See Notes
Sont tol, general
Plaats: Helsing√∏r (Denemarken)Jelle Jurjens als eerste Woudsender door de Sont (Naar K√∏nigsberg):
Op 6 juni 1713 voer Jelle Jurjens als eerste Woudsender door het Sont.
De reis was van Aalborg naar K√∏nigsberg, het huidige Kaliningrad.
Dit is terug te vinden in het Sonttolregister.
"Jelle Jâºrgensen van Woudsend (Wââ«sent) van Aalborg naar Kâânigsberg met een lading haring"Het zou het startsein zijn voo r een groot aantal Woudsenders die op de Oostzee zouden gaan varen, wat grote welvaart voor henzelf en Woudsend zou brengen.
Sont tol, general
Plaats: OostzeeDe reizen van Jelle Jurjens op de Oostzee:
In totaal 5 keer vice versa, en telkens in de zomermaanden. Met was een baanbrekend initiatief voor Woudsend, en de Woudsenders, die de "Gouden Eeuw van Woudsend" in zou luiden!
Sont tol, general
Plaats: Helsing√∏r (Denemarken)
Overzichten van alle vrachten die Jelle Jurjens door het Sont vervoerde (Deens)
Sont tol, general
Plaats: Helsing√∏r (Denemarken)
Terugreis van K√∏nigsberg naar Aalborg
Sont tol, general
Plaats: Helsing√∏r (Denemarken)
Vracht Amsterdam naar K√∏nigsberg
Sont tol, general
Plaats: Helsing√∏r (Denemarken)
Terugreis K√∏nigsberg naar Amsterdam
Sont tol, general
Plaats: Helsing√∏r (Denemarken)
Vracht Amsterdam naar Landscrone
Sont tol, general
Plaats: Helsing√∏r (Denemarken)
Terugreis van Landscrone naar Amsterdam
Sont tol, general
Plaats: Helsing√∏r (Denemarken)
Vracht van Amsterdam naar Landscrone
Sont tol, general
Plaats: Helsing√∏r (Denemarken)
Terugreis van Landscrone naar Amsterdam
Sont tol, general
Plaats: Helsing√∏r (Denemarken)
Vracht Aalborg - K√∏nigsberg
Sont tol, general
Plaats: Helsing√∏r (Denemarken)
Terugreis Ki√∏benhafn - Amsterdam
See Notes
See Notes
Quotisatie, general
Plaats: WoudsendNa ee n golf van onlusten in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden die waren gericht tegen de verpachting van belastingen werd ook in Friesland de belastingheffing aangepast. Zo werd o.a. de quotisatie, een belasting naar draagkracht, ingevoerd.
In 1749 werden in elke stad en grietenij overzichten gemaakt van alle gezinnen.
Jelle Jurjens kan in 1749 - een jaar voor zijn overlijden - nog steeds gezien worden als een vermogend man:
Wymbritseradeel Quotisatie 1749
Plaats: Woudsend
Omschrijving : coopman, wel in staat
Perso(o)n(en): Jelle Jurjens Nauta
Aant. volw. : 3
Aant. kind. : 2
Aanslag : 54:00:00
(1) Er ist verheiratet mit Gatske Joukes.
Sie haben geheiratet am 4. Februar 1694 in Woudsend, FR, NLD.
Kind(er):
(2) Er ist verheiratet mit Geertje Gerrits.
Sie haben geheiratet am 7. Januar 1703 in Woudsend, FR, NLD.
(3) Er ist verheiratet mit Geertje Dirks.
Sie haben geheiratet rund 1715 in Woudsend, FR, NLD.
Van dit huwelijk is geen akte gevonden.
Kind(er):
Event Memos from GEDCOM Import...
general
CV, general
Plaats: WoudsendJelle Jurjens Nauta, schipper, houtzaagmolenaar, land-, boerderij-, en huiseigenaar, mastenmaker en koopman, gedoopt te Woudsend op 21 augustus 1672, overleden aldaar rond 1750.
Jelle Jurjens wordt in Woudsend geboren en volgt zijn vader naar zee. Hij maakt de overgang mee van de lokale scheepvaart (met bestemmingen in Holland, de Kleine Oost, Denemarken en Noorwegen) naar de verder weg gelegen bestemmingen in de Oostzee en Frankrijk.
Het einde van de Hollandse Gouden Eeuw wordt in deze tijd in Friesland nog niet bijster gevoeld. Friezen en zeevarenden van de Waddeneilanden zien kans om een deel van de varende transporten, behorende bij de beurs van Amsterdam, over te nemen met ko f- en smakschepen en galjoten.
Jelle ontpopt zich als een pionier en vaart als eerste Woudsender schipper in 1713 door de Sont naar de Oostzee.
Zijn varende loopbaan is van 1713 tot 1718 goed te traceren. In 1718 stopt hij met varen en bouwt een leven "op de wal" op in Woudsend.
Hij manifesteert zich als ondernemer op vele terreinen.
Op zijn in 1718 gekochte Kloosterlanden ("Pastorijelanden") bouwt hij in 1719 de houtzaagmolen "de Jager" langs de Ee en wordt o.a. handelaar in houtwaren, mastenmaker en eigenaar van een scheepswerf.Houtzaagmolen "De Jager" staat thans nog beeldbepalend in Woudsend. Er is ook als aandenken daaraan een gevelste en te vinden in het huis Bewaarschoolsteeg 7 te Woudsend, waar hij woonde met zijn 3e vrouw, Geertje Dirks.
In 1728 bouwt hij 15 huizen in Woudsend en wordt in 1732 eigenaar van de exclusieve veerdienstverbinding van Woudsend naar Amsterdam.
In 1732 voorziet Jelle zich van de achternaam Nauta.
Hij zal functies in de kerk en in maatschappelijke en bestuurlijke organisaties bekleden.
Hij overlijdt in 1750.
Bron: Nauta's van Woudsend
Lolle Piebe de Boer
Cees de Graaff
www.nautawoudsend.nl
Jelle Jurjens (op de site "De Nauta's van Woudsend)"
From: Gerard Beerman
To: John Zoethout
Sent: Friday, April 20, 2001 9:13 PM
Subject: Re: Genealogie
Geachte Heer Zoethout,
Over Jelle Jurjens is nog het volgende te vertellen:
Hij voer met een schip tussen o.a. Amsterdam en Koningsbergen. Hij is dus terug te vinden in de registers van Sont-tol. Maar ook wrsch. in allerlei rechterlijke archieven e.d. Dit onderzoek heb ik nog niet gedaan. Ook komt hij voor in de Galjootsgeld en op het gemeentearchief van Amsterdam. Ook dit onderzoek heb ik nog niet gedaan. Verder is de familie Visser die in Woudsend - evenals de familie Nauta / Zoethout - vooraanstaand was ook nog de moeite van het onderzoeken waard. Een afbeelding van m olen De Jager is ook te vinden in het Fries scheepvaartmuseum in Sneek, in de Ypecolsgakamer.
Een gedeelte van mijn kennis is afkomstig uit het Genealogysk Jierboekje 1992, het artikel "Kertiersteat Dam Jaarsma".
general
Sont tol, general
Plaats: Helsing√∏r (Denemarken)Sonttol
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
De Sonttol (Deens: âòresundstold, Zweeds: âñresundstullen) werd in 1429 ingesteld door koning Erik VII van Denemarken. Alle buitenlandse schepen die de Sont passeerden moesten in Helsing√∏r tol betalen aan de Deense kroon. Indien een schip weigerde te b etalen werd het vuur geopend vanuit Kasteel Kronborg, dat in 1420 speciaal voor dat doel was gebouwd op een vooruitstekende landtong bij Helsing√∏r. In 1567 werd de tol veranderd in een belasting op de lading van het schip, waarmee de inkomsten verdri evoudigden. Om te voorkomen dat schepen een andere route namen, werd ook tol geheven in de Grote Belt en de Kleine Belt.
De Sonttol was eeuwenlang de belangrijkste bron van inkomsten voor de Deense kroon, waardoor de Deense koningen relatief onafhankelijk waren van de Deense kroonraad en aristocratie. Dit veroorzaakte veel ergernis voor alle landen die handelsbetrekkin gen hadden 'aan de andere kant', met name Zweden. Bij het verdrag van Knâ§red in 1613 waarmee de Kalmaroorlog werd afgesloten, eiste Denemarken tol op scheepsladingen uit de Zweedse Baltische gebieden en Zweedse lading op niet-Zweedse schepen. Dit wa s aanleiding tot weer een nieuwe oorlog: de Torstensonoorlog of 'Hannibaloorlog' in 1643. Deze werd besloten in 1645, met het verdrag van Br√∂msebro. Daarbij werden Zweedse schepen vrijgesteld van de Sonttol. In 1658, tijdens de Noordse Oorlog (1655-1 660), vielen de Deense bezittingen aan de oostzijde van de Sont in handen van Zweden en kon de tol niet meer zo efficiâ´nt geheven worden als tevoren. De Zweden raakten de vrijstelling op deze tolheffing echter weer kwijt in 1720, als onderdeel van he t verdrag van Frederiksborg aan het eind van de door Zweden verloren Grote Noordse Oorlog, ondanks dat Zweden wel in bezit bleef van het land aan de oostzijde van de Sont.
In de daarop volgende eeuw stonden andere landen steeds vijandiger tegenover de Sonttolheffing. In 1826 sloten de Verenigde Staten een handelsverdrag met Denemarken, waarbij zij de Sonttol voor 30 jaar afkochten.
In 1851 stuurden handelaars en rederijen van Stockholm, samen met het Zweedse parlement, een brief aan de Deense overheid waarin beklag werd gedaan over de hoge kosten die gemaakt werden door alle vertragingen vanwege de tolheffingen. In 1852 leidde dat tot een akkoord waarbij schepen van minder dan 15 'scheepsladingen' (een oude maat; een scheepslading was 2448 kg) werden vrijgesteld van tolheffing.
Toen het tolverdrag met de VS afliep, gaven deze in 1855 te kennen dat zij weigerden opnieuw te betalen. Er werd door de VS grote druk op de Denen uitgeoefend, waarbij onder andere gedreigd werd met acties tegen de toenmalige Deense bezittingen in We st-Indiâ´.
Uiteindelijk werd op 14 maart 1857 het Verdrag van Kopenhagen getekend waarbij Denemarken definitief afzag van de Sonttol. Deel van het verdrag was een eenmalige betaling van 33,5 miljoen Deense rijks-daalders, waarvan Engeland en Rusland elk ongevee r een derde betaalden en andere belanghebbenden de rest. Een apart verdrag tussen Denemarken en de VS dat datzelfde jaar werd ondertekend, gaf de VS onbeperkte doorgang tegen een eenmalige betaling van $393.000.Sonttolregister
De registers van de tolheffing bij de Sont behoren tot de bekendste en bel angrijkste bronnen voor de economische en maritieme geschiedenis van Nederland en de rest van Europa. Ze bevatten gegevens zoals namen van schippers, hun woonplaats, de haven van vertrek, de lading en de bestemming van 1,7 miljoen doorvaarten tussen 1497 en 1857. Ongeveer de helft van de Sontschippers was Nederlands.
De originele Sonttolregisters worden bewaard in het Rijksarchief in Kopenhagen. Door de enorme hoeveelheid gegevens die zij bevatten, zijn zij een moeilijk te raadplegen bron. Een project om de registers op internet te publiceren is eind 2008 gestart .[1] Sinds 2011 zijn de registers online te raadplegen.Door Jaap van der Zwaag:
Eeuwenlang is de vaart op de Oostzee (ook Baltische Zee genoemd) voor de Nederlandse koopvaarders zeer belangrijk geweest, zelfs belangrijker dan de vaart op Oost-Indiâ´. Er bestaan geen betrouwbare statistische gegeve ns uit de middeleeuwen over het totale scheepvaartverkeer op de Oostzee. Er kan slechts een globale indruk worden gevormd uit diverse verspreide gegevens en wat cijfers over aantallen schepen in een bepaalde haven, als daar bijvoorbeeld een heffing p er schip was gedaan en de lijsten daarvan toevallig bewaard zijn gebleven. Noord-Nederlandse schepen, zowel die uit Holland als van de Zuiderzeesteden hebben in ieder geval een belangrijke rol gespeeld in het goederenverkeer tussen West- en Noord-Eur opa. Vanaf 1497 bestaan de eerste betrouwbare cijfers over het totale scheepvaartverkeer tussen Noord- en Oostzee. Deze stammen uit de beroemde Sont-tolregisters, een schitterende statistische bron welke thans, volledig tot lijsten gerangschikt, is u itgegeven. Niet alle informatie is goed te interpreteren. Zo is voor de periode 1497-1557 niet uit te maken of de schepen oostwaarts of westwaarts voeren, hun tonnage niet is opgegeven en voor deze vroege jaren evenmin de aard van de geladen goederen .
Noord-Nederlandse schippers zorgden voor 70% van het totale aantal doorvaarten in 1497 en voor 71% in 1505. Hieruit blijkt dat de Noord-Nederlandse scheepvaart een sterk overwicht op zijn concurrenten in de Oostvaart had. De Sont-tollijsten laten zie n dat het niet de IJssel- en Zuiderzeesteden waren die voor dit overwicht hebben gezorgd. Van het totaal van de 567 Nederlandse doorvaarten in 1497 kwam 78% voor rekening van Hollandse (grotendeels Amsterdamse) schippers en slechts 18% van de IJssel - en
Zuiderzeesteden. Na 1557 groeide het aantal Sonttoldoorvaarten verder en zien we op de tollijsten Friese schippers uit Hindeloopen en Molkwerum met grote aantallen voorkomen.
Een vrije en ongestoorde vaart door de Sont was een aanhoudende zorg voor Nederlandse kooplieden en reders. Al sinds de middeleeuwen werd deze ·Äúbottle-neck·Äù door de Deense koning geâ´xploiteerd als bron van inkomsten. Vlotjes ging de vaart naar het Oo stzeegebied dan ook niet altijd. In 1510 bijvoorbeeld had Holland de vrije doorvaart door de Sont bedreigd gezien, toen de Hanzesteden tijdens een oorlog met Christiaan II van Denemarken bekend maakten dat geen enkel schip de Sont mocht passeren. De Hollanders beschouwden dit als een oorlogsverklaring, te meer omdat Lâºbeck acht grote Hollandse schepen kaapte. Onmiddellijk brachten Amsterdam, Hoorn, Enkhuizen, Edam en Monnickendam vier oorlogsschepen in zee om de koopvaarders te konvooieren en d e Deense koning te helpen. Binnen een jaar kwam er een bestand. Later was er weer een conflict met Denemarken en Lâºbeck en werd de Sont gesloten. In september 1533 stuurde Nederland een vloot naar de Oostzee. De Sont werd enige tijd bezet en slechts Nederlandse schepen mochten passeren. In 1534 werd een bestand met Lâºbeck en een handelsverdrag met Denemarken gesloten.
Dit zijn slechts enkele voorbeelden. Gelet op de doorvaarten en schepen waren de jaren 1585-1620 een bloeiperiode. De top lag tussen 1591-1600, toen gemiddeld 5554 schepen per jaar de Sont passeerden. Daarna daalde het aantal tot gemiddeld 2593 in d e periode 1671-1680. Maar dit zegt niets. De schepen waren in de loop der jaren steeds groter geworden. Aanvankelijk lagen de tonnages beneden de 60 ton, maar omstreeks voeren er alleen nog maar schepen van meer dan 200 ton naar het Oostzeegebied.
Behalve in de winter, wanneer grote delen van de Oostzee toevroren, waren honderden schepen voortdurend bij de Sontvaart betrokken. Vele van deze schepen waren onbewapend en zij voeren aan het begin van het voorjaar, wanneer vijandelijke oorlogsschep en en kapers werden verwacht, vaak in grote vloten bijeen en onder bewapend geleide tot in het Kattegat en soms tot in de Oostzee zelf. In 1644 zeilde de beroemde admiraal Witte de With met tweeâ´nveertig oorlogsschepen uit en hij zorgde ervoor dat ne genhonderd (!) koopvaarders door de Sont kwamen. Het jaar daarop begeleidde hij met vijftig oorlogsbodems circa achthonderd schepen naar de Oostzee. Een en ander moet een indrukwekkend schouwspel hebben opgeleverd. De Witte de With zou later tijdens een slag in hetzelfde gebied omkomen. Ook onze beroemde admiraal Michiel de Ruyter heeft vaak slag moeten leveren bij de Sont om deze open te houden. Het leverde hem zelfs eeuwige roem in Denemarken op. Overigens begonnen niet alle schippers hun rei s in de Republiek, sommige haalden eerst zout in Frankrijk, Spanje of Portugal, dat rechtstreeks naar de afnemers in de Oostzee werd gebracht (·Äúdeurgaende vaert·Äù of ·Äúvoorlangsvaart·Äù), waarna deze schippers met graan of hout naar de Zuiderzee terugze ilden. Kern van de Nederlandse Oostzeevaart was het verkeer van de Zuiderzeehavens met Polen en Pruisen. Daar waren Dantzig en Koningsbergen de hoofdplaatsen, waar koren en hout werden geladen en zout, wijn, haring, textiel en op den duur ook tabak ( een mengsel van Virginia- en eigen inlandse) werden afgezet. Naast deze kern was er het verkeer met Zweedse, Finse en overige havens aan de Oostzee, maar dit was altijd van minder omvang en betekenis. Overigens zou dat aan het eind van de 17de eeuw w at gaan veranderen.Van een onbekommerde zeevaart van en naar de Oostzee was er feitelijk nooit sprake. In de tweede helft van de 17de en begin 1 8de eeuw had de Nederlandse koopvaardij vele oorlogen te doorstaan. Ook de Oostzeevaart ontkwam hier niet aan. In de zogenaamde Noordse Oorlog tussen Zweden en Denemarken-Rusland (1701-1721) verscheen slechts sporadisch een Nederlands eskader in de S ont en de Oostzee om handel en scheepvaart te beschermen. Nederlandse koopvaarders moesten vaak wachten op Engelsekonvooien om naar havens als Danszig, Riga en later Sint Petersburg te kunnen varen. Met de Vrede van Nystad (1721) erkende Zweden dat h et de strijd om de Baltische provincies had verloren. Alle Oostzeehavens van Riga tot Wiborg waren nu in Russische handen. Hierbij kwam een nieuwe haven, Sint Petersburg, genoemd naar zijn schepper, Peter de Grote. Vanaf die tijd ontwikkelde de Sontv aart zich voorspoedig voor de Nederlanders. Hieraan kwam echter voorgoed een einde tijdens de zogenaamde Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) toen de Britse marine de hegemonie ter zee op de Republiek veroverde. Tijdens deze oorlog, maar ook daarna gin g praktisch geen enkel schip uit Friesland meer naar de Oostzee. De meeste schepen werden verkocht. Het begin van de Franse overheersing (1795) betekende de doodsteek voor de Nederlandse koopvaardij. De handelsvaart kwam grotendeels in handen van de Engelsen en Amerikanen. Het heeft na de Franse periode dan ook hâ©â©l lang geduurd voordat de koopvaardij er weer bovenop kwam.
Met Hindeloopen en De Lemmer als belangrijke Friese koopvaardijhavens was het echter voorgoed gedaan. De periode van bloei voor de Nederlandse Oostzeevaarders is dan ook tussen 1714 en 1780 geweest. Enkele voorbeelden maken duidelijk hoe imposant de Nederlandse positie in de Sontdoorvaart is geweest. In 1731 vonden 2004 doorvaarten plaats, waarvan ruim de helft (1114) door Nederlandse schepen, tien jaar later, in 1741 was dat respectievelijk 4709 en 2050.
Nederlandse schippers hebben in die tijd verreweg de meeste reizen door de Sont gemaakt, op afstand gevolgd door de Britse schippers. Dit illustreert het belang van de Oostzeehandel voor de Republiek in de 18de eeuw en de dominante rol die de Nederla ndse schippers daarbij speelden. Amsterdam heeft bij de Oostzeehandel altijd een dominerende rol gespeeld, maar ook de andere Zuiderzeeplaatsen hebben geen onbelangrijke positie gehad in deze handel en scheepvaart. In de jaren 1721/23 waren het nog m aar
56 schippers die een haven in Groningen, Friesland en Zeeland als eindbestemming van hun Oostzeereis opgaven, tussen 1761 en 1763 was dit aantal gestegen naar maar liefst 448. Friese schippers zijn altijd te vinden geweest in de Oostzee, waarbij voor al die uit Hindeloopen â®n de De Lemmer moeten worden genoemd. Omstreeks die jaren voeren jaarlijks bijna 100 Lemster schippers door de Sont, wat ongeveer 8 procent was van alle Friese Sontdoorvaarten. Vooral hout uit de Oostzeelanden is voor de Fries e economie van groot belang geweest en volgens Durk Hak (Lemmer. Forneamde haven oan ·Äòe Sudersâ©) is uit deze houtvaart de plaatselijke houtzagerij, de ·ÄúHoutmolen·Äù voortgekomen.
Om de Oostzee te bereiken, moesten de Nederlandse schepen eerst de niet ongevaarlijke tocht over de Zuiderzee maken om vervolgens langs de westkust van Denemarken naar de noordkust van dat land te varen en daarna weer naar het zuiden, naar de Sont, d e zee-engte tussen het Deense eiland Sjaelland en het vaste land van Zweden. Hier moest tolgeld worden betaald. Van de schepen werd zowel de vaarroute als de lading geregistreerd, om zodoende de hoogte van de verschuldigde tol vast te stellen. Dit we rd door drie Deense tolbeambten in registers bijgehouden. Het kasteel Kronborg diende als tolkantoor. Met kanonnen werd de
smalle doorgang, de Sont, bewaakt. Passeren zonder tol te betalen was onmogelijk. De Sontregisters beslaan een enorme periode, namelijk vanaf 1547 tot halverwege de 19de eeuw+ in 1857 werd de heffing opgeheven. De registers geven een goed beeld van h et handelsverkeer tussen het Oostzeegebied en de rest van Europa en dat over een zee lange periode. Voorts zijn ze belangrijk omdat van elke schipper kan worden nagegaan, welke reizen hij heeft gemaakt, wanneer hij dat deed, wat zijn lading was en wa t de herkomst en bestemming van die lading was.
In het Sontgebied waren Nederlandse vertegenwoordigers (·Äúcommissarissen·Äù) aanwezig om de belangen van de Republiek te behartigen. Ze zetelden in Elseneur in Denemarken. In 1714 besloot commissaris Arent van Deurs voortaan eenvoudige lijsten van de So nt passerende Nederlandse schepen naar de Staten-Generaal te sturen. Hij noteerde datum, naam van de schipper, thuishaven van de schipper, herkomst van het schip en bestemming van de lading. Deze indeling is door alle volgende commissarissen overgeno men.
In vergelijking met de Deense Sonttolregisters is de indeling van de Nederlandse lijsten, de Nederlandse Sontregisters, zeer eenvoudig; slechts â©â©n regel per schip en veel globalere aanduiding van de lading zonder vermelding van volume of waarde. De Nederlandse Sonttolregisters liggen opgeslagen in de archieven van de Staten-Generaal in het Nationaal Archief in Den Haag. Hierdoor is het mogelijk geworden een indruk te krijgen van de Nederlandse Oostzeevaart.
De Oostzeelanden waren leveranciers van goederen, die doorgaans grote laadruimten vergden. Behalve granen
en stokvis waren het grondstoffen voor diverse takken van nijverheid: hout, koper, teer, huiden, hennep, vlas en potas. En in deze landen was altijd vraag naar haring, zout, textiel, wijnen en specerijen. Deze goederen vroegen relatief minder scheeps ruimte, zodat menig schip op weg naar de Oostzee maar gedeeltelijk beladen was. Veel schepen voeren overigens in ballast (bakstenen, dakpannen en/of zakken zand) naar de Oostzee. Zout was een belangrijk artikel voor de Oostzeelanden. Het zout kwam ui t Portugal en Frankrijk.
Uit Frankrijk en met name uit Bordeaux kwamen ook veel wijnen. Veel Nederlandse schepen haalden zout en wijn uit Frankrijk en voeren daarmee rechtstreeks naar bijvoorbeeld Rusland, Polen of Letland.
general
Stemkohier, general
Plaats: WoudsendInleiding
Stemkohieren zijn bedoeld om stemgerechtigde goederen - meestal boerderijen - te registre ren. De meeste stemgerechtigde goederen komen in zowel de stemkohieren als de floreenkohieren voor, waardoor het in principe mogelijk is hun geografische ligging na te gaan.
Vanouds werd in de grietenijen (dorpen) registratie gehouden van de stemgerechtigde goederen en degenen die het stemrecht mochten uitoefenen. Maar daar was zo vaak en zo veel gezeur over dat er behoefte ontstond aan een onafhankelijke centrale admini stratie. De Staten van Friesland bepaalden in 1640 dat alle stemgerechtigde goederen op een lijst moesten komen en dat die lijst, eenmaal vastgesteld, voortaan niet meer en niet minder zou zijn dan de onveranderlijke en onverbiddellijke grondslag voo r het stemrecht, een soort Doomsday book dus. De uitvoering van een en ander werd gedelegeerd aan het Mindergetal (een college van acht leden van de landdag, twee uit ieder kwartier), geschillen werden beslecht door Gedeputeerde Staten.
Na verloop van tijd verouderden de stemkohieren en werd het nodig om de gegevens te actualiseren. De Staten besloten hiertoe in 1698 en bepaalden tevens dat er voortaan elke tien jaar een nieuw kohier moest komen. Het stemkohier van 1698 is, samen me t dat van 1640, in druk uitgegeven. De gegevens van 1640 zijn helaas nogal slordig overgenomen, het lijkt erop dat men toen al moeite had met oudere handschriften. De exemplaren in het archief van de Friese stadhouders (Tresoar, Toegang 7) gaan doo r voor de meest betrouwbare. Die zijn dan ook gebruikt bij de verificatie van de gegevens in deze database. Ook het kohier van 1728 is in druk verschenen (1730). In alle stemkohieren van na 1698 zijn staan ook de eigenaren van 1640 vermeld.
De gegevens in de stemkohieren zijn summier. Van de geregistreerde goederen worden normaal gesproken slechts de namen van eigenaren en de gebruikers vermeld, soms ook de naam van het goed en/of de grootte, meestal in pondematen. Omdat bepaalde omstan digheden invloed hadden op de uitoefening van het stemrecht worden van de eigenaren soms nog andere bijzonderheden gegeven, zoals godsdienst of ondercuratelestelling, maar de accuratesse hierin varieert nogal per grietenij.
Stemkohier 1728 - Woudsend
Jelle Jurjens bezat 1, en later 2, van de in totaal 8 stemkohieren van Woudsend. Dit onderstreept hoe invloedrijk en vermogend hij was in Woudsend.
Stem nr. 2, groot 8 pondematen, aantal stemmen: 1
Zakelijk gerechtigden: Jelle Jurjens, eigenaar
Opm. Eertijds eigendom van de Pastorie, evenwel aangekocht van de Provincie (de Staten van Friesland) volgens koopbrief van 21 februari 1719
De overige stemkohieren van Woudsend waren in 1728 in bezit van:
Stem nr. 1, aantal stemmen: 1
Zakelijk gerechtigden: Jr. Duco Gerroldt Martena van Burmania, grietman over Wymbritseradeel, eigenaar van 1 pondemaat land, met de stem Gerryt Aukes, gebruiker
Stem nr. 3, De Camp, aantal stemmen: 1
Zakelijk gerechtigden: Jr. Duco Gerroldt Martena van Burmania, grietman over Wymbritseradeel, eigenaar; Tjerk Rintjes, gebruiker
Stem nr. 4, aantal stemmen: 1
Zakelijk gerechtigden: Jr. Duco Gerroldt Martena van Burmania, grietman over Wymbritseradeel, eigenaar van het huis, huisteed en de stem
Ontvanger Jurjen Johannes Walter, gebruiker
Stem nr. 5, aantal stemmen: 1
Zakelijk gerechtigden: Jr. Duco Gerroldt Martena van Burmania, grietman over Wymbritseradeel, eigenaar van het huissteed en de stem
Opm. Volgens akte van donatie de dato 28 mei 1724, getekend
2 december 1727 Heere Lieuwes, gebruiker
Stem nr. 6, aantal stemmen: 1
Zakelijk gerechtigden: Arjen Clasen erven, eigenaar
Ype Pyters, gebruiker
In 1737 verwierf Jelle Jurjens ook deze stem, en bezat vanaf toen dus 2 van de 8 stemmen.
Stem nr. 7, aantal stemmen: 1
Zakelijk gerechtigden: Popkje Johannes, eigenaar
Arjen Clasen erven, eigenaar
Luitjen Jentjes, gebruiker
Stem nr. 8, aantal stemmen: 1
Zakelijk gerechtigden: Jr. Duco Gerroldt Martena van Burmania, grietman over Wymbritseradeel, eigenaar
Hoite Minnes weduwe, gebruiker
Bron: Stemkohieren 1728, gedrukt op last van de Staten van Friesland (Leeuwarden 1730).
Orig.: Toegang 5, inv. nr. 3663
Jelle Jurjens | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1) 1694 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gatske Joukes | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(2) 1703 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geertje Gerrits | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(3) ± 1715 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geertje Dirks |
Die angezeigten Daten haben keine Quellen.