Er ist verheiratet mit Neeltje Olij.
Sie haben geheiratet am 14. März 1786 in Sint Pancras, Noord-Holland, Nederland, er war 32 Jahre alt.
Kind(er):
Petrus Johannes Schardam werd op 18 juni 1771 ingeschreven als student theologie aan de Universiteit, van Leiden.79 Als predikant werd hij op 25 jan. 1778 door zijn vader bevestigd te Sint Pancras. Dit was nadat hij op 7 jan. l778 voor de classis Alkmaar zijn peremptoir examen had afgelegd. Daarbij gaf hij "veele blijken van kundigheyt, zoo in linguis als in theologicis." Men liet hem dan ook zonder problemen tot de evangeliebediening toe. Als predikant was hij ook steeds afgevaardigde naar de vergaderingen van de classis Alkmaar. Bijzonder opvallen, positief danwel negatief, deed hij daar niet. Een enkele keer voerde hij het woord, zoals op 20 juli 1784, toen hij een voorstel deed met betrekking tot de drukfouten in het nieuwe wetboekje of reglement van de classis. Of in 1784 en 178580, toen hij gekozen werd als vertegenwoordiger van de classis Alkmaar naar de Provinciale Synode. Deze werd in 1784 gehouden in Amsterdam, het jaar daarop in Purmerend. Bij de synode van Purmerend werd hij gekozen tot scriba (secretaris). De betreffende vergadering werd te Purmerend gehouden op 25 en 26 okt. 1785.
We schrijven dan de jaren waarin de Patriotten van zich lieten horen. Zo ook in Purmerend. Een van de promintente Purmerenders was Simon Appel, die naast lid van de vroedschap aldaar, ook commandant was het "loffelijk Exercitie Genoodschap van Purmerende." Hij nodigde de leden van de Provinciale Synode uit een manoeuvre van dit genootschap bij te wonen. Ds. Schardam had dit alles bijzonder indrukwekkend gevonden en hij gaf in de vergadering van de classis Alkmaar van 4 jan. 1786 hoog op van de aan hem en zijn medebroeders betoonde eer. Betekent dit nu dat hij Patriotse synpathieën had? Misschien, maar zeker weten we dat natuurlijk niet.
Het was al met al geen reden hem binnen de classis minder te waarderen, want hij werd in de jaren daarna diverse malen gekozen in het bestuur. Zo was hij twee maal praeses (voorzitter), in l788 en 1791, één maal assessor (lid) in 1790, en vier maal scriba (secretaris), in 1790 en 1791. De verkiezing gold over het algemeen voor één vergadering. In de vergadering van 24 juli 1792 wordt voor het eerst melding gemaakt van een feit dat wellicht een voorbode was van zijn latere problemen. Hij werd tijdens die vergadering twee maal in de handelingen (notulen) genoemd. Allereerst werd hij gekozen tot secundus naar de Syrode van Enkhuizen. Als secundus zat je op de 'reservebank'. Als de gekozen eerste afgevaardigde (de zogenaamde 'primus') verhinderd was, dan moest je in diens plaats naar de vergadering toe. De andere vermelding betreft de preekbeurten die men verplicht was elders te verrichten.
Meestal waren dit vacaturebeurten, omdat er in de betreffende plaats geen eigen predikant was. Hij diende te preken in Eenigenburg, maar was "buyten staat" geweest dit te doen. Door welke reden? Het vervolg geeft daarover te denken ...
Het probleem waar Petrus Johannes Schardam mee te maken kreeg was alcohol. Dronkenschap was een niet weinig voorkomend verschijnsel, onder alle lagen van de bevolking. Je leest regelmatig van vechtpartijen onder arbeiders, maar even zoveel over burgemeesters die door dronkenschap regelmatig aanleiding tot ergernis geven. Maar ook predikanten. En Petrus Johannes Schardam was één van hen. Wat de oorzaak was? Dat blijft in het ongewisse. Een feit is dat tijdens de vergadering van de classis van 2 jan.1793 een deputatie uit Sint Pancras verzocht een beschuldiging tegen hun predikant te mogen indienen. Het waren Jan Klaasze Smit, de schout, en Dirk Claver, lidmaat van de Hervormde gemeente. Zij traden op namens de kerkeraad, de magistraat en enige leden van de Hervormde gemeente Sint Pancras. Zij verklaarden dat Schardam zich verschillende malen, en tot "groote ergernis der gemeente & aanstoot van anderen, in den drank zij te buiten gegaan." Zij verzochten de classis de zaak te willen behandelen. Daar Schardam aanwezig was, werd hem de mogelijkheid gegeven te reageren. Hij deed dit 'met schuldbelijdenis en onder beloften van beterschap." Misschien om die reden besloot de classis zich voorlopig niet met de zaak te bemoeien, maar de zaak terug te verwijzen naar de kerkeraad, "
met bijvoeging van eene vriendelijke bestraffing" aan Ds Schardam.
Hiermee eindigde de zaak niet, aangezien hij zich niet beterde. In de volgende vergadering, van 9 april 1793, werd een ingekomen brief van de Gecommitteerde Raden van West-Friesland en het Noorderkwartier besproken. Dit college had ingegrepen door Schardam als predikant te schorsen, vanwege zijn wangedrag tijdens de kerkdiensten. Tegelijkertijd was een klacht van de kerkeraad van Sint Pancras binnengekomcn, waaruit bleek dat hij zich weer aan dronkenschap had schuldig gemaakt, ondanks zijn beloften van verbetering. Tevens had hij geweigerd het archief over te dragen aan de kerkeraad, die daarom in verband met zijn schorsing had gevraagd. Wederom kwam de dringende vraag aan de classis om maatregelen te nemen. En weer werd meegedeeld dat de zaak tussen de kerkeraad en Schardam moest worden uitgesproken. Wel weigerde de classis aan Schardam de toegang tot de vergadering, waartegen hij bezwaar maakte, omdat hij niet kerkelijk geschorst was, maar alleen "politiecq", zodat er volgens hem geen bezwaar kon zijn indien hij de vergadering bijwoonde.
Tijdens de vergadering van 28 mei kwam hij op deze affaire terug, door middel van een brief, een zogenaamde "doleantie", waarin hij wederom uiteen zette dat hij niet door een kerkelijke instelling geschorst was, maar door de burgerlijke overheid, en dat zoiets dan niet kon leiden tot een weigering de vergadering bij te wonen. Hij illustreerde dit met diverse voorbeelden. Het mocht echter niet baten, de vergadering vond het alles niet genoeg om het eerder genomen besluit terug te trekken: hij mocht niet deelnemen. In dezelfde vergadering verscheen hij echter nog wel als "lijdend voorwerp'. Er was een besluit ingekomen van Gecommitteerde Raden om zijn schorsing op te heffen, maar alleen onder de voorwaarde dat dit gebruikt zou worden om een kerkeraadsvergadering bijeen te roepen, waarin hij dan vervolgens zijn ontslag zou nemen. Hiermee ging hij akkoord, met het verzoek om in elk geval het tractement te mogen houden zolang er nog geen opvolger benoemd was, én om honorair lid te mogen zijn van de classis. Hiermee ging de vergadering akkoord, met dien verstande dat de betaling van de predikanten die in deze periode in Sint Pancras zouden voorgaan, betaald zouden worden uit het tractement. Hij kreeg dus minder saiaris dan normaal. Verder werd hem een normale akte van demissie of ontslag verleend, om het chique te zeggen: hij verkreeg ontslag "salvo honore". Tot slot werd hem alle goeds toegewenst voor de toekomst.81
Die nieuwe toekomst scheen voor hem te komen toen hij op 19 april 1794 werd bevestigd als predikant te West-Terschelling.82 Een nieuw begin, maar met wederom een droevig slot! Reeds in okt. en dec, 1795 was hij door de kerkeraad aldaar berispt voor zijn dronkenschap. Hij werd driemaal gecensureerd, en toen dat op 21 mei 1797 nog niet geholpen bleek te hebben, omdat hij toen weer in beschonken staat op de preekstoel verscheen, was de maat voi. Hij werd door de classis van Enkhuizen, waar West-Terschelling toen onder ressorteerde, geheel ontheven van zijn funktie, met inhouding van zijn tractement. Om diverse redenen ging hij hiertegen in beroep. Het zou niet geheel waar zijn, hij zou van jan. tot en met mei 1797 zelfs geen drank in huis gehad hebben, de stukken betreffende de tegen hem ingebrachte klachten zouden hem niet getoond zijn, en bovendien zou de classis niet geheel aanwezig zijn geweest toen het besluit genomen was, waardoor het ongeldig was. Vandaar dat de zaak werd voorgelegd aan de Particuliere Synode van Noord-Holland, die hierover in de vergaderingvan 1797 beraadslaagde.
Uit het uitgebrachte rapport bleek dat zijn argumenten tegen het door de classis gevelde vonnis geen steek hielden, bovendien werd gesteld dat betreffende het voorgevallene op 21 mei hij "bekend heeft eenige drank voor de predikatie gebruikt te hebben en zelvs na de predikatie zoveel dat die hem wat had bevangen." De Synode besloot dat één en ander genoegzaam was aangetoond. Alleen ontslag vonden ze blijkbaar een te zwaar middel, hij werd ontslagen in West-Terschelling en met "pensioen" gestuurd, waarbij werd bepaald dat hij een proeftijd kreeg van een jaar, waarna men zou bekijken of hij weer op de een of andere manier kon worden toegelaten. Een jaar later werd verklaard dat men van de kerkeraad van West-Terscheliing een "allerloffelijkst getuigenis aangaande het gedrag van Ds. PJ. Schardam" had ontvangen, zodat hij van zijn straf werd ontslagen.83
Op dat rapport verklaarde de classis van Edam in de vergadering van 23 juli 1798 het volgende: "De classis verblijd zig in het verbeterd gedrag van Dns P.J.Schardam."84 Dit leidde ertoe dat hij in het ressort van deze classis in datzelfde jaar 1798 hulppredikant werd te Hobreede, welke funktie hij tot aan zijn dood uitoefende. Van drankproblemen aldaar is verder niets bekend. Maar een straf zal het wel geweest zijn, van een blijkbaar talentvol predikant in 1778 naar de funktie van hulppredikant, dus een tweederangs dominee, in een klein dorp als Hobreede ...
Großeltern
Eltern
Geschwister
Kinder
Petrus Johannes Schardam | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1786 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Neeltje Olij | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die angezeigten Daten haben keine Quellen.