september 1593, door graaf Frederik van den Berg met zijn Spaanse troepen ingenomen. Jonker Godert en zijn vrouw woonden sinds het jaar 1621 op hun Huis Herne in Gelderland, waar hij overleed op 5 juli 1654.
Met zijn zoon Joan Joachim of Joachim Adriaan komt Huis Saasfeld, na belening van 30 september 1659, in het zevende geslacht Van Reede. Deze tak is echter niet geadmitteerd tot de landdag omdat ze rooms-katholiek is.
23 In het jaar 1663 was hij gehuwd met A.J. baronesse Von Spies. Zij overlijdt in het jaar 1694 en werd in de kerk te Oldenzaal bijgezet. Hij verkrijgt op 25 september 1665 voor Saasfeld en toebehoren sauvegarde van Bernhard von Galen, welke brief door de bisschop ‘beij Enschede’ ondertekend, inhoudt: Dass keiner genöthiget werde haus und hof zu verlassen und das ehlend zubawen und unss dan Joachim Adrian von Reede herr zu Saesfelt unterthenigen und demuthigen fleisses gebethen Ihme fur jetzgemelt sein Haus Salvagarde und befreyhung zu ertheilen, so haben wir desselben bith in gnaden erhört und obgemeltes hauss wie auch vorgemeltes Von Reede haab (have) und Güter in unserem Schutz und beschirmung aangenommen.
Joachim is overleden op 11 januari 1687, opgevolgd door zijn zoon: Gerhard Adriaan van Reede tot Saasfeld. Hij was omstreeks het jaar 1680 getrouwd
met Anna Margaretha droste zu Visschering. Op 11 januari 1687 wordt hij
op Huis Stoevelaar vanwege de prins met Saasfeld en toebehoren beleend.
Uit dit huwelijk waren vijf kinderen maar hij hertrouwt in het jaar 1690 met
Elisabeth van Rechteren. Hij overlijdt op 10 juli 1717. Bij testament vestigt
hij op al zijn goederen fideicommis (erfstelling waarbij de vererving in meer
dan een generatie wordt vastgelegd, erfstelling over de hand) en vermaakt ze
aan zijn zoon Gooswijn van Reede tot Saasfeld. Deze sterft als laatste
mannelijke oir (nageslacht in rechte lijn) omstreeks april 1721. Daarom
wordt in dat jaar zijn zuster Anna Agnes van Reede met Saasfeld beleend. Zij
is op 2 mei 1719 gehuwd met Adolf Otto Jodocus van Hövell, Heer van
Ravenshorst (geboren 1690, overleden januari 1739).
In het jaar 1735 bezoekt Schoemaker het Huis, hij tekent in zijn reisverhaal
de wapens van Saasfeld en van Van Reede, en zegt dan, als hij tot de
bouwvallige houten brug voor de voorpoort is genaderd:
Het huys is met een heerlyk geboompte omsingelt, van binnen met een vyver
omtrocken; de hof heeft een voorpoort, getimmert op sijn ouderwets en met
rode pannen bedekt, van binnen is het met aardige nissen en bogen, doch het
is nu vrij vervallen; int midden staat een torentje; de tegenwoordige eigenaar
is een roomsgesinde, daarom woont hij ook int graafschap benthem.
‘Vrij vervallen en onbewoond, woonplaats van uilen en vogelen’ (Geerdink)
verkopen Anna Agnes en haar man, na verkregen autorisatie van
Ridderschap en Steden, de havezathe met alle bijbehorende landerijen voor
honderdvijfduizend gulden aan: Maximiliaan Heydenreich droste zu
Visschering. Deze krijgt van de provincie de belening op 10 april 1753. De
24
nieuwe eigenaar verbindt bij hypotheekacte van 22 oktober 1743 de
havezathe met toebehoren aan Derck van der Wijck tot de Stoevelaar, tot
zekerheid van een geleend kapitaal ter grootte van veertigduizend gulden. Hij
noch een van zijn nakomelingen bewoonde ooit het Huis, pleegden geen
onderhoud en deden het landgoed door rentmeesters administreren. Als
rentmeester fungeerde omstreeks het jaar 1775 Herman Ignatius
Trippelvoet, opgevolgd door rentmeesters uit de familie Lamberts te
Weerselo. Het landgoed bleef bezit van het grafelijk geslacht Zu Visschering,
waarvan graaf Clemens slot Darfeld bewoont. In juli 1901 werd de hele
bezitting door deze overgedragen aan zijn oudste zoon Maximiliaan graaf
Darfeld zu Visschering voor een bedrag van
driehonderdnegenentwintigduizend gulden. In een belasting beschrijving van
het jaar 1806 zegt de rentmeester van het Huis:
Huis Saasfeld verhuurd aan Jan Hammink, betaalt van Huis, wallen en hof
jaarlijks sedert 20 jaar aan huur 35 gulden. Dit is een oud vervallen huis en
zijn sedert 10 tot 12 jaar wel 200 gulden jaars aan onkosten van het leyendak
geimpendeert. Gerrit In de Poort mede binnen de Grachten betaalt van den
Bongert en lange gaarden en schuur sedert wal 20 jaar 20 gld.; dan staat het
Rooms Catholiek Kerkhuys op de plaats binnen de grachten, aan de gemeente
is vergunt om dienst te doen soo lang t den Heer van Saasfeld goedvindt
waarvan niet betaald wordt.
Al in het jaar 1750 woonden de pastoors geregeld in de ruime vertrekken van
de voorpoort, terwijl de diensten door hen in de ridderzaal van het
leegstaande Huis werden verricht. Sinds het midden van de achttiende eeuw
onbewoond gebleven, werd de burcht meer en meer overgelaten aan het spel
van weer en wind, terwijl de hoge ronde en vierkante torens woonplaatsen
werden van uilen en ontelbare andere vogels. Bij het toenemend verval van
de burcht werd deze tenslotte in het jaar 1817 tot op de fundamenten
afgebroken. De voorpoort bleef tot het jaar 1821 gespaard en deed dienst als
pastoorswoning. Van een deel van de stenen werd de rooms-katholieke kerk
te Reutum gebouwd. Nu staat op de eigen plaats de parochiekerk met
pastorie van Saasveld, waarvan de bouw voor een deel bekostigd werd uit de
opbrengst van de in het jaar 1850 opgegraven fundamenten. Die hebben
ongeveer duizend gulden opgeleverd.
In het Huisarchief van Saasfeld (Darfeld) is een plattegrond. Daarmee komt
de beschrijving in de Overijsselse Almanak van het jaar 1841 vrijwel overeen:
Het gebouw was met een dubbele gracht omgeven, waarover een of meer
25
ophaalbruggen den toegang tot den Voorpoort verschaften. Deze was van
bijzondere sterkte en met wachthuizen voorzien. Achter deze Poort kwam men
op een klein vierkant plein met bentheimer steen bevloerd en rondom bezet
zoowel door het Hoofdgebouw tegenover de Poort, als door deszelfs
zijvleugels. Het front van het Hoofdgebouw en der poort waren tegen het
Zuiden gekeerd. In een hoek tusschen het Hoofdgebouw en den Zijvleugel en
wel ten Zuidoosten verhief zich een Toren van zeventig trappen hoog die echter
in den laatsten tijd zeer vervallen was en het aanzien had, dat hij weleer
hooger geweest was. De buitenmuren hadden de verbazende dikte van vijf
steenen en waren hier en daar van schietgaten voorzien. In deze muren
vertoonden zich voorts de kleine glasramen naar den oud-gothieken smaak en
van buiten geheel met ijzeren staven bezet. De vensterbanken hadden zulk
eene diepte, dat eene vrouw met haar spinnewiel en stoel zich gemakkelijk in
dezelve plaatsen en daar onbelemmerd haar werk konde verrigten. Overigen
was het Kasteel van binnen op dezelfde wijze ingericht als zulks met de
overige gebouwen van dien aard en van dien tijd en waren de vertrekken,
behalve de dus genoemde groote Ridderzaal, alle niet zeer groot. Een
verbazend groot gewelfde Kelder strekte zich onder het geheele Huis uit.
Eindelijk was het geheele gebouw van een moeras omgeven en alzoo voor den
vijand moeilijk te genaken.
Genoemde plattegrond wordt nog verduidelijkt door deze verklaring:
A Koepeltoren;
B salet;
C grote Saal;
D gele kamer;
E ?;
F Toren;
G zware fondamenten met keldertrappen, hiervan geen
opstand gekend;
H ?;
I Poortkamers;
K hiervan geen opstand gekend;
L ?;
M Poort geweest met Klok er boven;
N hoge Muren om de plaats;
O Welwaterput.
Het gehele gebouw was kelderhol en van twee verdiepings.
26
Slechts een enkel meubelstuk uit het oude Huis is overgebleven. Het
schilderij van ‘Odomarus, Koninck der Francken’, dat in het gemeentehuis
van Ootmarsum bewaard wordt, sierde eens de ridderzaal. Uit het Huis is
een gotische eikenhouten kast met twee fraai gebeeldhouwde deuren
afkomstig, met een voorstelling van het christelijk huwelijk: op de ene deur
een echtpaar in biddende houding, op de andere de strijd van Sint Joris met
de draak. Deze beide deuren, die door dominee Stork uit Weerselo
ingezonden werden voor een tentoonstelling te Zwolle in het jaar 1882,
werden daar helaas aan een Oostenrijkse handelaar verkocht. Het
merkwaardigste restant is echter een eikenhouten paneel, waarop in
hoogreliëf een voorstelling van een met een narrenkop bedekt hoofd met
uitgestoken tong. Het raadselachtig omschrift luidt: ‘Die hir wil innegaen late
de geck achterdoers’. Het paneel is in het jaar 1911 in bezit van graaf
Bentinck en wordt bewaard op Huis Middachten.
Huis Saasfeld bezat een Leenkamer: ‘De Provinciale afterleenen’ resorteerden
onder de Saesfelder Leenkamer, bestaan in de volgende stukken:
- het halve erve Elcking of Castelain onder Markelo met eene halve whare
in het Markelerbroek;
- het halve Vreebroek;
- het erve Groot Vorckering onder Kedingen;
- het Huys Brandlecht in Rijssen;
- het Groote en Kleine Breedlaar oftte Breteler bij Haaksbergen;
- het erve Benning onder Delden;
- de tienden over: Boeckeringh, over Koendering en Schuyrinck in de
buyrtschap Hengevelde, over Spelminck en Roelvynck onder Markelo;
- een halfscheyd van het erve Groote Plegt onder Markelo;
- dat goed tho Coohorst;
- de Molen in Rijssen;
- dat goed de Kemenade;
- dat goed Nijehuis thoe Gamminckloe;
- de Noppenberch in kerspel Oldenzaal;
- het Roelvinck tho Lonnicker.
Uit het leenboek van Huis Saasfeld blijkt, dat van oudsher direct onder
Saasfeld behoorden:
- de erven Volmering;
- het Kogenschot bij Saasfeld;
27
- het Frankenhuis;
- het Johanninck;
- het Bennerinck in Leemselo;
- de molen te Saasveld;
- enige tienden hier en daar verspreid.
Op folio twee van dit leenboek staat verder:
Deese vier naebescrevene Leenen worden then Leen geholden van de besitters
ende heeren des Huis tho Saesfelt als eenigh Leenheer daer van synde sonder
die van eenigen oeverleenheer to ontfangen ofte holden dan alleene van Godt
Almechtlich:
- de tyenden over Kockinck to Beckele in Sticht van Munster;
- Luttike Grevinck;
- Werninck;
- de thyenden over Vegerink tho Lonnicker.
De inkomsten, voortvloeiende uit de pachten en tienden van de Leenkamer,
uit de rechten van jacht en visserij is een stuk in het Leenboek van het jaar
1734 opgeteld tot een totaal van vierduizendvierhonderdeenenzestig gulden
en werden in het jaar 1776 gewaardeerd op drieduizendvierhonderd gulden.
De kapitaalswaarde van de gehele havezathe werd in dat jaar op
honderddrieendertigduizendtweehonderddrieenveertig gulden getaxeerd. Het
aantal van de onder Huis Saasfeld behorende boerenerven was in die tijd
drieëndertig, de meiers die erop woonden waren tot het volgende verplicht:
Zij moeten die paerden hebben voor hand- en spandiensten; die kleine
handdiensten to verrigten so oft als dieselve daertoe verboedet (opgeroepen)
worden als tot cultiveering der Hovesaets Landerijen; korn en granen to
fahren, to graven, weyden, dorsgen, wasgen ofte andersto requireert; dieselve
moeten oock op veere Reijsen als van Deventer en Zwolle dienen, mits dat de
diensten dagelixs met kost en dranck moeten versien worden; een jeder Boer
moet oock alle jaer 1 pond vlas, hetwelcke van t Huys Saasfelt gelevert wordt
tot gaeren spinnen; deze en andersints gemelde dienste op gelde gereeckent
worden aengeslaegen te samen op 660 gld.; de jaerlykse erfwinningen en
versterven worden aangeslaegen en geset op 100 gulden.
http://hethistorischportaal.nl/wp-content/uploads/Heerlijk-Twente.pdf

Haben Sie Ergänzungen, Korrekturen oder Fragen im Zusammenhang mit Berend van Reede?
Der Autor dieser Publikation würde gerne von Ihnen hören!


Zeitbalken Berend van Reede

  Diese Funktionalität ist Browsern mit aktivierten Javascript vorbehalten.
Klicken Sie auf den Namen für weitere Informationen. Verwendete Symbole: grootouders Großeltern   ouders Eltern   broers-zussen Geschwister   kinderen Kinder

Vorfahren (und Nachkommen) von Berend van Reede


Mit der Schnellsuche können Sie nach Name, Vorname gefolgt von Nachname suchen. Sie geben ein paar Buchstaben (mindestens 3) ein und schon erscheint eine Liste mit Personennamen in dieser Publikation. Je mehr Buchstaben Sie eingeben, desto genauer sind die Resultate. Klicken Sie auf den Namen einer Person, um zur Seite dieser Person zu gelangen.

  • Kleine oder grosse Zeichen sind egal.
  • Wenn Sie sich bezüglich des Vornamens oder der genauen Schreibweise nicht sicher sind, können Sie ein Sternchen (*) verwenden. Beispiel: „*ornelis de b*r“ findet sowohl „cornelis de boer“ als auch „kornelis de buur“.
  • Es ist nicht möglich, nichtalphabetische Zeichen einzugeben, also auch keine diakritischen Zeichen wie ö und é.

Die angezeigten Daten haben keine Quellen.

Über den Familiennamen Van Reede

  • Zeigen Sie die Informationen an, über die Genealogie Online verfügt über den Nachnamen Van Reede.
  • Überprüfen Sie die Informationen, die Open Archives hat über Van Reede.
  • Überprüfen Sie im Register Wie (onder)zoekt wie?, wer den Familiennamen Van Reede (unter)sucht.

Die West-Europese adel-Veröffentlichung wurde von erstellt.nimm Kontakt auf
Geben Sie beim Kopieren von Daten aus diesem Stammbaum bitte die Herkunft an:
Pieter, "West-Europese adel", Datenbank, Genealogie Online (https://www.genealogieonline.nl/west-europese-adel/I168399.php : abgerufen 25. Mai 2024), "Berend van Reede (1365-????)".