Er ist verheiratet mit Aleida Meilink.
Sie haben geheiratet im Jahr 1713 in Delden Ambt, er war 25 Jahre alt.
Kind(er):
Uit het slaght-register van de naem van Houtman, soo verre mij ondergeteij¬kende bekent is tot nu toe. Beginnende van 1594 den eersten oorspronk. Voor het eerste heeft doenmaels mijn grootvaeder, genaemt Albert Houtman, gesprooten uit Münsterland van een plaetse genaemt Aehuis en heeft daer gelaeten een broer, welke een prijster was en genaemt Jan Houtman en noch eenen broeder, de naem ik niet weettende. En van die broeders kinderen eenne bij mij aen huis koommende, sigh als neef van mijn vaeder Arendt Houtman verklaarde, en hem eetten en drank gegeven en hem hebbe laeten reijsen met eenigh linnen en hammen nae Holland, soo dat hem naederhandt niet weeder hebbe gesijen.
Nu deese voornoemde Albert Houtman de eerste, heeft verscheiden soons gehadt, te weeten eenne Adolf genaemt, de tweede Jan Houtman genaemt, de derde Hartger, welke alle nae Moskoffen bent gegaen en daer mannen van capitallen geworden.
De eerste, Adolf Houtman, op sijn ouderdom alhier tot Amsterdam weerderom is gekoomen en een soon in sijn huis in Moscou gelaeten, en hij met twee soonen en twee dochters is in Amsterdam coomen woonen op de Ceijsersgraft over de Gouden Ceetingh en daer overleeden 1711 of 12 en twee soonen naegelaeten, eene genaemt Abraham Houtman, eene Jacob Houtman, gewoont over de Comedie, ongetrout overleeden. De eerstgemelde nae Suernaemen gegaen en overleeden; de twee dochters getrout, eenne aen de h[eer] Romswinkel, eenne aen de h[eer] Dubeij, soo dat mijn vaeder Arendt Houtman in reghte erfhuis is blijffen bewoonen en ik no[c]h bewoonne in Overijssel of bij Gelderland geleegen, de plaetse genaemt Zeldam, gehooren¬de onder Delden, acht ueren boven Deventer.
En mijn vaeder is genaemt Arendt Houtman en heefft van sijn (sijn) vaeders kant drie broers, hadde verscheiden neeffen gehat, waeronder Jans waer genaemt en verscheiden naems. En soo verre bij mij is bewust, soo heeft aen mijn soon eenne neef bekent gemaakt alhier op een begraffenis¬se en sigh verklaert voor een neef te sijnde van mijn soon Adolf Houtman, die alhier heeft gewoont in Groene Hart bij de Tiggelbrugh. En die neef soude genaemt geweest hebben Jan Houtman en dat soude geweest sijn 1742, doon deese Jan Houtman sigh aen mijn soon verklaerde voor frinde. Maer cort daernae is mijn soon overleden en so dat ik in cortte moet seggen als dat in Overijs¬sel of Gelderlandt geen Houtman bennen, of sij moet oorspronkellijk weesen uit het erfhuis van Alb[ert] Houtman of de soon Arendt Houtman. En voor het naeste in Amsterdam seer weinigh die de naem van Houtman voeren, of sij bennen van mijn faemilie, soo in Amsterdam selfs in Den Haagh en Gelder¬landt.
't Welk altemets het casjet soude uitwijssen, 't welk als desnoots sijnde soude kunen aentoo¬nen, en noch verscheiden bewijsdoomen, darbij noch de naemen in de voorgaende oude jaeren in steenen en op den huise in de ijsseren wintveeren bent uitgehouwen, en de naem van Arend Houtman met het cerkenboek sal overeenkomstigh weesen. Als mijn vaeder en ik nu tot de jaeren van ouderdom gekomen, ruim 77 jaeren, soo dat ik alles wel van vaeders kant en ooms kantte hebbe gehoort, soo dat ik oordeelle een verre neef te sijn van deesen overleeden Jan Houtman.
Sulks getuighe ik met mijne onderteijkinge van mijn handt, binnen Amsterdam den 13 meij 1764, [w.g.] Albert Houtman.
Albert Houtman | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1713 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aleida Meilink |
Die angezeigten Daten haben keine Quellen.