Hoewel hij is opgegroeid in een burgerhuisin Terhorne zet Meye de familietraditie voort en wordt boer in Goïngaryp. Hun kinderen laten ze dan weer in Joure, dan weer in St. Nicolaasga dopen, Goïngaryp behoort tot de R.K. statie van St. Nicolaasga, maar Joure is veel dichterbij. Het vervoer ging bovendien voor het allergrootste deel over water. In mei 1758 koopt Meye van zijn (half)broer Klaas Tjitskes een grote boerderij te Goïngaryp. In de koopakte is sprake van:
........... een seekere heerlijke zathe landts met huijsinge, schuijre, twee halve watermolens, boomen en plantagie en wat verders daar aanbehoort, groot na naem en faam hondert ses en twintich pondematen,begeregtigt met twee stemmen,........
De totale koopsom bedroeg 709 goudguldens en 7 stuivers.
Aan het eind van 1769, waarschijnlijk kort nadat hij de koeien weer opstal heeft gezet, breekt de veepest uit bij Meye Tjitskes. Op last van de autoriteiten wordt keurig administratie bijgehouden van de aantallen bezweken runderen, Meye verliest in 3 maanden tijd 32 stuks vee. Niettemin krabbelt hij weer op, tot zijn dood in 1782 blijft hij eigenaar van dezelfde boerderij. Daarna neemt zijn vrouw het bedrijfover.
Sie ist verheiratet mit Meye Tjitskes.
Sie haben in der Kirche geheiratet am 30. April 1752 in Joure.Quelle 2
Kind(er):