Er ist verheiratet (bs) mit Elisabeth Maria BÖHM.
ernardus huwt op 7 mei 1896 te Velsen. Het huwelijk werd op 29-6-1915 ontbonden Van Tafel En Bed en op 27-8-1915 ontving de moeder de ouderlijke macht over de drie kinderen. Op 2-8-1927 is het huwelijk geheel ontbonden (rechtbank Haarlem). Bernardus werd veroordeeld in de proceskosten. Hij was niet ter zitting aanwezig en was vertrokken onbekend waarheen.
Sie haben geheiratet am 7. Mai 1896 in Velsen, Noord-Holland, Nederland , er war 30 Jahre alt.
Kind(er):
Das Ehepaar wurde geschieden von 2. August 1927 bei Velsen, Noord-Holland, Nederland .
Over Bernardus Mentink is binnen de familie weinig bekend. Hij was een schrijnwerker, een timmerman die naar verluid vooral meubilair of verfijnd timmerwerk kon maken. Nimmer werd gesproken over grootouders, ooms en tantes in de familie Mentink. Een belangrijke bijdrage aan de onbekendheid zal zijn oorzaak hebben in het feit dat Bernardus op 30 augustus 1908 zijn vrouw
‘kwaadwillig’ heeft verlaten om zijn eigen weg te gaan. Hij liet zijn echtgenote achter met drie minderjarige kinderen, zonder vermelding van zijn woon- en verblijfplaats en zonder enige regeling op zaken te stellen. Voor zover bekend heeft hij na de gebeurtenis nimmer contact gehad met zijn vrouw of kinderen. Ongetwijfeld was de verlating en de daaropvolgende echtscheiding de reden
waarom de kwestie later niet meer ter sprake werd gebracht in de familie.
De arrondissementsrechtbank te Haarlem heeft op 29 juni 1915 de echtscheiding van tafel en bed uitgesproken op grond van gepleegd overspel. Bij vonnis van 17 augustus 1915 werden de drie minderjarige kinderen toegewezen aan de moeder. Een regeling voor co-ouderschap was destijds niet aan de orde. De kinderen uit een huwelijk werden vrijwel altijd toegewezen aan de moeder.
Bij de uitspraak van de rechter op 4 juni 1926 werd de Elisabeth Maria Böhm handelingsbekwaam verklaard, waardoor zij voortaan haar zakelijke belangen zelf kon behartigen. Zij werd de bevoegdheid verleend om verbintenissen aan te gaan, het beheer over haar goederen te voeren en alle andere acties te verrichten.
De echtscheiding van partijen werd definitief door de rechtbank uitgesproken op 2 augustus 1927, waarbij de gedaagde Bernardus Mentink bij verstek werd veroordeeld in de proceskosten (ƒ 80,-).
Voor de echtscheiding werd de kwaadwillige verlating en overspel als redenen aangevoerd. In praktijk was dat laatste niet altijd het geval. Eerder was sprake van onverenigbaarheid van karakters (incompatibilité des caractéres) of ongewenst gedrag. De karakters pasten niet (meer) bij elkaar.
Door het aanvoeren van overspel in de rechtspraak kon het huwelijk ook voor de kerk worden ontbonden.
Na de scheiding konden beiden hertrouwen als zij daar belangstelling of behoefte aan hadden. Echter, sociaal-maatschappelijk werd een echtscheiding zowel de vrouw als de man zwaar aangerekend. Een nieuwe relatie aangaan was geen eenvoudige zaak. In de familie van de vrouw werd de man als de schuldige gezien, zijn familie doodgezwegen en de kwestie bij voorkeur in de
doofpot gedaan. Een man kon zich beter in een andere gemeenschap vestigen en dat deed Bernardus ook. Hij vertrok naar Haarlem, waar zijn neef Albert Suerink woonde, en sleet daar zijn verdere leven tot hij in april 1938 overleed. Het laatste adres waarop hij woonde was de Jansstraat 87 te Haarlem, nabij de Grote Markt en de oude Sint Bavokerk. Hij overleed niet thuis, maar in het ziekenhuis de Mariastichting dat was gelegen aan de Kamperlaan 4 te Haarlem.
Bernardus MENTINK | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1896 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Elisabeth Maria BÖHM |