ook genaamd Jacob Jansz Bremer
getuige: doopgetuige was Grietje Potter
Volgens een oud krantenbericht keerde Jacob Bremer op 27 september 1783 met zijn schip "De Harponier" terug van Groenland op de rede van Texel. Hij had 3 walvissen gevangen die 65 quardelen (vaten) spek opleverden.
Er ist verheiratet mit Guurtje Boon.
Die Eheerklärung wurde am 16. Dezember 1757 zu Texel, Noord-Holland, Nederland gegeben.
Sie haben geheiratet. Sie haben in der Kirche geheiratet am 12. Februar 1758 in Oosterend, Noord-Holland, Nederland.Quelle 3Geloof: Nederduits-gereformeerd
Datum: "Voor beyde de eerste classe van ƒ60,-"
Kind(er):
In de periode 1766-1786 was Jacob Johannesz Bremer als walvisvaarder commandeur (gezagvoerder) op Groenland. Over zijn jeugd is niets bekend maar het is wel zeker dat hij voor hij commandeur werd, jarenlang in een lagere rang aan boord van één van de Texelse walvisvaarders gevaren zal hebben. Jacob Bremer vaarde, behalve zijn laatste reis, steeds voor de Amsterdamse rederij Hendrik de Haan en tot 1777 telkens op het zelfde schip: "De Vrouw Wyvalda". In 1766 kwam hij op 15 augustus thuis met twee walvissen (50 vaten spek). In 1767 was hij al op 28 mei terug, leeg want het schip had "lekkagie". Ook het jaar daarop was hij zeer onfortuinlijk en kwam hij op 9 september leeg terug. Een jaar later echter zat het goed. Nadat de hele Texelse walvisvloot tussen 5 en 9 maart van Texel was uitgevaren, kwam Jacob Bremer al op 9 juli behouden thuis, met tien walvissen (190 vaten). Hij had samen gevist met de Texelse commandeur Jacob Potter die voor dezelfde rederij voer op "De Vrouw Anna". Uiteraard had Potter dezelfde vangst, want men placht als men samen gejaagd had, de totaalvangst te delen.
In 1770 was Jacob Bremer op 23 augustus terug met vier walvissen (170 vaten). Het jaar daarop was het weer foute boel en hadden Potter en hij elk een halve walvis (18 vaten). Bovendien waren ze pas op 20 oktober terug. In 1772 was Jacob Bremer op 18 augustus terug met vier walvissen (155 vaten), in 1773 op 23 augustus met drie walvissen (65 vaten) en in 1774 op 6 september met zes walvissen (280 vaten). Het jaar daarop kwam "De Vrouw Wyvalda" op 17 september geheel leeg naar Texel terug. Het walvisbedrijf was niet alleen wisselvallig voor wat betreft de vangst maar ook gevaarlijk.
Na een voorspoedige reis in 1776, waarbij Jacob Bremer al op 21 augustus terug was met 9 walvissen (290 vaten), is in het jaar daarop "De Vrouw Wyvalda" met drie walvissen (80 vaten) op 68 graden noorderbreedte "in het ijs gebleven", als één van de zeven Nederlandse schepen die in dit jaar tijdens de walvisvangst vergingen. Jacob Bremer had hierbij het ongelooflijke geluk om niet, zoals de scheepsbemanningen van enkele andere walvisvaarders, op het barre Groenland te hoeven overwinteren of, nog erger, om te komen na een vergeefse dwaaltocht over de mistige ijsvelden. Hij kon, met zijn bemanning, op andere schepen thuis varen evenals de Helderse commandeur Klaas Keuken de Jonge en de Borkummer commandeur Roelof Gerritsz Meyer. Ongeveer driehonderd mannen zijn in dat rampjaar omgekomen. Slechts honderdenveertig man was zo gelukkig te overleven, waarvan de meeste pas na ruim een jaar weer thuiskwamen, doordat ze op Groenland moesten overwinteren.
In 1778 bleef Jacob Bremer thuis, de rederij had nog geen ander schip voor hem ter beschikking. In 1779 voer hij uit met het schip "De Harpoenier", maar op 4 oktober kwam hij onverrichter zaken weer leeg (in het Vlie) terug.
In 1780 was hij nog juist voor het uitbreken van de vierde Engelse oorlog uitgevaren en kwam hij op 4 september met dertien walvissen (170 vaten) op Texel terug, maar in 1781 en 1782 mocht hij, vanwege de oorlog niet uitvaren. In de loop van 1783 werden de verhoudingen met de Briiten al wat beter en voer een deel van de walvisvaarders weer uit, al werd de vrede pas in het vroege voorjaar van 1784 getekend. Jacob Bremer kwam op 27 september 1783 weer binnen met drie walvissen (65 vaten). Het jaar daarop echter was het goed fout: op 24 april zat het schip De Harpoenier, "onder de Vlieter in de grondt, vol water, en alle zijn masten gekapt, door storm. Het volk geborgen door de loodsschuyten". In de Oprechte Haarlemsche Courant van 20 mei 1784 stan dat Commandeur Jacob Bremer met zijn schip gestrand was voor de rede van Oosterend. (Schip was verloren en de hele inboedel en schip werden verkocht) Misschien was het schip reddeloos verloren want in 1785 is Jacob Bremer niet uitgevaren. Misschien hield de rederij het (met hem) voor gezien, in elk geval voer Jacob Bremer in 1786 uit voor de rederij Lourens Brandligt en zoons te Amsterdam, op het schip "De Prinses van Pruisen". Op 13 september was hij op Texel terug met één walvis (45 vaten). In elk geval hield hij het voor gezien, waarschijnlijk had hij "zijn schaapjes op het droge". Terwijl de lagere bemanning een vast maandgeld ontving (circa 20 gulden) voeren de commandeur en officieren "op part": behalve een vast bedrag van circa 150 gulden bij het uitvaren kreeg de commandeur doorgaans 25 gulden per gevangen walvis. In 1795 werd Jacob Johannesz Bremer met enkele andere patriotten in de "municipaliteit" van Texel gekozen. Bron: Drs. J.T. Bremer, Jacob Jansz Bremer (1733 1799), Commandeur ter Walvisvaart. Historische Vereniging Texel, no.4 1987.
De walvisvaart zou Jacob Bremer geen windeieren hebben gelegd. Hij was zeer vermogend en heeft als schepen deel uitgemaakt van de Texelse vroedschap. In de 19e eeuw waren zijn afstammelingen bakkers en boeren in en rond Oosterend (bron: Texelse geslachten).
Tekst uit de Oprechte Haarlemsche Courant van 20 mei 1784: Denys ten Teye, R. Boevink en G. Altius, Makelaars, zullen op Maadag, den 24 Mai, 1784, 's avonds ten 6 uuren, t'Amsterdam in het Nieuwezyds Heeren-Logement op de Haarlemmerdyk, publicq verkoopen: By Nommers, Ankers, Touwen, Zeylen, Scheeps-Gereedschappen; alsmede Walvisvangers-Gereedschappen, Harpoenen, Lensen, Walvis-Lynen, Yzer- en Houtebandsquardeelen, Sloepen en verder Vleeds-Goederen, Fictnaly, Boter, Vlees, Spek enz., zo gezond als beschadigt; alles geborgen uit het Fluit-Schip genaamd de Harpoenier, Commandeur Jacob Bremer, gedestineerd geweest na Groenland, alles op den Verkoopdag te zien in de Pakhuisen op de Zoutkeesgragt. Wyders zal op vrydag, den 21 Mai op Tessel publicq verkogt worden: Het WRAK van het FLUIT-SCHIP genaamd de Harpoenier, zo als hetzelve Masteloos na by Oosterend op Tessel in de Grond zit, volgens Conditie te zien by den Geregten van Burg en 't Oude Schild op Tessel.