Jan en Jennemie hebben een zwaar leven gehad. Zij zien de eerste zeven kinderen uit hun huwelijk overlijden. Maar we moeten constateren dat er in die dagen toch heel veel kleine kinderen overlijden. Slechte kindervoeding (te veel room in de melk) en enorm onhygiënische toestanden, vooral in de zomer maanden als de boerin mee op het land moet helpen, bezorgen de kinderen maag- en darmklachten, waaraan ze sterven. Door het gedwongen werk op het land kan de boerin haar baby's meestal geen borstvoeding geven, wat tot gevolg heeft dat de kleine kinderen erg jong in leven moeten zien te blijven van de tè zware kost die ze dan binnenkrijgen. Vandaar dat de sterfte onder kinderen beneden het jaar in die tijd ontstellend groot is. Als een kind er in slaagt om uit te spuwen wat het aan voeding binnenkrijgt, is de kans van overleven groter. "Spouwerkes zijn houwerkes" was dan ook een terechte uitdrukking op het Brabantse platteland. En doktoren zijn er in Brabant weinig of geen, zeker niet in de dorpen. De goede raad moet dus komen van de buurvrouw of van de baker. En die kennen de oorzaak van de kindersterfte niet en zullen al gauw zeggen dat de vrouw door de kwaai hand geraakt is. Of met andere woorden: dat duistere krachten de vrouw ten ongunste parten spelen. En dan wapen je daar maar eens tegen!
Bijgeloof en hekserij spelen in die tijd een grote rol in het leven van deze eenvoudige boerenmensen. Als zij in de winter samen komen om te buurten, gaan heel veel verhalen over spoken, lichtjes op de heide en ongelooflijke verhalen van mensen die door de zwarte kunst of door de duivel getroffen zijn. De vreemdste verhalen doen dan de ronde over duivels in de gedaante van katten die tot de mensen spreken, over vrouwen die door de duivel zijn bezeten en zò ongewild een enorm nadeel berokkenen aan hun huisgenoten. En over paters, die de duivel kunnen uitdrijven en zodoende een eind kunnen maken aan al dat leed.
Jan en Jennemie hebben uiterst moeilijke tijden meegemaakt. In Frankrijk is, een jaar of zeven na hun huwelijk, de Franse Revolutie uitgebroken en ook in de Nederlanden zijn het onrustige tijden met gevechten tussen Patriotten en Oranjeklanten. De vijanden van Oranje die naar Frankrijk gevlucht zijn, keren in 1794 met de Fransen terug naar Staats-Brabant, om Brabant te bevrijden van het Oranjejuk.
1794 is voor de hele provincie Brabant een erg slecht jaar. Volgens van der Aa in zijn "Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden" heeft met name Son in 1794 veel te lijden van de Franschen en de Engelsen. De Franse troepen eisen brood, hooi en haver voor 15.000 soldaten en 3.600 paarden. Het toch al zo arme Son wordt compleet leeggeroofd. In de hele provincie is al gauw geen stukje vlees, geen hooi, geen sterke drank en geen schrijfartikel meer te vinden.
Tot 1800 is de opbrengst van de landbouw hoofdzakelijk voor eigen gebruik. Het voor de markt bestemde deel van de productie is erg gering. Iedere Brabantse boer heeft 2 tot 4 koeien, een kalf, een paard of een os om de ploeg te trekken, een partij schapen, één of twee varkens voor de slacht en meestal enkele kippen.
Na 1800 neemt betekenis van de veeteelt op het Brabantse boerenbedrijf enorm toe. Engeland importeert steeds meer boter uit Nederland. De vraag naar melk wordt steeds groter. Het gevolg daarvan is, dat de boeren hun veestapel uitbreiden en voedergewassen gaan telen. Die dienen als voedsel voor het melkvee.
Op 23 augustus 1802 stormt, dondert en bliksemt het geweldig in Son. Het noodweer vernielt bijna alle te velde staande gewassen. Gelukkig is de roggeoogst al in de schuren. Hagel vernielt de volgende dag alles van de oogst, wat daags tevoren nog overeind is gebleven. De hagelstenen zijn zo groot, dat zij zelfs de vogels doden.
In Frankrijk komt Napoleon aan het bewind en hij lijft in 1810 heel Nederland in bij Frankrijk. Voor Noord-Brabant wordt de tijd, bestuurlijk gezien, dan wat gunstiger. Het Franse recht wordt hier ingevoerd, evenals de burgerlijke stand en het burgerlijk huwelijk.
Maar Napoleon verbiedt elke vorm van handel met Engeland. De boteruit¬voer valt dus volledig weg. Eén lichtpuntje is er. Tot nu toe werd er veel koren ingevoerd uit de Oostzeelanden. Ook deze handel wordt door Napoleon verboden. Gevolg: de prijs van het koren, ook van rogge, loopt op in ons land. En dat is gunstig voor de Brabantse keuterboer.
Duurder graan betekent meer publieke belangstelling voor de aardappel, wat ook weer gunstig is voor de Brabantse boer. En de prijzen van het vlees zijn vrij goed. Maar, met het stijgen van de prijzen voor de akkerbouwproducten, stijgen ook weer de prijzen van de grond. Ontginnen wordt daarom een winstgevende zaak.
Bron: Cor van den Hurk, geboren 1929
Er ist verheiratet mit Joanna Kuyten.
Sie haben geheiratet am 3. November 1782.Quelle 4
Trouwakte 3 november 1782
Uit Collectie Schaduwarchieven B I 60A Rijksarchief Den Bosch.
3 novimbris 1782 solemnizatum est matrimonium inter
(is plechtig gesloten het huwelijk tussen)
John van den Hurkck et Joan Kuyten.
Testes: Henricus de Groof et Martinus van den Hurck.
Kind(er):
Joannes van den Hurk | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1782 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Joanna Kuyten |