Harmen Foekema: De froulju fan Foocklama (Genealogysk Jierboek 2006):
Ruird is 20 jaar als zijn moeder, Ints Gabes, in 1646 overlijdt. Zijn grootvader Gabe Epes en oom Douwe Innes worden zijn curatoren. De familietraditie - boer in Wergea - eindigt bij Ruird. Hij wordt de grondlegger van een nieuwe traditie voor vijf generaties: smid iin Wergea. In 1811 zal één tak van de familie zich dit beroep tot naam kiezen.
Samen met zijn vader 'Gerrit Sioerdts' (moet zijn Gerrit Ruirds) koopt hij vlak voor zijn huwelijk in 1650 een 'huisinge en plaats c.a. hebbende de Pastorijfenne ten Oosten, Morck Lieuwes ten Zuiden, de herevaart ten Westen en Idsert Tietses ten Noorden', met alle smidtsgereedschap, van Cornelis Jansen, smid te Wergea voor 627,7 goudgulden met 3 zilveren ducatons voor de vrouw en 1 voor zijn jongste zoontje (Cornelis is met Antie Sipkes, Ruurds nicht getrouwd).
In 1658, naar het overlijden van zijn eerste vrouw Jeltie, worden 'oom Hillbrant Hillebrants tot Suwâld en oudoom Sioerd Gerbens tot Wergea' de curatoren over zijn twee dochters Ints en Jeltie. Jeltie laat hen 124 caroligulden na met de verplichting tot onderhoud en hen te leren lezen en schrijven.
In 1663 is Ruird Gerryts (samen met Jan Rommerts) namens zijn kinderen erfgenaam van wijlen Gerben Sioerds, de grootvader van Jeltie Hillebrants. Gerben, alias Gerben Sioerdts Diurrema, was huisman te Friens en ook de vader van Soerd Gerbens.
In 1671 koopt hij een huis op de Inburen met vrije toegang aan de buurt en vaart. Zijn zaken floreren aardig, want Ruird koopt en verkoopt huizen en leent regelmatig geld uit. Hierdoor komt hij frequent voor in de boeken van Idaarderadeel. In 1674, als Douwe Rinses zijn huis aan Rinse Tietes verkoopt, blijkt Ruird Gerryts naastligger te zijn en blijkt dat zijn huis aan de walkant staat. Douwe mag zijn turfschuit hier aanleggen, maar als tegenprestatie zal hij, wanneer hij stennkool voor Ruurd uit Harlingen heeft gehaald, geen vrachtgeld vragen. Een recht dat zijn voorganger, Idsart Tietesook al had.
Vanaf 1679 gebruikt Ruurd de naam Hellinga, hij ondertekent, bij het overlijden van zijn schoonmoeder Grietje 'Ates', voluit met Gerrit Ruurds Hellinga; ook in de sterfhuisinventaris van Ymcke Thietses te Wergea staat hij met zijn 'skaainamme'. Deze Ymcke is aangetrouwde familie; hij is een broer van Idsart.
Haye Meinerts verklaart in 1690, namens zijn vrouw Ynsck Ruurds, als erfgenaam van zus Jeltie Ruyrds, dat hij uit de boedel van wijlen zijn schoonvader Ruyrd Gerryts het restbedrag van 62,14 goudgulden heeft ontvangen. Bij het huwelijk van dochter Antie geeft zijn vrouw consent.
Zijn tweede vrouw Jeltie komt van Easterwierrum, in de sterfhuisinventaris van haar moeder, Grietje 'Ates', verwijst een schuldvordering naar een sate aldaar. Mogelijk is haar vader Ate Jeltes, die als oom te Easterwierrum genoemd wordt in een weesakte betreffende Atte Tiebbes.
Die angezeigten Daten haben keine Quellen.