Er hat eine Beziehung mit Vrouw Reindert Reinder Prijs (Kleine).
Kind(er):
Gelet op het moment dat hij als ervaren persoon naar voren komt, en een belangrijk opdracht als aannemer op zich neemt, kunnen we er van uit gaan dat Reindert Reinderts Prijs, alias "Kleine Reindert" omstreeks 1615 of eerder geboren is. De participanten van de Hollandse Compagnie besloten op 14 juni 1645 met Kleine Reindert tot een contract te komen, tot het vergraven van de Boekweitensloot tot een opgaande. Reijndert Reijnderts Prijs had al concrete voorstellen gedaan over de condities waarop hij wilde overgaan tot het graven van het opgaande. Men ging daar wel mee akkoord, maar voegde daar 4 juli 1645 wel een extra conditie aan toe: Kleine Reijndert zou het `nieuwe opgaande' zelf vier jaar schoon moeten houden. De vier jaren zouden ingaan op het moment dat hij de opdracht aanvaarde. We krijgen uit de notulen de indruk dat in de nazomer van 1645, toen er geen turf meer gegraven werd, onder leiding van `Kleine' Reijndert Reijnderts Prijs werd begonnen met het graven van het Nieuwe Opgaande, van het Haagje tot Alberts Holtien. Reijnder Reijnderts zal dit niet zelf uitgegraven hebben. We moeten hem zien als een aannemer, een ploegbaas, onder wiens leiding een flink stel arbeiders met de hand aan het spitten is geweest. De arbeiders waren in zijn dienst en als aannemer droeg hij de financiële risico's, want de tegenslagen in het werk waren voor hem. Dat deel van het latere Hollandscheveldse Opgaande dat door de Wolfsbos naar `t Eultie liep, werd gegraven in de periode 1645-1649.Hij heeft zijn werk blijkbaar naar behoren uitgevoerd, want ook de Algemene Compagnie van de 5000 Morgen maakte daarop gebruik van zijn diensten. Hij nam samen met Ritmeester Hendrik van Echten het verbreden en verdiepen van de Hoogeveense Vaart aan: "Op heden de 27 mei 1651 zo bekennen de Ed. Heer luitenant Henrick van Echten en Reijndert Reijnderts, anders genaamd Kleine Reindert, aangenomen te hebben van de WelEd. Heer van Echten en de aanwezende heren directeuren de vaart van het Hooge Echter Veen, begin komende van de Zuidwolder Sloot af tot Meppel toe, te verdiepen en vaarbaar te maken en onderhouden, mits daarin doorgaande makende drie voeten diepte en daarin houden de drie voeten water, zulks dat altijd op pijlwater doorgaande drie voeten diepte zal moeten zijn, waartoe zij de vaart op gelijke drie voeten diepte zullen moeten schieten en onderhouden en vaarbaar maken, zo met diepen als met rijs en tuinwerk, daar het van noden wezen zal......" Zo begint het in 1651 afgesloten contract.
Kleine Reindert komt diverse malen naar voren in de notulen van de Algemene Compagnie en de Hollandsche Compagnie. In 1658 werd hij aangesteld tot pachter van het lastgeld van alle turf uit de Hoge -, Zuidwolder - en kleine venen. Reindert Reinderts Prijs had een herberg te Hoogeveen, waar nogal eens wat voorviel, getuige de aangiften op de goorspraak van 12 mei 1660. Reindert Reinderts Prijs, alias Kleine Reindert, komen we voornamelijk tegen als Reindert Reinderts. De naam Prijs laat hij vallen. Uit hem stamt een familie De Jonge.
Bron: Prijs, De Jonge en Ter Steege. Het nageslacht van een turfmakelaar. Van Albert Metselaar & dr. F. H. Robaard.
Op 27 mei 1651 neemt Clein Reindert, tezamen met de Heer Luitenant Henrick van Echten, voor 5 jaren aan, het verdiepen en onderhouden van de Vaart, van de Algemene Compagnie van 5000 Morgen.
Op 31-05-1652 Cleijne Reijnert en de Jonkheer hebben "niets sonderlinghs uitgericht". Zij zijn nalatig gebleven en worden ontheven van hun taak.
Bron: NAKOMELINGEN VAN REIJNER REIJNERS Waaruit DE JONGE en TER STEGE
Onderdeel van Keuze menu Genealogieën, http://www.genealogy.demon.nl// Secundaire bronnen
3. Reindert Reinderts Prijs, zoon van 2./ Secundaire bronnen
Gelet op het moment dat hij als ervaren persoon naar voren komt, en een belangrijk opdracht als aannemer op zich neemt, kunnen we er van uit gaan dat Reindert Reinderts Prijs, alias ‘Kleine Reindert’ omstreeks 1615 of eerder geboren is. De participanten van de Hollandse Compagnie besloten op 14 juni 1645 met Kleine Reindert tot een contract te komen, tot het vergraven van de Boekweitensloot tot een opgaande. Reijndert Reijnderts Prijs had al concrete voorstellen gedaan over de condities waarop hij wilde overgaan tot het graven van het opgaande. Men ging daar wel mee akkoord, maar voegde daar 4 juli 1645 wel een extra conditie aan toe: Kleine Reijndert zou het `nieuwe opgaande' zelf vier jaar schoon moeten houden. De vier jaren zouden ingaan op het moment dat hij de opdracht aanvaarde. We krijgen uit de notulen de indruk dat in de nazomer van 1645, toen er geen turf meer gegraven werd, onder leiding van `Kleine' Reijndert Reijnderts Prijs werd begonnen met het graven van het Nieuwe Opgaande, van het Haagje tot Alberts Holtien. Reijnder Reijnderts zal dit niet zelf uitgegraven hebben. We moeten hem zien als een aannemer, een ploegbaas, onder wiens leiding een flink stel arbeiders met de hand aan het spitten is geweest. De arbeiders waren in zijn dienst en als aannemer droeg hij de financiële risico's, want de tegenslagen in het werk waren voor hem. Dat deel van het latere Hollandscheveldse Opgaande dat door de Wolfsbos naar `t Èultie liep, werd gegraven in de periode 1645-1649.
Hij heeft zijn werk blijkbaar naar behoren uitgevoerd, want ook de Algemene Compagnie van de 5000 Morgen maakte daarop gebruik van zijn diensten. Hij nam samen met Ritmeester Hendrik van Echten het verbreden en verdiepen van de Hoogeveense Vaart aan: "Op heden de 27 mei 1651 zo bekennen de Ed. Heer luitenant Henrick van Echten en Reijndert Reijnderts, anders genaamd Kleine Reindert, aangenomen te hebben van de WelEd. Heer van Echten en de aanwezende heren directeuren de vaart van het Hooge Echter Veen, begin komende van de Zuidwolder Sloot af tot Meppel toe, te verdiepen en vaarbaar te maken en onderhouden, mits daarin doorgaande makende drie voeten diepte en daarin houden de drie voeten water, zulks dat altijd op pijlwater doorgaande drie voeten diepte zal moeten zijn, waartoe zij de vaart op gelijke drie voeten diepte zullen moeten schieten en onderhouden en vaarbaar maken, zo met diepen als met rijs en tuinwerk, daar het van noden wezen zal......" Zo begint het in 1651 afgesloten contract.
Kleine Reindert komt diverse malen naar voren in de notulen van de Algemene Compagnie en de Hollandsche Compagnie. In 1658 werd hij aangesteld tot pachter van het lastgeld van alle turf uit de Hoge -, Zuidwolder - en kleine venen. Reindert Reinderts Prijs had een herberg te Hoogeveen, waar nogal eens wat voorviel, getuige de aangiften op de goorspraak van 12 mei 1660. Uit Reindert Reinderts Prijs, alias Kleine Reindert, komen we voornamelijk tegen als Reindert Reinderts. De naam Prijs laat hij vallen. Uit hem stamt een familie De Jonge. De Kinderen van Reindert Reinderts, Kleine Reindert, waren:
--Aaltien Reijnders, trouwde te Yhorst op 28 oktober 1661 als ‘JD van Reijner Reijners op het Hooge Echtinger Veen’ met Roelof Reijnts, zoon van Reijnt Roeleffs uit De Wijk.
--Reinder Reinders de Jonge, zie 14.
--Roelof Reinders, zie 15.
--Harm Reijnders, zie 16.