Sie ist verheiratet mit Jan Hendrik Hoedt.
Die Erlaubnis zur Eheschließung wurde am 15. April 1803 in Rotterdam erhalten.Quelle 1
Sie haben geheiratet am 1. Mai 1803 in Rotterdam.Bruidegom Jan Hendrik Hoedt , jongeman , Rotterdam , wonend: binnen ambacht Cool
Bruid Johanna Cornelia Binglij , jongedochter , Cool , wonend: binnen ambacht Cool
Plaats Cool
Opmerkingen ieder f 6,00
----------
Kind(er):
© DVN, een project van ING en OGC (UU). Bronvermelding: Sanders Inge-Marlies, Bingley, Joanna Cornelia, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: http://www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/DVN/lemmata/data/bingley [08/03/2007]
BINGLEY, Joanna Cornelia (ged. Rotterdam 6-12-1785 – gest. Den Haag 22-3-1869), toneelspeelster en zangeres. Dochter van Ward Bingley (1751-1818), toneelspeler en theaterdirecteur, en Maria Anna Wattier (1760-1814), toneelspeelster. Johanna Bingley trouwde op 15-4-1803 in Rotterdam met Jan Hendrik Hoedt (1779-1846), toneelspeler, regisseur en toneeldirecteur. Uit dit huwelijk werden 8 kinderen geboren, van wie 1 zoon en 3 dochters de volwassen leeftijd bereikten.
Joanna Cornelia (Johanna) Bingley groeide op als de op een na jongste van vijf kinderen in een welvarend gezin in Rotterdam. De familie behoorde tot de belangrijkste Nederlandse toneeldynastieën van het eind van de achttiende en de eerste decennia van de negentiende eeuw. Bij Johanna’s doop in de rooms-katholieke kerk op ’t Steiger te Rotterdam was haar tante Johanna Cornelia Wattier, de beroemdste toneelspeelster uit die periode, aanwezig als getuige en peettante. Zo kwam Johanna als kind al in aanraking met de theaterwereld, waar haar vader bekendheid had verworven als toneelspeler en theaterdirecteur. Zij kreeg acteerlessen van haar vader en van haar tante Wattier. Rond 1800 debuteerde Johanna, zo’n vijftien jaar oud, bij de Zuid-Hollandsche Tooneelisten, het gezelschap van haar vader.
Johanna Bingley leerde Jan Hendrik Hoedt kennen bij de Zuid-Hollandsche Tooneelisten, waar hij werkzaam was als regisseur en toneelspeler. Zij trouwden in 1803. Vanaf 1808 speelde Bingley steeds vaker de jonge-vrouwenrollen in het treurspel. Ze verwierf bekendheid met haar spel als Badeloch in Vondels Gijsbrecht van Aemstel, koningin Geertruide in Ducis’ Hamlet en Maria Stuart in het gelijknamige toneelstuk van Le Brun. Na de dood van Johanna’s vader in 1818 namen Hoedt en Johanna’s broer Willem Albertus (1793-1844) het directeurschap van de Zuid-Hollandsche Tooneelisten over. Dit zal haar positie bij het gezelschap vermoedelijk verder hebben versterkt – ze was nu niet meer de dochter, maar de vrouw van de directeur.
Johanna Cornelia Bingley | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
1803 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan Hendrik Hoedt |