Tijdstip: 00:01
(1) Er ist verheiratet mit (Nicht öffentlich).
Sie haben geheiratet.
Kind(er):
(2) Er ist verheiratet mit (Nicht öffentlich).
Sie haben geheiratet
(3) Er ist verheiratet mit (Nicht öffentlich).
Sie haben geheiratet rund 1968.
Kind(er):
Beroep: Schrijver, dichter
Met dank aan Johan van Delden:
Aan zijn nawoord bij de bundel Signalen (1990) van Koos Schuur gaf Arie van den Berg de titel Een aardse dromer. Bondiger en juister had de dichter moeilijk gekarakteriseerd kunnen worden. Inhoud en sfeer van zijn gedichten zullen Van den Berg tot deze kenschets gebracht hebben, al kunnen ook twee in de bundels gebruikte motto's hierbij een rol hebben gespeeld. Novemberland (1943) opent met een citaat naar H. Marsman: Ik ben zeer aardsch, ik ben u zeer verwant, terwijl voor Windverhaal (1941) werd geput uit een ode van de negentiende-eeuwse Engelse dichter A.W.E. O'Shaughnessy: We are the musicmakers, we are the dreamers of dreams.
Een aardse dromer. Als zodanig hebben velen de dichter gekend.
De geboortedatum van Koos Schuur staat niet nauwkeurig vast. Hij kwam ter wereld omstreeks twaalf uur 's nachts, maar niemand had precies op de tijd gelet. Wat was de juiste datum? Bij de aangifte werd de knoop doorgehakt en gekozen voor 4 oktober. Wie gevoelig is voor symboliek zou hierin een voorteken kunnen zien van meer onzekerheden in zijn later leven.
Zijn vader, Jan Schuur, een ietwat stille, eenzelvige man met een eigen soort humor, dreef een zaak in naaimachines en rijwielen. De moeder van de dichter, Elisabeth Huurman, een levendige, opgewekte vrouw, was geboortig uit Leiden. Het gezin telde verder nog drie dochters.
Op de h.b.s. in Veendam, die hij overigens niet zonder vallen en opstaan heeft doorlopen, maakte Koos Schuur kennis met de literatuur, wat voor hem een volledig nieuwe wereld opende. Vooral de lessen van de Duitse leraar G.H. Streurman, die bijzonder thuis was in de tijd van het classicisme en de romantiek, werkten verrijkend en stimulerend.1 Behalve oudere literatuur kwam ook het werk van Rilke en Von Hofmannsthal aan de orde en het zijn vooral deze dichters geweest die voor de poëziegevoelige leerling een lichtend voorbeeld waren. De Openbare Bibliotheek in Veendam gaf toegang tot het werk van eigentijdse Nederlandse dichters als Greshoff, Slauerhoff, Marsman en Hendrik de Vries, terwijl, nadat hij had kennisgemaakt met de Winschoter domineeszoon Theo Mooy (A. Marja), de literatuur voorgoed in het middelpunt van de belangstelling
Op de h.b.s. was Koos Schuur niet alleen goed in de talen, maar ook in de wiskunde. Nadat hij voor het eindexamen geslaagd was, kreeg hij het advies wiskunde te gaan studeren. Hiertoe kwam het echter niet. Aan de zaak van zijn vader waren de crisisjaren dertig niet ongemerkt voorbijgegaan en er werd in huize Schuur dan ook besloten dat de zoon maar zo gauw mogelijk een baan moest zoeken. Zo kwam hij als beginnend journalist aan de slag bij het regionale nieuwsblad De Noord-Ooster te Wildervank, waar hij zeven jaar heeft gewerkt. Hij leerde er, zoals in een klein bedrijf voor de hand lag, het krantenvak in al zijn facetten kennen.
In deze periode debuteerde hij ook officieel als dichter, met een publicatie in het letterkundige tijdschrift Den Gulden Winckel (1938).
In het derde oorlogsjaar nam hij ontslag bij De Noord-Ooster, wegens een minder goede verstandhouding met zijn werkgever en een dreigend conflict met de bezettingsautoriteiten in Groningen. Hij trok naar Amsterdam, legde en hernieuwde er een aantal literaire contacten en slaagde erin, de oorlogsjaren verder zonder kleerscheuren door te komen.
Als clandestiene uitgave verscheen de plaquette Novemberland, waarin Schuur een plastische beschrijving geeft van zijn geboortegrond en waarin hij zijn verbondenheid daarmee op markante wijze tot uitdrukking brengt. Deze negen strofen, elk van twaalf regels, zijn, mede door een technisch hechte bouw, bijzonder geslaagd. Men moet op een merkwaardige wijze houden van, en misschien geboren zijn in een streek, die mij persoonlijk als de minst poëtische ter wereld voorkomt, de Groninger Veenkoloniën, om door deze streek tot dergelijke superieure poëzie te worden geïnspireerd.
Novemberland oogstte veel waardering en werd naderhand verschillende keren herdrukt. Mede of vooral op grond van deze publicatie ontving de dichter in 1948 de Hendrik de Vriesprijs.
Na de oorlog trouwde Schuur met de actrice Carolien (Pauky) Bigot, uit welk huwelijk twee zoons werden geboren. De verschijning van de bundel Herfst, hoos en hagel (1946) vestigde voorgoed zijn naam als dichter, terwijl hij als redacteur bij de uitgeverij De Bezige Bij nauw bij de actuele literatuur werd betrokken. Met Ferdinand Langen vormde hij tevens de eerste redactie van het tijdschrift Het Woord, Maandblad voor de nieuwe Nederlandse letterkunde. Het handhaafde zich slechts drie jaargangen. Uitbreiding van de redactie met onder meer Gerard Diels, Jan G. Elburg, Hans Redeker en Bert Schierbeek en de omzetting van het maandblad in een kwartaalschrift hebben niet kunnen verhinderen dat het aantal abonnees te gering bleef om een gezonde exploitatie mogelijk te maken.
Toch heeft Het Woord in de letterkunde van de naoorlogse jaren een rol gespeeld. Het zette zich af tegen de journalistiek-anekdotische dichtkunst uit de jaren dertig en tegen het romantisch rationalisme van de Criterium-groep, het stelde de literaire waarde van de verzetspoëzie ter discussie en het vormde gaandeweg een aanloop tot de experimentele poëzie uit de jaren vijftig.
Koos Schuur heeft, door eigen werk en door kritische beschouwingen, mede op dit alles zijn stempel gedrukt. Zijn gedichten, aanvankelijk esthetisch en romantiserend, evolueerden door een vrijere vorm, een soms gedurfde beeldspraak en een hang naar het symbolisme en het irrationele steeds meer in de richting van het werk van de latere Vijftigers.
In de bloemlezing nieuwe poëzie Atonaal (1951), samengesteld en ingeleid door Simon Vinkenoog, is Koos Schuur terecht met enkele gedichten vertegenwoordigd. Tussen bijdragen van onder meer Hans Andreus, Hugo Claus, Jan Hanlo, Gerrit Kouwenaar en Lucebert blijkt zijn werk van vergelijkbare orde.
Na de opheffing van Het Woord viel Schuur in een zekere leegte, terwijl in zijn huwelijk ernstige spanningen optraden. In 1951 besloot hij het roer radicaal om te gooien en te emigreren. Ik ging naar Australië met mijn vrouw en de twee jongens in de hoop mijn huwelijk te redden.'
De eerste jaren in Australië waren moeilijk. Het huwelijk met Pauky Bigot hield ondanks alles geen stand, met als gevolg dat de vader op een gegeven ogenblik alleen voor de opvoeding van de kinderen kwam te staan. Ook het vinden van geschikt werk kostte in het begin de nodige moeite, maar een goede baan in een groot grafisch bedrijf te Sydney bood tenslotte uitkomst.
Het leven in Australië vroeg overigens veel van het aanpassingsvermogen. Cultureel gezien verkeerde Schuur in een vacuüm, wat enkele publicaties in Australische tijdschriften nauwelijks konden vergoeden. Zeer welkom was dan ook een opdracht van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen in Den Haag om een gedicht te schrijven over Nederlanders in Australië. Dit leidde tot de bundel Fata morgana voor Nederlanders en andere gedichten (1956). Een belangrijk thema hierin is dat Europese emigranten nooit helemaal gelukkig zijn, want tussen verleden en toekomst staan zij in het leven naar morgen te kijken met de ogen van gisteren (p. 15). Uit de Australische periode dateert ook het prozawerk 'De kookaburra lacht... Brieven van een emigrant' (1953). Het zijn openhartige monologen van een aardse dromer die in het reine moet zien te komen met een aantal harde werkelijkheden.
Na twaalf jaar Australië hield Schuur, enkele jaren na zijn scheiding hertrouwd met de arts Marianne Wouters, het wel voor gezien. In 1963 keerden ze terug naar Nederland, waar na enige tijd hun huwelijk werd ontbonden. Zij had haar zinnen gezet op vestiging in de Verenigde Staten, waar ze zich wilde specialiseren in de psychiatrie. Hij daarentegen wilde niet voor de tweede keer emigreren en werkzaam blijven in de wereld van het Nederlandse boek. Aldus scheidden zich hun wegen.
Schuur had zijn vroegere baan als redacteur bij De Bezige Bij weer opgevat, maar trad in 1967 in dienst van de boekenclub ECI. Als chef-lector heeft hij vooral in de jaren zeventig het gezicht hiervan voor een belangrijk deel bepaald. Bovendien werkte hij, wat hij voor zijn vertrek naar Australië ook al had gedaan, als vertaler voor verschillende uitgeverijen. Op zijn lijst van vertaalde auteurs prijken onder meer de namen van John B. Priestley, Arthur Koestler, Honoré de Balzac, J.D. Salinger, Günther Grass en Patrick White.
Inmiddels was hij hertrouwd met de bibliothecaresse Tineke Kaspers, met wie hij twee dochters en een zoon kreeg. Veel eigen werk heeft hij na zijn terugkeer uit Australië niet meer gepubliceerd, al verdienen in dit verband de bundels 'Waar het was' (1980) en het reeds eerdergenoemde 'Signalen' vermelding.
Over zijn successen in de eerste jaren na de oorlog sprak hij later sterk relativerend. Eigenlijk heb ik mijn plaats in de Nederlandse literatuur te snel gekregen. En te lawaaierig. Na het verschijnen van Herfst, hoos en hagel stond er in Het Parool een paginagroot artikel met een grote foto van mij en ook een pagina in een Haagse krant, geschreven door Vestdijk en Nijhoff. Een enorm getoeter: dit is goed en dat is goed. Ik was ineens een grote piet geworden en iedereen herkende mij en wilde op mijn schoot zitten. Maar ik ben gewoon Koos Schuur uit Veendam, de veenkolonie. Zoiets. Maar dat verstaan de mensen niet, als je dat zegt.'
In het jaar van zijn pensionering bij de ECI openbaarde zich een ernstige ziekte, die enkele ingrijpende operaties en een radiotherapeutische behandeling noodzakelijk maakte. Een aantal jaren ging het daarna weer behoorlijk goed, maar 1995 bracht een kentering. Een van de laatste brieven die ik van hem ontving, begon aldus: Beste Johan, 1995: we hebben het toch aardig ver gebracht in deze twintigste eeuw, dankzij onze provinciale opvoeding, denk ik, en het goede boerenvoedsel dat ons al jong werd voorgezet. De humor en de zelfironie die uit deze woorden spreken, hebben een bittere waarheid niet kunnen verhelen.
Op een heldere maar gure decemberdag werd in het crematorium te Lelystad afscheid genomen van een dichter voor wie de dagen van de maand, de jaren van het leven waren opgelost in een tijd die niet meer valt te meten.
Johan van Delden
Jacobus Gerardus Schuur | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Nicht öffentlich) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(2) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Nicht öffentlich) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(3) ± 1968 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Nicht öffentlich) |
Die angezeigten Daten haben keine Quellen.