Sie ist verheiratet mit Johann Rudolf Lauffer.
Hij kwam in 1774 op Curaçao aan, in 1796 was hij commandant der schutterij, die hij omvormde tot de Nationale Garde en werd op 6 december 1796 benoemd als gouveneur.
Lauffer was zeer leergierig en bekwaamde zich tijdens zijn schooltijd in de eloquentie, wis- en natuurkunde. Daarnaast bestudeerde hij de Duitse literatuur en filosofie. Na omzwervingen door Europa trad hij in Amsterdam in dienst van deWest-Indische Compagnie en vertrok met het schip De Vrouwe Maria Everdina naar Curaçao alwaar hij in 1776 arriveerde. Kort na zijn aankomst trad hij uit Compagniesdienst en vestigde zich definitief op het eiland als koopman. In 1787 werd hij lidvan de Nederduits Gereformeerde Kerkeraad en later president van dezelfde Kerkeraad.
Inmiddels lid van de Raad voor Civiele en Crimineele Policie werd hij in 1796 door de burgerij gekozen tot Kapitein der Burgerij. Onder zijn leiding werd de burgerwacht geprofessionaliseerd tot Nationale Garde en het Comité Militair opgericht.Een van de grootste verbeteringen voor de defensie van het eiland die Lauffer liet uitvoeren was de bouw van Fort Republiek (later Fort Nassau genoemd). Op 1 december 1796 werd hij benoemd tot directeur (gouverneur) a.i. van Curaçao en vanaf 18februari 1799 directeur (gouverneur) van Curaçao en Onderhorigheden. Gedurende de Engelse periode (1800-1803) was hij civiel-gouverneur naast de militair-gouverneur lord Hugh Seymour. Nadat het bestuur van de kolonie op 13 januari 1803 van deEngelsen werd overgenomen trok Lauffer zich uit het publieke leven terug. Op 14 mei 1804 vertrok hij, vergezeld van zijn bediende Theodorus, via New York (daar woonde zijn neef Johann Heinrich Sutermeister met zijn familie) naar Holland om zichdaar ten overstaan van de Bataafse Krijgsraad in Den Haag te verantwoorden. Bij vonnis van 17 november 1805 werd zijn bestuurlijk handelen goedgekeurd. Hierop kreeg hij een paspoort uitgereikt en vertrok de volgende dag naar Zwitserland om zijnfamilie te Zofingen te bezoeken.
In 1806 keerde hij terug op Curaçao en richtte zich volledig op de internationale effecten- en fondsenhandel. Bij zijn overlijden behoorde hij tot de meest vermogende inwoners van het eiland. Zijn nalatenschap bestond grotendeels uit fondsen bijbanken in New York en Amsterdam, obligaties in de Staat der Nederlanden en Rusland, maar ook liet hij zijn onroerend goed en slaven op Scharloo en de plantages Bleinheim, Eenzaamheid en Nooitgedacht alias Heintje Kool na aan zijn vrouw enkinderen. In zijn geboortestad Zofingen bezat Lauffer een huis en nabij Zofingen een landgoed in de Altachen. Lauffer overleed op zijn landhuis Bleinheim te Curaçao op 24 december 1833. De volgende dag is hij op zijn buitenplaats begraven.
http://www.lauffer.eu/Lauffer/lauffer-b.html
Sie haben geheiratet am 5. Februar 1786 in Curaçao, sie war 44 Jahre alt.
Petronella Rojer | ||||||||||||||||||
1786 | ||||||||||||||||||
Johann Rudolf Lauffer |
Die angezeigten Daten haben keine Quellen.