Ich Johan van Petersheym herre zu Weert bekenne
mit dezen brieve, dat die ersame wyse lude Burge-
meister Rait ind ander Burger der stat van Coelne
mir wail betzaild hant vunff und zwentzich gude zwoir
Rynsche gulden die Billie van Pont myne sweger-
vrauwe Heren Reynartz wijve was va Moirck van
lyfftsucht an der selver stat gevielen op den heilige
paischdach nyest leden vur datum dis briefs ind
schelden die vurg stat ind burgen gemeynlige van
Coeln ind weme dese quitancie stade doen mach
van den vurg. vunffindtwentig gulden dis termyns
vurss. ind van allen vurleden termyne los leidich ind
quyt sunder argelist.
Urkunde myns segels an desen brief gehangen gege-
ven int jaer unts Hren duysent ind vunfflzien iaer up
den XXten dach in Julio.
Ich Johan van Pytersheym here zu Wierdt (Stevensweert) doin kunt, dat ich erflich verkoucht hain den eirbaren heren dechen ind capittel der kirchen U.L.V. zu Achen alle alsullich erfsterfnisse van erve als mir ind Barbaren van Moirke mynen wyve anerstorven is van wilne joffrauwen Kathrynen Colens (Colyns) die elige huisvrauwe was wilne hem Johans van Pont, scheffen zu Achen, gehoirende in den hoiff zu Oirsfelt. Urkunde myns siegels Gegeven 1415 den 8 August.
Er ist verheiratet mit Barbara van Moircke.
Sie haben geheiratet
PETERSHE(I)M (Johan van) (3), heer van Stevensweert, vermeld 1395-1417, zoon van Johan (2) en Aleidis van Heers.
Hij komt in 1395 voor in een geschil met de abdis der O.L. Vrouwe-Munster-abdij te Roermond, Margaretha van Elmpt, over de tienden van Stevensweert;
20 Juli 1415 bekende hij ontvangen te hebben van de stad Keulen 25 rijnsche gulden lijftocht voor zijn schoonmoeder Bielle van Pont;
eveneens 7 Dec. 1416 en 22 April 1417 een gelijk bedrag als lijftocht voor zijn vrouw.
Bij brieven van 8 Aug. 1415 deed hij, ten gunste der kerk van O.L. Vrouw te Aken, afstand van al de rechten, die hij uit hoofde van zijn echtgenoote verworven had op de erfenis van Catharina Colens, weduwe van Johan van Pont, schepen van Aken. Deze erfenis betrof den hof van Oirsfeld of Uersfeld gelegen tusschen Aken en Rolduc, en veel later verheven als feodaal kasteel.
Hij was gehuwd met Barbara van Moircke, dochter van Reiner, richter (1358-64) en schepen (1364-85) van Aken (overl. Dec. 1387), en van Bella van Pont.
Zij beurde als weduwe des Zondags na Paaschdag 1418 genoemden lijftocht en hertrouwde kort daarna met Johan van Palant, die 27 Oct. 1419 en 2 Oct. 1422 den lijftocht voor zijn vrouw beurde en zich in de tweede akte heer van Stevensweert noemde; hij was drossaard van Kerpen en heer van Ruland zoon van Werner, heer van Breidenbend en Alverada van Engelsdorf.
Zie: M.J. Wolters, Notice historique sur les anciens seigneurs de Steyn et Pietersheim (Gand 1854), 138-139, 169; Jos. Habets, De voormalige heerlijkheid en vesting Stevensweert in Publ de la soc. hist. et arch. dans le duché de Limbourg XIII (1876), 286-287, 303; Maasgouw (1890), 38-39; over van Moireke: Herm. Friedr. Macco, Aachener Wappen und Genealogien II (Aachen 1908), 9.
Bron: Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek
Johan van Petershem | ||||||||||||||||||
Barbara van Moircke |