Leeftijd: 95
(1) Er ist verheiratet mit Tietje (hendriks) de Boer.
Referentienummer: MH:F500195
Sie haben geheiratet am 27. Mai 1911 in Wonseradeel, er war 23 Jahre alt.
Kind(er):
(2) Er ist verheiratet mit Zuster de Jong.
Referentienummer: MH:F500197
Sie haben geheiratet am 28. März 1926 in Wonseradeel, er war 38 Jahre alt.
Kind(er):
27-05-1911
Vader van de bruidegom
Jacob Tigchelaar
Moeder van de bruidegom
Jetske van der Kooi
Bruidegom
Hille Tigchelaar
leeftijd 23 jaar, geboren te Parrega
Bruid
Tietje de Boer
leeftijd 22 jaar, geboren te Hieslum
Vader van de bruid
Hendrik de Boer
Moeder van de bruid
Imkjen Politiek
28-04-1926
Vader van de bruidegom
Jacob Tigchelaar
Moeder van de bruidegom
Jetske van der Kooi
Bruidegom
Hille Tigchelaar
leeftijd 38 jaar, geboren te Parrega
Bruid
Zuster de Jong
leeftijd 34 jaar, geboren te Heeg
Vader van de bruid
Michiel de Jong
Moeder van de bruid
Dirkje Kieft
Referentienummer: MH:I500407
Hille kwam uit een gezin van 12 kinderen, armoe troef dus. Ging op z'n elfde werken in de workumermeer, miljoenen turfjes draaien op een veenderij. Kocht in 1927 een "bedoenninkje". "Minne jaren waren dat meneer, alleen maar schulden". Begonnen met 6 koeien en een stukje land van 3 hectare. Verloor in drie jaar tijd 6 koeien, een paard en 7 kalveren. Uit het Parool 9 september 1978, Hille was toen 91 jaar. Hille verhuisde in 1971 naar Workum, op de boerderij wonen nu de Feenstra's.
Visrijk water veranderde in polderland Drie meren te weten Parregaster-, Makkumer- en Workumermeer gaven een inkomen aan vissers en stonden bekend om de goede kwaliteit vis, die in deze meren werd gevangen. Paling om te zuigen en in de Parregaster meer was het de blei die geroemd werd. Toch werd besloten om de meren droog te malen en hiervoor landbouwgrond te scheppen. Op 15 augustus 1876 werd met droogmaking begonnen en ging de eerste spadede grond invoor het aanleggen van dijken. Op 25 juni 1878 werd het feit gevierd dat de drie meren droog lagen. De eerste jaren na de drooglegging waren geen succes voor het telen van producten, onkruid heerste alom en door de slechte afwatering wilden de gewassen niet rijpen. Gedeelten grond moesten zelfs braakworden gelegd om later pas weer in cultuur te worden gebracht. Een staaltje van Hollandse ondernemingsgeest wordt het droogmaken van de drie meren in Friesland genoemd. Hiervoor was een kapitaal nodig van fl.600.000,- en dit kapitaal werd verkregen door het uitgeven van aandelen. Het waren vooral Engelsen die zich van aandelen voorzagen, onder Nederlanders liep het plaatsen van aandelen minder goed. In Nederland was men meer geinteresseerd in aandelen van Peruanen en Turken, die veel interest opleverden. Toch werd de wens vervuld, het geld kwam er en wel vooral uit Engeland. Wel werd gemeld dat het een schande was dat zoveel kapitalisten in eigen land, het vertrouwen schonken aan vreemde naties en niet geld investeerden voor projecten als het droogmaken van de Makkumer-, Parregaster- en Workumermeer. Met fierheid wordt gewezen op de ondernemingsgeest van een aantal Nederlanders, vanwie enigen het denkbeeld opperden om de meren droog te leggen en anderen het idee overnamen en het uitvoerden. Dedrie meren hadden een gezamenlijke oppervlakte van 850 hectare water. Deze waterplassen waren door overstromingen ontstaan. Het water in de drie meren was overal zeer ondiep, de bodem over het algemeen zeer effen. De grond in de Workumer polder bestaatuit veen met een kleilaag bedekt en doortrokken; in andere meren bestond de grond uit zwarte vette klei, met lagen van een halve meter tot een meter dikte.Het sprak dus vanzelf, dat het Nederlandse hart, altijd tuk om het door het water veroverde grondgebied weer van water naar land te herscheppen. Maar hier stonden ook grote bezwaren tegenover, want Nederlanders beschouwen het water ook als hun element. Zo werd ook het water van de meren beschouwd als een bron van inkomsten, vooral de visserij gafbrood en deze werd dan ook druk beoefend. Paling gevangen in de Workumer meer was beroemd en gold als een speciale delikatesse. De blei uit het Parregaster meer, had eveneens een verfijnde smaak en vond gretig aftrek. In 1854 werden door de ministervan binnenlandse zaken de eerste stappen gezet om tot droogmaking van de drie meren te komen. Er werd een voorlopige concessie verleend. Workum kwam in het geweer en verzette zich tegen de droogmaking van de meren. Workum was van mening dat zijn meer niet gemist kon worden, vanwege vooral de palinghandel, welke vanuit Workum op Engeland werd gedreven.De staat kon hier begrip voor opbrengen. De jaren verliepen, wel werden onderzoekingen gedaan en rapporten opgesteld, maar beslist geen concrete stappenom tot daden over te gaan. De concessiehouders begonnen de moed te verliezen, het leek er op dat alles in de doofpot zou komen. Maar in1872 en 1873 namen drie mannen de zaak weer ter hand en deze zouden niet rusten voordat het doel was bereikt. Het waren de heren J. A. der Kloes, gemeente-architekt te Bolsward, C. Bouterse, aannemer en C. C. Ledeboer, notaris te Makkum. Na in overleg te zijn getreden met de vorige concessiehouders gelukte het in 1874 (november) de definitieve concessie te verkrijgen. Daarna werden de voorwaarden uitgewerkt, kanalen in kaart gebracht, die de scheepvaart en de afstroming ten dienste zouden staan. Op 15 augustus 1876 kon de eerste spade de grond ingaan en had het werk van de drooglegging een aanvang genomen. Op 25 juni 1878 werd de kroon op het werk gezet en kon men zeggen dat de drie meren droog lagen. Verkaveling en in landbouwgrond herscheppen was de volgende stap. Er werd begonnen met het droogleggen van de Workumer meer, eerst werd een kanaal gegraven ten noorden van het meer. Het kanaal kreeg een breedte van 15 meter en een diepte van 1.50 meter beneden zomerpeil. Dit ten behoeve van de tijdelijke scheepvaart over de andere meren naar de Workumer trekvaart. Het werk ondervond ook tegenslagen en wel door stormen op 30 en 31 juni 1877, stukken van dammen en dijken werden door de stormen beschadigd, maar hielden stand. Op 20 april werd met het leegpompen begonnen. Het betrof hier een oppervlakte van 200 hectare, waar tengevolge van de hoge waterstand gemiddeld een diepte van twee meter water, een inhoud dus van zo'n vier miljoen kub water. In een tijdsbestek van zeven weken haalden twee centrifugaalpompen, aangedreven door stoom, het water uit het meer. In de zomer van 1787, tegen het einde van het droogmalen, stormde het opnieuw, maar nu was de storm een voordeel, want daardoor werd de toch reeds vlakke meerbodem geheel geëgaliseerd. Op1 september werd met verkaveling begonnen en werd de polder in staat van bezaaiing opgeleverd. De polder werd ingezaaid met gras en koolzaad. Maar doordat er nog teveel zout in de grond zat leverdede bodem een slecht product. Het koolzaad pakte slecht en het was alleen het gras dat goed aansloeg. Toch was men niet ontevreden over de opbrengsten in het eerste jaar. Ten behoeve van de stad Workum werd in de pas drooggevallen grond een dijk aangelegd van 500 tot 600 meter lengte, die een ophoging vereiste van ongeveer drie meter. Dit werk werd op tijd opgeleverd en kon de boete vanf 100,- per dag, na de gesteldetermijn van oplevering, bespaard blijven. Gemeente Workum had namelijk dit bedrag geeist wanneer de opleveringsdatum overschreden zou worden. Daarbij hadde stad reeds fl. 4000,- gulden als schadevergoeding toebedeeld gekregen. 31 januari 1877: Hevige storm, schade aan dijken en dammen. Januari, februari, maart: Scheepvaart, turf- en veerschipers. April, mei, juni: ; Droogmaking. Juli, augustus: Verkaveling en bezaaiing. December en januari 1878: lange Jacht op hazen. De laatste palingen werden in de Workumer meer gevangen op juni 1877; het eerste kievitsei werd in juni 1878 in de drooggemalen polder gevonden. Later werden de twee centrifugaalpompen, die dienst hadden gedaanbij het droogmalen van de Workumer meer, ingezet bij het werk voor Makkumer en Parregaster meer. Landaanwinst was in de negentiende-eeuw in het algemeen niet het beslissende motief voor droogmaking. Naast de staat hebben zeker ook particulieren zich ingespannen voor het droogleggen van water om hierdoor land beschikbaar te krijgen.Het waren particulieren die zich inzetten voor het droogmalen van de drie meren in de omgeving van Workum. Het eerste gemaal dat bij Workum zorgde voor een goede waterbeheersing in de Workumer meer, kon niet het gewenste resultaat opleveren. In1902 werd dit stoomgemaal vervangen door een van grotere capaciteit. In de eerste jaren schijnen oogsten mislukt te zijn en liet men in volgende jaren stukken grond braak liggen. Oogsten vielen bitter tegen en de veldvruchten werden staande op het land verkocht. Uit gegevens blijkt dat totale oogsten in de Workumermeerpolder totaal mislukten. Dat oogsten mislukten werd geweten -aan de slechte waterbeheersing in het nieuwe land. Terreinen werden nu verpacht aan boeren en koemelkers, de grond werd intensief gebruikt. In de Workumermeerpolder werd tevens de vervening aangepakt. Daarmee werd begonnen in 1892 en het betrof vrijwel de gehele polder met uitzondering van enkele percelen waarop hakhout stond. In de periode 1886 tot 1900 werden een zestal boerderijen gesticht, maar tenminste twee hiervan zijn bij vergravingen weer afgebroken.
Hille (jacobs) 5.23. (J) Tigchelaar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1) 1911 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tietje (hendriks) de Boer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
(2) 1926 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zuster de Jong |
Die angezeigten Daten haben keine Quellen.