Er ist verheiratet mit Catharina Christina Marianna Jacoba van Schaik.
Sie haben geheiratet.
Kind(er):
https://hetutrechtsarchief.nl/onderzoek/resultaten/archieven?mivast=39&mizig=210&miadt=39&miaet=1&micode=1819&minr=37222552&miview=inv2
=====================================
Boekhandel G.J.C. Scrinerius en de Scrinerius stichting
Gerrit Johan Christiaan Scrinerius, geboren op 5 juli 1853 te Witmarsum, vestigde zich te Utrecht op 1 november 1877, komende uit Wonseradeel. Volgens het bevolkingsregister was hij toentertijd horlogemaker van beroep. Toen hij een half jaar later, op 4 mei 1878, verhuisde naar het adres Voorstraat H 521 (= 67) werd bij zijn beroep "boekhandel" vermeld. Hij nam de zaak over van boekhandelaar A.J. Servaas van Rooijen, die naar Den Haag vertrok om daar enige jaren later gemeentearchivaris en directeur van het gemeentemuseum te worden.
Scrinerius was gehuwd met Catharina Christina Jacoba Marianne van Schaik, geboren op 16 augustus 1853 te Wijk bij Duurstede. Tot zijn overlijden op 28 december 1916 dreef hij zijn boekhandel in de Voorstraat.
Het Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad plaatste op 29 december 1916 het volgende bericht:
De heer G.J.C. Scrinerius, de bekende boekhandelaar van de Voorstraat,
is op ruim 63-jarige leeftijd overleden. Zijn zaak was een van de bekendste boekhandels hier ter stede, speciaal op wetenschappelijk gebied. Hij werkte veel voor export naar Duitsland, maar had ook in deze gemeente een groot debiet en wel voornamelijk in werken van geneeskundige en veeartesenijkundige aard. Ook zijn schoolboekhandel was bekend. Als een
zeer ontwikkeld man-hij had zijn opleiding voor de boekhandel in Duitsland genoten-stond hij bij vele vertegenwoordigers van de wetenschap, die tot zijn cliëntèle behoorden, uitstekend aangeschreven. Ook om zijn karaktereigenschappen werd hij zeer gewaardeerd.
Zijn weduwe, C.C.J.M. Scrinerius-van Schaik, riep bij testamentaire beschikking een stichting in het leven, die tot doel had: het verschaffen
van een jaarlijkse toelage aan onbemiddelde studenten in de geneeskunde of veeartsenijkunde, die bij voorkeur geboren waren in Friesland.
Na het overlijden van mevrouw Scrinerius-van Schaik op 29 september 1918 duurde het enige jaren voor de nalatenschap kon worden afgehandeld door de executrice-testamentair, mevrouw T.T. Scrinerius, de zuster van de boekhandelaar. Het kapitaal was groot ƒ 175.000,= en was tegen een rente van 3% ondergebracht bij het Grootboek Nationale Schuld.
Op 30 januari 1922 werd het bestuur van de Scrinerius Stichting geïnstalleerd door de loco-burgemeester van Utrecht. Tot voorzitter werd benoemd prof.J. Haverschmidt. Overeenkomstig de testamentaire beschikking werden de bestuursleden elke drie jaar benoemd door het college van B. en W. van Utrecht.
Het Stichtingsbestuur heeft in de eerste jaren van haar bestaan veel moeite gedaan om openstaande rekeningen van klanten van de boekhandel in
te vorderen. De betalingsdiscipline van veel van Scrinerius' klanten was kennelijk niet erg groot!
Het vruchtgebruik van de nalatenschap berustte bij Trijntje Titia Scrinerius en haar zuster Maria Catharina Scrinerius. De eerstgenoemde stelde gelden ter beschikking waarmee "het fonds der bestuurderen der Scrinerius Stichting" kon worden ingesteld. Nadat zij in 1926 overleden was,
kreeg de Scrinerius Stichting de beschikking over de revenuen van de helft van de nalatenschap.
Maria Catharina (Barendse-) Scrinerius overleed in 1950, waarna de rente van het gehele fonds kon worden gebruikt voor de uitvoering van de doelstelling van de stichting.
Archief en inventarisatie
Het archief van de Scrinerius Stichting is op 19 januari 1982 door prof.dr. W. de Jong van het Rudolf Magnus Instituut (instituut voor medische farmacologie) aan de Gemeentelijke Archiefdienst Utrecht in bewaring
gegeven. Tijdens de inventarisatie bleek echter dat het hierbij ging om stukken van zowel de boekhandel als de stichting.
De Scrinerius Stichting bestaat nog steeds en was in 1993 gevestigd in
het Rudolf Magnus Instituut te Utrecht.
Bij de inbewaringgeving van het archief werd bepaald dat stukken die jonger zijn dan 30 jaar slechts voor derden raadpleegbaar zijn na toestemming van de inbewaringgever. Overigens dateren de meest recente stukken uit het jaar 1964, zodat de genoemde bepaling inmiddels door de tijd is ingehaald.
De archieven hebben een omvang van 2 m1.
maart 1994, G.J. Röhner
Die angezeigten Daten haben keine Quellen.