Pass auf: War älter als 65 Jahre (67), als Kind (Abraham KAAS) geboren wurde (11. Februar 1824).
Pass auf: Ehegatte (Susanna WALÉ) ist 34 Jahre jünger.
(1) Er ist verheiratet mit Alida BARENDSE.
Sie haben geheiratet am 27. Juli 1782 in Vlissingen, er war 25 Jahre alt.
(2) Er ist verheiratet mit Susanna WALÉ.
Sie haben geheiratet am 28. September 1814 in Vlissingen, er war 57 Jahre alt.
Kind(er):
Willem KAAS, bosschieter (1773-1774)1, van 3 april t/m 9 oktober 1775 was W. als botteliersknecht aan boord van het oorlogsfregat Sint Maartensdijk van de Zeeuwse Admiraliteit tijden de kruistocht naar de Oost-Indische retourvloot, onderstuurman ( -1785), opperstuurman (1785, 1787, 1790), zeekapitein (1792-'96), particulier (1814), waterschout (1823-'24), ceelhouder (1826). W. woonde te Middelharnis (1764-'75), Vlissingen (1792), aldaar Wijk H, huisnr.206 (1797, 1815) en te Middelburg-Ambacht of Koudekerke (1810). Op 8 december 1773 vertrekt W. als bosschieter met het VOC-schip Noordbeek2 van de Zeeuwse Kamer naar Kaap de Goede Hoop alwaar hij op 28 april 1774 aankomt. W. was opperstuurman op de hoeker Brandenburg van de MCC waarmee hij van 29 september 1784 tot 20 augustus 1786 een tocht maakte van Middelburg via Essequibo3, Demerara en Martinique weer naar Middelburg. W. was opperstuurman van het slavenschip het MCC-fregat4 De Zeemercuur waarmee hij van 22 december 1787 tot 1 mei 1790 een tocht maakte vanuit Middelburg via Guinee, Suriname en St.Eustatius weer naar Middelburg5. Op 18 september 1790 koopt W. voor f. 850,00 een pand aan de Oude Walstraat te Vlissingen van Johan Jacob Kok. W. was kapitein van het fregat De Indiaan, waarmee hij voor de vlissingse rederij Rosevelt-Cateau op El-Mina aan de Goudkust, het tegenwoordig Ghana, voer. W. voer met het slavenschip De Indiaan van 16 februari 1792 tot 1794 vanuit Vlissingen via de Goudkust en Suriname weer naar Vlissingen. Als kapitein van het schip De Oosterstar vervoerde hij in 1794 een lading van 900 vaten buskruit naar Angola en de kust van Guinee. Ook in 1795-'96 bevindt W. zich in de West. Eind 1799, begin 1800 is hij te Suriname in opdracht van Rosevelt-Cateau betrokken bij de verkoop van de schepen De Oosterstar en de Sans Souci. Daarover legt hij op 2 april 1801 te Vlissingen op verzoek van zijn opdrachtgever François Adriaan van Rosevelt-Cateau een verklaring af voor notaris Lieven de Jonge Borgerhoff. Daarna was hij waterschout en ceelhouder te Vlissingen. Op 29 september 1801 geeft W. een volmacht af aan A. de Geijselaar. Op 28 mei 1802 leggen W. en Arend Arents Wilhelmusz een verklaring af ten behoeve van Arnold Rocholl. Op 22 september 1802 leggen W., Jan Pieter Moerman, Joos Sanders, Bancrazi Sivert en George Philip Dietz een verklaring af. Op 2 april 1803 testeren W. en zijn echtgenote voor notaris Lieven de Jonge Borgerhoff. Op 22 augustus 1804 leggen W., Peter Surita, Robert Freeman en Hendrik de Gaay ten behoeve van Jean Anthoine de Arrarte, stuurman van het schip de San Pedro, een verklaring af. Op 17 januari 1806 leggen W. en Hendrik de Gaay een verklaring af ten behoeve van Frans Carel de Jager, schipper van het schip Hoop & Vertrouwen. Op 13 juli 1812 laten W. en
Jacobus Codin voor HFL 1.000,00 een huis aan de Korte Groenewout H 41 verkopen. Op 18 oktober 1813 leggen W. en Hendrik de Gaay een verklaring af ten behoeve van Adriana de Klerck, woonachtig te Rotterdam. Op 14 juli 1814 geeft Pierre Delpierre, timmermmansbaas van de Franse marine een procuratie af op W. Op 16 juli 1814 geeft W. een procuratie af op Jan Schottijs, handelskapitein te Amsterdam. Op 28 augustus 1814 ontvangt W. een procuratie van Rebecca Munckman, weduwe van John Thompson, wonende te Londen (GB). Op 20 september 1814 geeft Johannis Baptist van Kerkhoven, wonende te Windham bij Antwerpen (B) en schipper van het gaffelschip Pieter Anthonij, een procuratie af op W. Op 24 oktober 1814 ontvangt W. een procuratie van Cornelis van Sprang, wonende te Dordrecht.
Op 7 december 1814 treedt W. op als agent van Cornelis Swart, wonende te Amsterdam en schipper van het gaffelschip Vrouwe Theresia. In 1815 werd W. voor een speciale belasting aangeslagen wegens het bezit van 10 ramen en deuren. Op 10 mei 1815 verkoopt W. voor de weduwe Elisabeth Marinus voor HFL 600,00 een huis en pakhuis, gelegen op de Pottekaaij, westzijde van de Nieuwe Haven H 56, aan Jan de Heer, schipper op 's lands jacht te Vlissingen.
Op 17 juli 1815 verkoopt W. voor de weduwe Elisabeth Marinius voor HFL 400,00 een huis aan de Vrouwestraat H 98 aan Jacobus Franke, timmermansknecht. Op 24 augustus 1815 voeren W., Cornelis Kasse, Caspar Struijk, Johan Georg Maurer en Ebbe Pot een taxatie van een schip uit. Op 14 februari 1816 ontvangt W. een procuratie van Petrus Ballet, wonende te Zolder (B). Op 3 april 1816 sluiten W. en Anthony Torré een overeenkomst met Ronald MacKenzie, schipper van het verongelukte schip de Alice uit New York (USA). Op 23 april 1816 ontvangt W. een procuratie van Johanns Versluijs, wonende te Breskens. Op 12 oktober 1816 leggen W., Jacob van de Staal, loods, August Riekman, loods, Jan van Domburg, loods, Gerrit de Wijs, varensgezel, en Willem Antheunisse, varensgezel, een verklaring af. Op 13 november 1816 worden op veroek van W. enige roerende goederen verkocht.
Op 21 februari 1817 koopt W. voor HFL 900,00 een huis aan de Korte Walstraat H 222 van Meijer van Lisse, Joods koopman te Middelburg. Op 25 februari 1817 verkoopt W. voor Geertruid Kelderhof, weduwe van Jacobus Hendriks Geijers, voor HFL 360,00 een huis op de hoek van de Koudenhoek K 188 aan Jacobus Daanem, timmerman. Op 22 april 1817 verkoopt W. voor Geertruid Kelderhof, weduwe van Jacobus Hendriks Geijers, voor HFL 255,00 een huis achter de Grote of St.Jacobskerk aan Gerrit Pieter Maassen, meesterkuiper. Op 27 juli 1817 leggen W. en Anthonie Torré een verklaring af.
Op 29 september 1817 legt W. een akte van borgtocht af ten behoeve van Daniel Cars Jr., makelaar in droge waren. Op 20 maart 1818 ontvangt W. een wisselprotest van Jeremias van Wageningen, matroos op 's lands jacht te Vlissingen. Op 5 mei 1818 verkoopt W. voor HFL 1030,00 een huis en erf aan de Korte Walstraat H 206. Op 16 mei 1818 ontvangen W. en Ralph Freeman, scheeptimmerman, een wisselprotest van Lieven de Wouter Agelink, malenier te Middelburg. Op 22 mei 1818 verkoopt W. voor HFL 1030,00 een huis en erf aan de Walstraat H 206 aan Isaac van den Sande, koekebakker. Op 29 oktober 1818 legt W. samen met andere Vlissingse notabelen een verklaring af. Op 22 januari 1819 is W. executeur van de boedel en nalatenschap van Adrianus Jaspers, weduwe van Martinus Jasper van Beijsselaar. Op 22 december 1819 draagt W. zijn helft van twee vorderingen op Christiaan Meskes, schilder te Middelburg, over aan Wouter Ageling, koopman in maljenierswaren te Middelburg. Op 29 september 1820 ontvangt W. een procuratie op de heer Eschel Petersen, kapitein op de brik De Zwerver uit Middelburg. Op 10 juni 1823 ontvangt W. zijn deel uit de boedel van Adrianus Sanders, weduwe van den heer Martinus Jasper van Beijsselaar.
1 Bosschieter: ervaren matroos, ook belast met het afvuren van een kanon. Dat betekent dus dat W. op zijn 16e al een ervaren matroos was!
2 Het fluitschip Noordbeek is in 1773 door de VOC-kamer Zeeland gekocht. Op 26 juni 1781 is zij tijdens de 4e Engelse Oorlog op de terugreis van de Kaap de Goede Hoop door de Engelsen genomen en opgebracht naar Plymouth.
3 Essequibo was van 1616 tot 1814 een Nederlandse kolonie in de regio van de gelijknamige rivier aan de noordelijke kust van Zuid-Amerika. De kolonie vormde onderdeel van de koloniën die ook bekend zijn onder het verzamelbegrip Nederlands Guyana. Van 27 februari 1781 tot februari 1782 werd de kolonie bezet door de Fransen. In 1796 werd het definitief door de Britten bezet. In 1800 telden Essequibo en Demerara gezamenlijk ongeveer 380 suikerrietplantages. Bij de Vrede van Amiens herkreeg Nederland de kolonie Essequibo nog even kortstondig tussen 1802 en 1803, maar daarop bezetten de Britten het opnieuw. In 1812 werd Stabroek door de Britten hernoemd tot Georgetown. Essequibo werd officieel Brits territorium op 13 augustus 1814 als onderdeel van het Verdrag van Londen, en werd samengevoegd met de kolonie van Demerara. Op 21 juli 1831 werd Demerara-Essequibo verenigd met Berbice tot Brits-Guyana.
4 In de periode 1730-1803 gold de Middelburgse Commercie Compagnie als de grootste particuliere slavenhandelaar. Naar kan worden aangenomen zijn in deze periode ongeveer 257.000 personen onder vaak erbarmelijke omstandigheden overgebracht.
5 Op deze tocht was een van de bemanningsleden de oppermeester Felix Wilhelmus Joannes WEEBER. Een dochter van hem, Catharina Theresia WEEBER, huwde met Johannes Ludovicus KUIJPERS, de overgrootvader van Marie (Miep) KUIJPERS die huwde met Pieter KAAS.
Willem Jansz KAAS | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1) 1782 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alida BARENDSE | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(2) 1814 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Susanna WALÉ |
Die angezeigten Daten haben keine Quellen.