"Jakob Lavecq ... was Jongman en hield huis met twee meiden, wyl hy nog een halven broeder, die blint was, hadde op te passen. Zyne Ouders hadden hem een fraai kapitaal naergelaten, maar na't my [t]oescheen (dewyl hy meer van gezelschap als van schilderen hield) was het met zyn reis in Vrankryk [hij verbleef o.m. in Sedan] vry was gesmolten. Hy had de Konst by Rembrant geleert, maar in zyne reize die handeling laten varen en zedert zig geheel tot het schilderen van pourtretten, vry wel zwemende naar die van de Baan, begeven."
A. Houbraken, De Groote Schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen, deel I (2e druk, 's-Gravenhage 1753), p. 154 e.v.
Jacques l' Evesque |