Spellingvariant: Jantje Harms.
_______________________
Doop 07-10-1729 Marum
Dopeling Jantijn
Geslacht v
Geboorteplaats Marum
Vader Harm Evers
Opmerkingen wonende te de Pende
Bron Kerkeboek Marum en Noordwijk 1656-1811
Collectie DTB (toegang 124)
Inventarisnummer 272, folio 22
_____________________________________________
P. S. Met De Pende wordt Opende bedoeld. Jantijn Harms werd meestal Jantje genoemd.
In 1756 is Jantje Harms dienstmeid bij ds. Johannes Smook in Grootegast ( " mijn dienstmaagt, welke een dogter was van Harm Everts, ouderling tot Doesum " ). Bij een inbraak op 8 maart 1756 wordt de dominee vastgebonden en Jantje wordt in de keukenbedstede bedolven onder een stapel beddegoed, waardoor ze stikt en kort daarna overlijdt. Merkwaardig genoeg vermeldt ds. Smook niet hoe ze heet. Haar naam, Jantje Harms dus, wordt echter bekend uit het rapport van de lijkschouwers van 15 maart 1756. De predikant overleeft het drama en schrijft er een verslag van in het kerkboek. Op 10 maart 1756 vermeldt de Hoge Justitiekamer in Groningen al de inbraak. Dat is wel heel snel, want de inbraak vindt welgeteld twee dagen eerder plaats. De plaatselijke veldwachter begint meteen een onderzoek, dat leidt tot de aanhouding van verschillende daders. Er zijn negen verdachten, hoofdzakelijk Duitse joden, maar er is ook een joodse man uit Grijpskerk bij betrokken, Abraham Davids. Veel verdachten weten te vluchten, maar uiteindelijk worden in april 1758 drie mensen veroordeeld.
In de nacht van 8 op 9 maart 1756 komt zij te overlijden tengevolge van een roof-overval te Grootegast.
Jantje (Jantijn) Harms |