Op 25 maart 1894 trad hij als frater Maria Nicetas in de Congregatie van de Fraters van Tilburg, waar hij op 27 augustus 1897 werd geprofest. Hij was onderwijzer op lagere scholen in Tilburg (tot 1914), Boxtel, Goirle, 's-Hertogenbosch en vanaf 1940 te Zonhoven.
Frater Nicetas Doumen ontwikkelde samen met fr. Joseph Reynders de meest succesvolle leesmethode van de fraters: Ik Lees Al (1910), die tot ver in de jaren vijftig herdrukken zou beleven. Frater Nicetas Doumen schreef voorts een aantal jeugdboeken dat eveneens door de Drukkerij van het R.K. Jongensweeshuis te Tilburg werd uitgegeven. In de Klasbibliotheek-serie: Bij de zandmannetjes en Polleke Prik (1931), Kleuter Pieterke (1932), De kleine bloedgetuige (1932), Houteren Jantje (1934) en in de Roomsche Reeks: Jongens van sta-vast (1925), Wondere wegen (1927), Spijkers met koppen (1927), Rond de winterwende (1927), Voor vreemde schuld (1928, onder het pseudoniem van Theo Veerman). Hij schreef ook drie stripverhalen, onder hrt pseudoniem Jos. van den Bosch, getekend door Leo van Grinsven en eerder in afleveringen in De Engelbewaarder verschenen: Avonturen van Tante Leida Pannelat (1937), Steven Sterkenarm (1938) en Steven Sterkenarm en Bram de Boef (1939). Andere jeugdboeken van hem: dertien deeltjes van Vroolijk Volkje (1912, samen met fr. Jozef Reijnders), Mijn Platenboek (1914, samen met fr. Jozef Reijnders). Hans Kiekeboe (1940), Dwientje bij de Zandmannetjes (1941) en Fiel (1941).
Die angezeigten Daten haben keine Quellen.