Er ist verheiratet mit Jannetje van den Berg.
Sie haben geheiratet am 21. Dezember 1904 in 's-Gravenhage , er war 24 Jahre alt.
Kind(er):
Niet lang nadat zijn zoon verdronk verliet Simon Harteveld de visserij; dit was het gevolg van een principiële kwestie die niet alleen Simon Harteveld, maar ook verscheidende andere visserslieden al langere tijd bezighield.
Al een aantal jaren speelde in het wereldje van de vleetvissers de nogal heikele kwestie rond het vijf, als wel zes nachten vissen bij de haringvisserij.
Om dit te begrijpen, moet men wat inzicht hebben in de aard van de vroegere bewoners van de kustdorpen langs de Noordzee; hun denken was orthodox en rechtzinnig, hun handelen steil en rechtlijnig.
De invloed van de plaatselijke protestantse kerk(en) was reeds eeuwenlang zeer groot.
Bij de vissersbevolking werd leven en handelen helemaal bepaald door de vraag of alles in overeenstemming was met de wil van God.
Een richtlijn voor dat leven en voor dat handelen waren de bijbelse Tien Geboden zoals deze aan het kerkvolk van die jaren werden voorgehouden.
Eén van die geboden schreef voor dat men zes dagen zou arbeiden en op de zevende zou rusten.
Nu werden bij de haringvisserij de netten in de namiddag overboord gezet - de vleet werd zogezegd geschoten - en s nachts rond 1 of 2 uur binnengehaald, waarna de vangst meteen werd verwerkt: daarover straks iets meer.
Voorts was het toen aan de wal heel gebruikelijk zes dagen te werken.
En op zee zou dit waarschijnlijk niet anders zijn geweest, ware het niet dat hier voor de gelovige zeelieden een levensgroot probleem daagde.
Wanneer men namelijk op zaterdag in de namiddag de netten overboord zou zetten, zouden ze in de daaropvolgende nacht moeten worden binnengehaald.
Maar dat was dan wèl het begin van de zondag, het begin van een rustdag die heel nadrukkelijk in de Tien Geboden stond verordonneerd.
Op grond hiervan gingen daarom van oudsher in de namiddag van de vrijdag voor het laatst van die week de netten overboord; en deze werden dan in de nacht van vrijdag op zaterdag binnengehaald.
En pas weer in de namiddag van de daaropvolgende maandag werd de vleet weer geschoten.
Te licht in belijden
Ongeveer ook in die tijd keerde hij ook de Nederlandse Hervormde Kerk de rug toe, een kerk die in zijn ogen te licht van belijden was geworden.
Hij sloot zich aan bij de Christelijk Gereformeerde Kerk. Voortaan zouden zij niet meer kerken in de zo vertrouwde Prinses Julianakerk te Duindorp, maar elders.
En dit elders was niet zómaar dichtbij: nee, het gezin moest twee keer per zondag op weg naar een kerk aan het Haagse Pomonaplein.
En dit dan bovendien niet met het openbaar vervoer, maar alles te voet!
Want het gebruik van het openbaar vervoer op de zondag als rustdag, en zelfs het gebruik van een vervoermiddel als een fiets of een auto, werd door de Scheveningse bevolking als een ernstige schending van de zondagsrust aangemerkt.
Wee een predikant die van buiten kwam en in het oude vissersdorp moest preken.
Zo die dominee al over een fiets of een auto beschikte, dan waakte hij er toch angstvallig voor, te worden gezien door de kerkelijke gemeenteleden op zon bewuste zondag met wat voort vervoermiddel dan ook.
Het kwam dan ook regelmatig voor dat een predikant die van ver kwam al op de zaterdag in het dorp arriveerde, bij iemand binnen de kerkelijke gemeente logeerde en pas op de maandag in de ochtend huiswaarts ging.
Negosiant
In de jaren die volgden ging Simon zich bezighouden met de verkoop van haring; hij werd negosiant.
Hij schafte zich een bakfiets aan en kreeg op een zeker moment het recht op een vaste standplaats aan het eind van de Haagse Boekhorststraat bij de brug.
Daar verkocht hij vanaf de haringkar zijn zeebanket.
De haring werd ter plekke voor de passanten schoongemaakt en door hen meestal ter plekke ook verorberd.
En waarschijnlijk zullen enkelen zich zo'n specifiek, bruinig-geel gevernist haringkarretje nog wel herinneren, met dat speciale snijplankje, met die bungelende, blauwgeblokte keukenhanddoek en met een, soms met sierlijke zwarte schrijfletters geschilderde, spreuk als 'Haring in het land, dokters aan de kant.'
Ergens opzij op de haringkar stond voorts een wit, geëmailleerd schaaltje of een bord van aardewerk met daarin de geurige, fijngesneden uiensnippers waardoorheen een ieder even zijn haring mocht sleuren alvorens deze te consumeren.
De haringboer droeg over het algemeen een blauwe werkbroek, maar te allen tijde een helder, gesteven wit jasje.
Zijn rode werkhanden met dikke vingers staken daarbij fel af tegen het smetteloze blank van de mouwen van dat witte werkjasje.
Reeds kort na het begin van de Tweede Wereldoorlog viel de haringvisserij op de Noordzee stil; en daarmee kwam ook gedurende een aantal jaren een einde aan de handelsactiviteiten in haring.
Nadat in 1943 het evacuatiebevel ook voor hèn was gaan gelden, lag het in feite in de bedoeling dat het gehele gezin naar Aalten in Gelderland zou verhuizen.
Maar een zoon werkte bij de Haagse fabriek Waldorp; hij zag toen kans, ook zijn vader als werknemer bij het bedrijf onder te brengen.
Voor het al dan niet evacueren gold het uitgangspunt economische gebondenheid van een gezinshoofd.
Door de ontstane economische gebondenheid kon het gezin in Den Haag blijven wonen.
Zij kregen een huis toegewezen op de Noordpolderkade in het Laakkwartier.
Simon Harteveld | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1904 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jannetje van den Berg |
Die angezeigten Daten haben keine Quellen.