Er ist verheiratet mit Constance Huijgens.
Sie haben geheiratet am 16. Januar 1633 in 's Gravenhage, er war 44 Jahre alt.
Kind(er):
Wilhem, (David Le Leu de) verdient, om meer dan ééne reden, eene plaats op de lijst der doorluchtige Mannen van de Zeventiende Eeuwe. Hij was afkomstig uit een Geslagt, 't welk, zints het Jaar 1056, onder den Adelstand van Artois, een aanzienlijken rang bekleedde. Zijn Vader was George Le Leu de Wilhem. In den aanvang der Beroerten, ter zaake van den Godsdienst, week hij uit Doornik, nevens zijne vijf broeders, om dat zij hunne Moeder, naar de wijze der Onroomschen, hadden begraaven. Een dier broederen, Jakob genaamd, nam de wijk na Londen. Uit een tweede huwelijk, met Maria Huyts, verwekte hij, onder andere, Michiel Le Leu de Wilhem, naderhand Schepen van 's Graavenhage, gehuwd aan Anna Van Rechteren, welke eene Zuster hadt, gehuwd aan Dudley Carleton, Gezant van Jacobus Den II, Koning van Engeland, bij de Algemeene Staaten. De Moeder van onzen David was Gilliette Van OPALSENS. Ten tijde van den berugten Parijschen Moord bevondt deeze zich te Parijs, en ontkwam, op eene zonderlinge wijze, in de handen der Moordenaaren, gelijk haar Man, desgelijks, die zich, ten deezen tijde, te Rouen onthieldt.
Uit deeze Ouderen wierdt David Le Leu de Wilhem gebooren te Hamburg, op den vijftienden Maij des Jaars 1588. Al vroeg schijnt hem zijn Vader door den dood te zijn ontvallen. Althans vinden wij, in het beloop zijner Opvoedinge, alleen zijne Moeder vermeld. Deeze, welke vermeld wordt aIs zeer godvrugtig, en bezield met grooten ijver voor den Hervormden Godsdienst, zondt haaren Zoon, op den ouderdom van tien jaaren, na Staden, en vervolgens na Hanau. Twintig jaaren hadt onze Jongeling bereikt, wanneer zijne Moeder hem verzelde na het Hoogeschool te Franeker. Hier vertoefde hlj drie jaaren, en vertrok, vervolgens, na Leiden. Merkelijke vorderingen maakte hij, op beide plaatsen, in de Wijsbegeerte, Regtgeleerdbeid , Oostersche taalen en andere weetenschappen. Aldus toegerust reisde De Wilhem na Frankrijk, en onthieldt zich, eenigen tijd, aan 't Hoogeschool ie Saumur. In den Jaare 1613 ontmoeten wij hem te Thouars, ten huize van den geleerden Andreas Rivetus, die eene zonderlinge hoogagting voor hem op vatte, zo om zijne persoonlijke hoedanigheden, als om zijne uitsteekende vorderingen in de Godgeleerde Weetenschappen. Om zijne bedrevenheid in de Oostersche taalen tot hooger volkomenheid te brengen, ondernam De Wilhem eene reize na de Levant. En de Jaaren 1617, 1618 en 1619 ontmoeten wij hem te Cairo, Jeruzalem, Alexandrie en andere Steden en Oorden. Op deeze reize hieldt hij, onder andere, eene gemeenzaame verkeering met den vermaarden Grieksche Patriarch Cyrillus Lucaris, met welken hij, zedert, verscheiden brieven heeft gewisseld.
Naa zijne wederkomst uit het Oosten, onthieldt zich De Wilhem, eenigen tijd, te Amsterdam. Doch zijne zucht tot eene grondige kennis van de Oostersche taalen, en het genoegen, welk hij in zijn verblijf in de Levant hadt gevonden, deeden hem tot eene tweede reize derwaarts besluiten; Hij ondernam dezelve in den Jaare 1625. Thans ommoettte hij den geleerden Jacobus Golius, en sloot met denzelven eene vertrouwelijke vriendschap. Behalven eene menigte zeldzaamheden, welke De Wilhem, op deeze reize, verzamelde, volmaakte hij verder zijne taalkennis. Vlug en vaardig leerde hij hier door spreeken, de meeste taalen, in Europa en Asia in gebruik.
Omtrent het Jaar 1631 in Holland zijnde terug gekeerd, wierdt hij bekend bij den Stadhouder Prins Frederik Hendrik, die hem zitting deedt neemen in zijnen Raad; waarbij, vervolgens, nog kwam de post van lid van den Raad van Brabant, en naderhand de waardigheid van Superintendent dier Provincie. Onder dit alles tradt De Wilhem in 't huwelijk, met Constantia Huygens, Zuster van den vermaarden Constantinus HUYGENS, Heere van Zuijlichem. Onder het waarneemen van zijne ampten, verzaakte hij de Geleerdheid niet. Zijne Boekerij bevatte eenen schat, onder andere, van de zeldzaamste Arabische, Persische, Ghaldeeuwsche en andere Handschriften. Aan het Leidensche Hoogeschool deedt hij een geschenk van Mummien en andere zeldzaamheden, welke hij op zijne reizen hadt verzameld. Hij overleedt aan den Steen, op den zevenentwintigsten Januarij des Jaars 1658, in den ouderdom van bijkans zeventig jaaren. Zijne Weduwe overleefde hem tot op den eersten December des Jaare 1667. Hij liet vier kinderen na, drie Dogters en eenen Zoon, Maurits genaamd: een man van geleerdheid, en zeer bereisd in de Zuidlijke en Noordlijke landen van Europa. Hij was Deken van den Raad en den Leenhove van Brabant. Een van des Heeren De Wilhems broeders, Paulus genaamd, die zich te Amsterdam hadt gevestigd, was Vader van David De Wilhem, in den Jaare 1672, en vervolgens verscheiden maalen Schepen der gemelde Stad, en Ontvanger der Gemeene Lands Middelen. Een andere David De Wilhem, als mede Bernhardus de Wilhem, welke wij op de Regeeringsiijsten der genoemde Stad, op de Jaaren 1733 en 1739. ontmoeten, zullen, waarschijnlijk, leden van dit Geslagt geweest zijn.
http://books.google.nl/books?pg=PA112&lpg=PA112&dq=Le+leu+de+wilhem&sig=iwnaJeW5kUtlnAypHw3IXGri6uM&ei=DRqAS9yPPMfc-Qa-vfW7Bw&ct=result&id=s44BAAAAYAAJ&ots=Jzxj9VYp-u#v=onepage&q=Le%20leu%20de%20wilhem&f=false
David le Leu de Wilhem | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
1633 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Constance Huijgens |
Die angezeigten Daten haben keine Quellen.