Zijn oom Leopold II zag in zijn broer Filips, de graaf van Vlaanderen, niet de geschikte troonopvolger: de graaf was hardhorend en bijna even oud als de vorst. Daarom vestigde koning Leopold na de dood van zijn enige zoon zijn hoop op zijn neef Boudewijn.
De jonge prins beleefde een gelukkige jeugd in het paleis van de Graaf van Vlaanderen in de Regentschapsstraat in Brussel. Hij groeide er op samen met zijn zusters en broer. Al gauw werd de jonge prins zachtjes voorbereid op zijn toekomstige taak. Leopolds jongste dochter Prinses Clémentine was erg verliefd op haar neef, zo blijkt uit de correspondentie met haar zus, aartshertogin Stéfanie van Oostenrijk. De kranten speculeerden zelfs over een verloving tussen de twee. Leopold zag in Clémentine een goede koningin en was het idee van een huwelijk niet ongenegen, in tegenstelling tot Boudewijn zelf en de graaf van Vlaanderen.
Boudewijn merkte zelf spottend op:
Niets is vrolijker dan een avondmaal in de huiselijke Kring van Laken...
De prins klaagde ook over de geur van de honden van zijn tante, de koningin. Kortom, de prins was niet jaloers op het leven van zijn drie nichtjes.
Karakter
De jonge prins was een voorkomend man die plichtsbewust zijn legerdienst vervulde. Hij was zeer populair bij het volk. Hij had bewondering voor de Kongo-droom van zijn oom, maar vond het spijtig van zijn vele bijbedoelingen (qua opvolging).
Over zijn persoonlijkheid verschilden de meningen. Het volk aanbad de jonge prins, terwijl de kranten hem na zijn dood door het slijk haalden. Zijn zus, prinses Henriëtte, schilderde hem af als een heilige terwijl zijn moeder, Prinses Maria, hem te bescheiden en niet mannelijk genoeg vond. Ze schreef ter gelegenheid van een Hofbal;
Boudewijn beleeft aan dit alles zo weinig vreugde , dat het me vaak echt verdriet doet ...
De jonge Boudewijn was dus waarschijnlijk een prins die zich bewust was van zijn positie als troonopvolger en zag zijn toekomst met weemoed, zoals zoveel prinsen en prinsessen op het eind van de 19de eeuw.
Levenseinde
Koning Leopold ging gebukt onder het drama van Mayerling (1889), toen zijn schoonzoon kroonprins Rudolf van Oostenrijk samen met zijn jeugdige geliefde zelfmoord pleegde, en had verdriet om het Kasteel van Laken, dat in 1890 afbrandde terwijl de vorst op een nieuwjaarsreceptie was. Ook leed zijn zuster, keizerin Charlotte, sinds de executie van haar echtgenoot Maximiliaan van Mexico, in sterk verhevigde mate aan waanzin.
Toen Boudewijns zuster Henriëtte zwaar ziek was door influenza, gevolgd door een longontsteking, bleef de jonge prins in de koude gangen bidden voor haar spoedig herstel. Op 17 januari werd hij daardoor zelf ziek, en op 22 januari kreeg hij een nierbloeding; niettemin werd de toestand van Boudewijn ernstig onderschat. De koning hield informatie achter voor de pers omdat Henriëtte juist genezen was.
Op 23 januari overleed de prins. koningin Maria Hendrika vertelde het slechte nieuws aan Clémentine. Aan Stefanie schreef ze:
Ik dacht dat ik gek werd, ...ik snelde naar mama en omhelsde haar... later kon ik rustig uitwenen.
Clémentine en Leopold waren geschokt en de bevolking wantrouwde de zaak; in de pers verschenen verhalen die naar het Mayerlingdrama verwezen, de zoveelste klap voor Leopold. Boudewijn werd begraven op 29 januari in de Crypte van Laken. Prinses Clémentine bleef in het Kasteel van Laken achter.
Later hield de vorst een nieuwjaarstoespraak waarin hij zijn neef herdacht:
Mijne Heren, hij zou een voorbeeldige Koning geweest zijn, hij zou van zijn vaderland gehouden hebben en iedereen gelukkig gemaakt hebben. God heeft hier anders over beschikt; Hij heeft die engel tot zich geroepen... laat ons het mysterie van de dood vereren.
Die angezeigten Daten haben keine Quellen.