Familienstammbaum Philippi » Gesina Gerhardina Willemina Catharina "Gé" Lindenhovius (1883-1952)

Persönliche Daten Gesina Gerhardina Willemina Catharina "Gé" Lindenhovius 

• Spitzname ist Gé.
• Sie ist geboren am 16. September 1883 in Almelo.
• Sie ist verstorben am 3. November 1952 in Bussum, sie war 69 Jahre alt.
• Ein Kind von Willem Lindenhovius und Katharina Glaser
• Diese Information wurde zuletzt aktualisiert am 21. August 2024.

Familie von Gesina Gerhardina Willemina Catharina "Gé" Lindenhovius

Sie ist verheiratet mit Willem Hendrik Grönloh.

Sie haben geheiratet am 26. Mai 1904 in Amsterdam, sie war 20 Jahre alt.Quelle 1

Kind(er):

1. Willem Hendrik Grönloh  1906-1980
2. Johan Catharinus Grönloh  1911-1990 

Notizen bei Gesina Gerhardina Willemina Catharina "Gé" Lindenhovius

Aantekeningen Wapen: In zilver een geplante groene boom. Helmteken: de boom van het schild. Dekkleden: zilver en groen.
Met dit wapen zegelde Wilhelmina Lindenhouius, weduwe van Hermanus Bettink, op 25 juli 1757 haar testament, voorkomende in het rechterlijk archief der Stad Doetinchem, deel 571, nr. 17 (besloten testamenten). De kleuren zijn van recente datum. Hetzelfde wapen komt voor op een ondertrouwbrief van Fredericus Lindenhouius en Janna Geertruid Hoopman, gedateerd te Amsterdam 26 maart 1788, in particulier bezit.
De oudste gegevens over dit oorspronkelijk Overijsselse predikantengeslacht werden in kerkelijke archivalia gevonden, Geraadpleegd werden vooral de acts van de classis Deventer over de jaren 1601-1659 aanwezig op het Gemeentearchief aldaar. Ook de resoluties van de Hervormde kerkenraad van Deventer werden over deze oudste periode doorgenomen. Door het praktisch ontbreken van de rechterlijke archieven in die plaatsen waar de oudste leden van het geslacht Lindenhovius hebben gewoond, zijn vooral ook de bekende predikantenlijsten, o.a. van W. M. C. Regt, van belang. Laatstgenoemde heeft zijn gegevens betreffende de Overijsselse predikanten mede geput uit het gedrukte boekje van Ds. Arnold Moonen (1644-1711) "Naemketen der Predikanten, die van de Hervorminge der Kerken aen tot het jaar 1709 toe, in de Gemeenten, die onder de vier Classen van het Overijsselsche Synode behooren, het Evangelium bedient hebben". De heruitgave van dit boekje uit 1807 werd door samensteller gebruikt voor dit onderzoek.
Gerhardus Lindenhovius werd volgens Moonen in 160. te Haaksbergen als eerste predikant na de reformatie beroepen, hij vertrok van daar in 1605, zijn opvolger te Haaksbergen, Ds. Lambertus van Rijswijk, werd eerst in 1646 benoemd. Over de hervorming te Haaksbergen werd een artikeltje gevonden in een serie "Uit Overijssel's verleden" nummer XXXV, verschenen in de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant (jaartal onbekend). Hieruit blijkt:
"Op de vergadering der classis te Oldenzaal in Oct(ober) 1601 was als pastoor van Haaksbergen aanwezig Johannes Manten, die beloofde de 14 artikelen bij provisie te zullen houden en nadere verklaring te doen. Waarschijnlijk heeft hij zich echter niet bij de Hervorming aangesloten, maar zijn ambt moeten verlaten. Immers reeds kort daarop schijnt Gerhardus Lindenhovius als eerste hervormde predikant hier aangesteld te zijn. Reeds in 1605 moest hij evenals anderen zijn gemeente verlaten en vlugtte toen naar Deventer, waar hij 14 October met Christophorus Hallein zijn ambtgenoot uit Holten, aangenomen werd om tijdelijk te voorzien in de vacature, ontstaan door den dood van Mich(ael) Keckius. Lindenhovius kreeg tot taak "des sondaghes in verscheyden gasthuisten des voermiddaghs ende snamiddaghs (te) predighen" en als het gevorderd werd ook de kranken te bezoeken, alles tegen een behoorlijke vereering door den Raad te betalen. Deze verbintenis zou dan tot Paschen duren, maar niet zoo vast staan, of zij mogten beide een beroep naar elders aannemen. Op 31 Maart 1606 wordt de overeenkomst verlengd en op 11 Mei voor een jaar gecontinueerd, in te gaan met Paschen; op een tractement (voor Lindenh.) van f 250." enz.
Om een beeld te krijgen van de toestand der gereformeerde kerk onder de republiek omstreeks het midden der achttiende en zeventiende eeuw, lijkt het niet ondienstig te wijzen op een artikel in "Geschiedkundige Atlas van Nederland" door L. Knappert en A. A. Beekman, in 1927 uitgegeven bij Martinus Nijhoff. Hierin komt op bladzijde 32 e.v. een artikel voor over de toestand in Overijssel, alwaar de hervorming "maar langzaam vasten voet gekregen (had), met name in Twente dat zoo lang voor den vijand open lag".De hierboven over Ds. Gerhardus Lindenhovius gedane mededelingen in het artikel over Haaksbergen blijken in overeenstemming te zijn met de resoluties van de kerkenraad van Deventer. In het besluit van 14 oktober 1605 wordt hij Gerhardus Lindfhovius genoemd, "gewesene dienaer van Haeexberghen", zelf tekent hij echter deze akte met Lindenhovius. In een resolutie van 19 mei 1606 komt zijn familienaam voor als Linfhoff. Mogelijk was dit de oorspronkelijke naam, die naar de toenmalige gewoonte werd verlatiniseerd. Op 18 mei 1609 kreeg Ds. Gerhardus Lindenhovius van de kerkenraad van Deventer toestemming om een beroep naar Raalte aan te nemen. Moorren zegt over hem "Gerhardus Lindenhovius, beroepen (te Raalte) (na het verdrijven van Haeksbergen) 160. , emeritus gemaekt 1644, gestorven 1645". Volgens Regt overleed hij op 11 mei 1645. Te Raalte is hij als weduwnaar van een onbekend gebleven vrouw, hertrouwd op 21 september 1630 (blijkens het trouwboek van Deventer) met Agnefa Keckius, dochter van Ds. Michael Keckius uit Deventer en weduwe van Ds. Johannes Anfonides uit Bathmen. Op 10 november 1645 verkoopt Agneta Keckius, weduwe van Ds. Gerhardus Lindenhovius "in leven predicant tot Raelte", haar huis en erve in de Burjen Steghe te Deventer (rechterlijk archief Deventer nr. 134).
Zowel over Ds. Keckius, ook genaamd Keek Herfensius of Keek, als over zijn schoonzoons Anfonides en Lindenhovius, komen bijzonderheden voor in "Acta der provinciale en particuliere synoden, gehouden in de Noordelijke Nederlanden gedurende de jaren 1572-1620, verzameld en uitgegeven door Dr. J. Reitsma en Dr. S. D. van Veen? , deel 5 betreffende Overijssel over de jaren 1584-1620, uitgegeven bij J. B. Wolters te Groningen in 1896. Ds. Gerardus Lindenhovius verscheen op 11 en 12 juli 1609 als gedeputeerde namens de classis Deventer, op de provinciale synodevergadering te Zwolle en was toen "dienaer der kerke tot Raelte". Ook in de jaren 1611 en 1618 was hij gedeputeerde namens de classis Deventer naar synodevergaderingen. Op de vergadering van 16 augustus te Deventer gehouden in 1619, was hij geen gedeputeerde, maar werd er een klacht door hem ingediend, behandeld (blz. 318):
"Dominus Lindenhovius, clagende over sijnen coster, sal tselve hem ongelijks wedervaren is, aen den ed(elen) heere landtdrost van Zallandt bekent maken om dan daerin versien te worden. Mede sal oock de schoelmeester ende coster tot Dalfsum bij den ed(elen) landtdrost voors(chreven) versoeken, dat hem sijn achterstedicheijt moge voldaen worden ende eenighe vereeringhe ende verbeteringhe voor sijnen moyeliken schoeldienst geschiede, alsmede dat oock de coster tot Ommen behoorlyck versorgt worde", (Nr. 28 in de notulen)
Ook in de Acts der Classis Deventer 1601-1659 komen veel bijzonderheden voor over Ds. Gerhardus Lindenhovius. Met behulp van dit materiaal zou men stellig een biografie van de man kunnen maken, hetgeen uiteraard buiten het kader van deze genealogie ligt. Voor het eerst komt hij in deze registers voor op 29 april 1612, hij is dan bedienaar van het woord te Raalte en mag een zekere weide voor de vroegere prijs van 40 gulden in pacht houden. In de classisvergadering van 8 juni 1620 wordt hij beschuldigd de resolutie omtrent het aanstellen van ouderlingen te hebben nagelaten, hetgeen niet bewezen kon worden. Op 3 september 1622 blijken er aanmerkingen op zijn preek gemaakt te zijn, hij zal een boete van tien stuivers moeten betalen aan de armen om dat zijn preek langer dan een uur duurde. In 1623 heeft hij een twist en vielen er harde woorden tussen hem en de schoolmeester van Raalte waarin ook de vrouwen werden betrokken. In 1633 (4 september) bekent Gerardus Lindenhovius met leedwezen, dat hij tegen de kerkorde in een boekje had uitgegeven "de peste fugienda", het mag voorlopig niet worden verkocht.
De naam van de eerste vrouw van Gerhardus Lindenhovius is onbekend gebleven. Hij heeft tenminste drie kinderen gehad. Uit het doopboek van Deventer blijken aldaar respectievelijk op 14 juli 1607 en 9 april 1609 een dochter Cafrijne en een zoon Henderijck gedoopt te zijn, het derde kind, de latere DS. Adam Lindenhovius, is ongetwijfeld te Haaksbergen geboren omstreeks 1605, in 1626 is hij reeds candidaatdpaedikant te Weerselo. De doop- en trouwboeken van Haaksbergen beginnen voor dit onderzoek te laat, evenals die van Raalte.
Bovengenoemde Ds. Adam Lindenhovius werd op 17 november 1625 ingeschreven te Groningen als student in de theologie. Moonen deelt onder Weerselo over hem mee "Adamus Lindenhovius, Gerh. Fil(ius), beroepen 1626, vertrokken naar Ommerschans 1630", en onder Ommerschans "Adamus Lindenhovius, Gerh. Fil., eerste Predikant, deeze kerk met Overreest (Avereest) in combinatie bedienende, beroepen van Weerselo 1630, gestorven 1664". Hetzelfde staat over hem onder Avereest. Het gebied van de gemeente Avereest maakt, met dat van de gemeenten Den Ham en Ommen (zonder de stad Ommen), het voormalige schoutambt Ommen en Den Ham uit. Het valt te betreuren dat het rechterlijk archief van dit schoutambt eerst in 1675 begint, dus te laat om hierin gegevens omtrent Ds. Adam Lindenhovius te Avereest te vinden. Ook de kerkboeken zijn uit de tijd van zijn leven niet aanwezig. Door deze omstandigheden werd het onderzoek naar het gezin van Ds. Adam Lindenhovius zeer bemoeilijkt. Een gelukkige vondst echter in het rechterlijk archief van het schoutambt leverde een onverwacht spoor op naar Amsterdam. Op 28 oktober 1723 werd namelijk in deel 4 van dit archief (serie vrijwillige zaken) een akte verleden met o.a. de volgende mededeling:
"Voor scholtus en assessoren compareerde de eerwaarde Gerhardus Lindenhovius tot Overeest gelegen in dit richterambt, en gaf hiermede volmacht aan zijn zoon de eerwaarde Daniel Lindenhovius "predicant adjunct op sijn plaats", om uit zijn naam te Amsterdam in ontvangst te nemen zijn erfdeel toegekomen door het overlijden van zijn zuster juffrouw Maria Lindenhovius weduwe van wijlen sinj(eu)r Henrik Husink, onlangs te Amsterdam overleden."
Over deze zaak komen ook nog andere aktes in het betreffende archief voor, o.a. op 16 augustus 1728 (deel 4). Hieruit blijkt dat Ds. Gerhardus Lindenhovius een vijfde part van de gehele nagelaten erfenis van zijn zuster in Amsterdam geèerfd had. Op grond hiervan werd in het Gemeentearchief van Amsterdam gezocht naar deze Maria Lindenhovius. Haar begraven werd aldaar vastgesteld uit het register van de Nieuwe Zijds Kapel (nr. 1071 blz. 19):
"den 19 octob(er) (1723) een vrou Maria Lindenhovius wed(uwe) Henning Husing, compt van de Princegraft bij de Spiegelmgraft, comp int graf van Maria Lindenhovius wad(uwe) Henningh Huysingh in den midden kerk f 16.-.-"
Zij had dus een eigen graf in deze kerk en bleek verder ook welgesteld te zijn. Haar huwelijk met Huising (Husing) werd te Amsterdam niet gevonden en er werden ook geen kinderen van haar vastgesteld. Gezocht werd naar een akte van boedelscheiding bij een van de Amsterdamse notarissen in de jaren 1723-1724. Voor zover aanwezig werden de indices op de protocollen van de notarissen doorgenomen. De oogst bleek echter zeer klein te zijn, alleen voor notaris Philippus Roos compareerde op 12 oktober 1723 (dus kort voor haar dood) Maria Lindenhovius, weduwe van Hennig Huising, wonende te Amsterdam. Zij gaf volmacht aan Lourens Eijssenhart om van de Oost-Indische Compagnie kamer Hoorn twee wisselbrieven te innen groot 1250 gulden en gedateerd 12 maart 1723 (oud-notarieel archief Amsterdam deel 8378 nr. 350). Verder komen in het archief van burgemeesteren van Amsterdam register van aangegeven goederen voor de twintigste penning over de jaren 1723-1725 (nr. 19), een tweetal aktes voor (folio 353 recto en verso en 354 recto en verso). Hieruit blijkt dat op 15 januari 1724 voor burgemeesteren enz. van Amsterdam compareerden Guilliam Mensingh en Gerard Tas als executeurs van "den testamente" van Maria Lindenhovius, de weduwe en erfgename van Henning Husing. De heren verklaarden omtrent de bezittingen niets te hebben verzwegen in verband met de twintigste penning, deze werd op 18 januari 1724 betaald.Zij blijkt obligaties te hebben (nagelaten ten bedrage vantotaal f 68.000,-, vooral voor die tijd natuurlijk een zeer groot bedrag. Haar man was overleden te "Cabo de Goede Hoop". Henning Huising was volgens De Nederlandsche Leeuw 1894, kol. 179, een der vier eerste heemraden aan de Kaap de Goede Hoop, en ook in het werk van C. C. de Villiers "Geslagsregisters van die ou Kaapse families", geheel omgewerkte uitgave hersien en aangevul deur C. Pama, deel 3 blz. 966 en 967, een uitgave uit 19616, komt H. Husing voor. Hij krijgt volgens dit werk in 1691 verlof "om sij skoonsuster Margarethe Geertruyd Lindenhovius, wed. van Jan Tas, met haar twee dogters (susters van Adam Tas) naar de Kaap te laat kom".
In Amsterdam werden ook van andere zusters van Maria en Margaretha Geertruyd Lindenhovius gegevens gevonden, welke in de genealogie werden verwerkt. Het valt te betreuren dat de boedelscheiding van Maria Lindenhovius niet werd gevonden. Dat haar broer Ds. Gerhardus Lindenhovius te Avereest een zoon van Ds. Adam Lindenhovius was, blijkt uit het meer geciteerde werk van Moonen en verdere gegevens welke eveneens uit de genealogie zullen blijken.

Bronnen 1. [S339] Genealogie: Lindenhovius.

Haben Sie Ergänzungen, Korrekturen oder Fragen im Zusammenhang mit Gesina Gerhardina Willemina Catharina "Gé" Lindenhovius?
Der Autor dieser Publikation würde gerne von Ihnen hören!

Zeitbalken Gesina Gerhardina Willemina Catharina "Gé" Lindenhovius

Klicken Sie auf den Namen für weitere Informationen. Verwendete Symbole:  Großeltern    Eltern    Geschwister    Kinder