Er hat eine Beziehung mit Jenneke Geerlings Hoppenbrouwers.
Kind(er):
Jan Jan Goossens | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jenneke Geerlings Hoppenbrouwers |
Geerlick zoon wijlen Dirck die Hoppenbrouwer weduwnaar van
Lijsken, wil met instemming van Cathelijn dochter van Jan Ansems,
zijn huidige vrouw, op grond van het testament dat hij en Lijsken
eerder gemaakt hebben voor heer Frans Paridaans vicecureijt te Best
d.d. 28 juni 1558, zoals ons voldoende is gebleken, zijn bevoegdheid
gebruiken als langstlevende. Hij maakt
43-v)
hierbij het volgende codicil voor zijn testament. Hij wil als hij is
komen te overlijden dat zijn lichaam in gewijde grond wordt
begraven. Voor eventueel begaan onrecht etc. vermaakt hij aan de St.
Janskerk in Den Bosch voor het onderhoud daarvan en de 4 biddende
ordes elk een stuiver eens, na zijn dood te betalen. Verder vermaakt
hij al zijn bezittingen waarover hij beschikkingsmacht heeft voor een
helft aan Jan zoon Jan Goossens en diens vrouw Jenneken, dochter
van genoemde Geerlick de Hoppenbrouwer en voor de andere helft
aan Catelijnen zijn dochter, echtgenote van Joost Sweers, waarbij
Cathelijn het vruchtgebruik krijgt en haar wettige kinderen verwekt of
nog te verwekken bij deze Joost, het erfrecht. Hij sluit hierbij deze
Joost uit vanwege redenen die voldoende bekend zijn. Genoemde
Cathelijn en haar kinderen zijn verplicht genoemde Jan Jan Goessens
en Jenneken te vrijwaren voor de belofte die Jan voor de genoemde
Joost heeft gedaan. Verder zullen Jan en Cathelijn uit alle bezittingen
na het overlijden van Geerlijck, diens natuurlijke kind een bedrag van
16 gulden geven en zij moeten ook toestaan dat Cathelijn de
echtgenote van de testateur zolang ze leeft mag blijven wonen
44)
in het huisje en het tuintje naast zijn huis staande te Best voor zover
Cathelijn daar in wenst te wonen. De testateur verklaart dat dit zijn
uiterste wil is waarbij hij handelt op grond van de macht die hem in
zijn eerder testament was verleend en hij wenst dat dit zal worden
nagekomen. Hij behoudt zich het recht voor om later te wijzigen en
wil dat er schepenbrieven worden gemaakt voor diegenen die er
belang bij hebben. Datum 20 april 1570, getuigen Joerden die
Brouwer en Corsten.