Jan
Verzijde
In 1610 werd hij gekozen tot vroedschapslid, maar 30 Oct. 1618 behoorde hij tot de regeeringspersonen, die door prins Maurits ontslagen werden. In 1638 werd hij opnieuw gekozen en bleef toen tot zijn dood dit ambt bekleeden. In de eerste periode was hij tweemaal, in de laatste herhaaldelijk gedeputeerde ter dagvaart, in het college der admiraliteit had hij zitting van 1616-1619 en van 1643-1646, burgemeester was hij in 1647 en 1648, rentmeester en secretaris van Schieland van 1600-1643 en hoogheemraad van dit waterschap van 1643 tot zijn dood. Voor Rotterdam heeft hij zich ook nog verdienstelijk gemaakt door zijn Aanteekeningen over de geschiedenis van Rotterdam, uit welk handschrift, dat ongelukkig verloren is gegaan, C. van Alkemade veel geput heeft. Deze aanteekeningen loopen van 1453-1622. Een collectie portretten van deze familie, ook van Dirck Jansz. en Jan Dircksz., bevindt zich in het Museum Boijmans te Rotterdam no. 312.
Zie: Bronnen Gesch. Rott. I, II, 221, 223-226, Rott. Jaarb. III, 69.
Er ist verheiratet mit Theodora van Zoelen.
Sie haben geheiratet
Kind(er):
brouwer in de Drye Ringen, heemraad van Schieland, burgemeester van Rotterdam in 1613, begraven op 8 december 1652 te Rotterdam. J. woont op de Botersloot (1645). Op 7 november 1600 testeert het echtpaar voor notaris Jacob Symonsz te Rotterdam. Op 26 januari 1630 bekent ene Willem Claesz, kok, f. 51,00 schuldig te zijn aan J., brouwer in de Drye Ringen, wegens geleverd bier. Op 21 november 1633 testeert het echtpaar voor notaris Willem Jacobsz. te Rotterdam. Op 4 augustus 1634 blijkt er onenigheid te bestaan over een in 1630 door factoor Jacob Willems geleverd partij kolen. Op 27 december 1635 sluit J. een overeenkomst met het echtpaar Huybert Usselingsz en Trijntgen Symonsdr, uitbaters van In Het Wapen Van Sint Lucas, een herberg in de Zwart Lackensteeg te Amsterdam. Op 5 juni 1637 blijkt Ida Schoock, weduwe van de advocaat Cornelis van Crimpen, f. 152,00 schuldig te zijn aan J. wegens geleverd bier. Blijkbaar levert J. ook bier in de buurt van Oude Tonge, want op 11 februari 1638 machtigt hij Andries Cornelisz, biersteker aldaar, om uitstaande schulden te innen. Op 13 april 1638 stelt ene Jacob Cornelisz Cramer uit Dirksland zich ten behoeve van J. voor f. 1.000,00 borg voor zijn schoonzoon Dimme Yemants, biersteker aldaar. Op 19 oktober 1640 blijkt Gerrit Ariensz Grol, molenaar en schuitevoerder van Rotterdam op Delft, f. 156,00 schuldig te zijn aan J. Op 5 februari 1642 sluit J. een overeenkomst met Hille Marcus, weduwe van de biersteker Hans de Visscher, inzake een schuld van f. 2.800,00. Op 3 mei 1650 blijkt Jacob Aerts Roosenburch, tapper te Barendrecht, f. 90,00 voor geleverd bier schuldig te zijn aan J. Op 29 juli 1652 testeert J. voor notaris Vitus Mustelius. Op 1 oktober 1653 blijkt dat de gewezen dienstmaagd van J., Machtelt Gillidr., geld, juwelen en andere goederen uit de nalatenschap heeft ontvreemd en zich te Utrecht bevindt.
Johan Versijden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Theodora van Zoelen |
Die angezeigten Daten haben keine Quellen.