Op 11 juli 1601 [inv.nr. 214, 32] verklaarde Jan Aertsz tot Soelmondt schuldig te zijn aan zijn neef Aert Ghijsbertsz tot Culemborg f 174.10.
Jan Aartsz Romeijn vestigde op 3 september 1605 [inv.nr. 214 (168)] een plecht van f 200.- op een huizinge en hofstede staande en gelegen tot Soelmondt aan de Achterstraat met twee akkers bouwland daar achter aan gelegen.
Ook op 12 mei 1618 [inv.nr.215, 260] nam hij een hypotheek.
Dirck Jansen Romeijn, Peter Jansen Romeijn (schepen), Arien Jansen Romeijn, Roeloff Aerts als man en voogd van Agnieta Jans, Gerit Jansen van Beuningen als man en voogd van Neelken Jans, Cornelis Petersen Muijswinckel als man en voogd van Jantgen Jans en Jan Jansz van Wesick als man en voogd van Maria Jans, de voors vrouwen hebben in deze hun mannen als momber aangenomen, en de comparanten tesamen nog sterk makende en vervangende voor Cornelis Jansen en Anneken Jans Romeijn, verkochten op 23 oktober 1630 [inv.nr. 216, 128] grond op Soelmondt. Zij lijken de kinderen van Jan Aartsz Romeijn geweest te zijn, die dus waarschijnlijk op die datum al overleden was.
Deze plecht wordt vermeld op 29 juli 1689 [inv.nr. 232, 227] wanneer zijn kleinkinderen verklaren dat naar hun weten deze hypotheek is afgelost.
Kind(er):
[*Bron: Fred Simons*]