Genealogy Richard Remmé, The Hague, Netherlands » Waldger (Walacher Wala) III van (Waldger (Walacher, Wala) III van) Teisterbant Waarschijnlijk Graaf van de Gouwen Niftarlake, Lek (± 880-936)

Persönliche Daten Waldger (Walacher Wala) III van (Waldger (Walacher, Wala) III van) Teisterbant Waarschijnlijk Graaf van de Gouwen Niftarlake, Lek 

Quelle 1

Familie von Waldger (Walacher Wala) III van (Waldger (Walacher, Wala) III van) Teisterbant Waarschijnlijk Graaf van de Gouwen Niftarlake, Lek

Er ist verheiratet mit Alberade in de Maasgouw.

Sie haben geheiratet rund 915.


Kind(er):



Notizen bei Waldger (Walacher Wala) III van (Waldger (Walacher, Wala) III van) Teisterbant Waarschijnlijk Graaf van de Gouwen Niftarlake, Lek

E: geslacht Beuns.htm

Waarschijnlijk Graaf van de Gouwen Niftarlake, Lek en IJssel en Teisterband

==============================

Waarschijnlijk graaf van de gouwen Nifterlake, Lek en Ysel en Teisterbant, met zetel in Tiel (ca. 898). Zijn nakomelingen verdwenen er reeds in de 10e eeuw. Hij doodde de Noorse hertog Everhard op een jacht.
Waldger, graaf in het uitgestrekte gouwen-complex Niftarlake-Teisterbant, ook bekend als Waltgarius Freso filius Gerulfi, was de oudere broeder van Diederik, eerste graaf van Holland. De voor de hand liggende conclusie, dat zowel Dirk graaf van Holland als graaf Waldger dus beide zoons waren van graaf Gerulf is op verschillende gronden nog lang omstreden, maar Gosses heeft daaraan zulk een steun weten te geven, dat wij genoemde filiatie thans wel als juist kunnen aannemen. Gerulfus, een Friese graaf, behoorde tot het geslacht van de Friese Koning Radbod. Zij waren allen verwant aan het Karolingise  koningshuis, waaromtrent het Chronicon Hollandiae zegt: "Waltgerus nepos Imperatoris his diebus magnus habebatur" (Chronicon Hollandiae vetustissimum anonymi Monachi Egmondani, auctore Adriano Kluit (anno 1777), pag. 25). De hier bedoelde keizer was stellig Karel de Dikke: Carolus Crassus, rex Francorum orientalium, Imperator, filius Lothowici. Germanici regis (Annales Fuldenses) en als zodanig een achterkleinzoon van Karel de Grote. Waldger behoorde dus door geboorte tot de vorstengeslachten, tot de principes.
NL 1949 kol 269:
Door geboorte een aanzienlijk man heeft graaf Waldger ruimschoots zijn deel gehad aan het leven der groten van die dagen, een leven dat beheerst werd door een voor ons haast onbegrijpelijke ruwheid van geest en zeden. Het behoeft dan ook geen verbazing te wekken, dat in die tijd, zozeer staande in het teken van list, intrigues, verraad en moord, zijn entrée in de geschiedenis voor ons niet fraai is te noemen.
Het Chronicon Reginonis vermeldt hem het eers in het jaar 898. Wij vernemen dan omtrent hem: Eworhardus dux, filius Mepinardi a Waltgario Fresone, filio Gerulfi, cum venatum pergeret, dolo trucidatur (Reginonis Abbatis Prumiensis Chronicon. Ed. F. Kurze. pag. 123,146). Op 9 Juli 914 (OB. Sticht 1, no. 94) doet Vualdgerus comes met Udo, verwant van koning Koenraad I (911-919), het verzoek aan die koning om de St. Maartenskerk in het oude Trecht te bevestigen in haar immuniteitsrechten, zoals die door zijn voorganqers, koningen en keizers, reeds waren geschonken. Op 19 Januari 916 (OB. Sticht 1, no. 95) is graaf Walcherus getuige, als koning Karel de Eenvoudige de gift van het klooster te Susteren aan de Abdij van Prüm bevestiqt. Waltkerus comes vinden wij met bisschop Baldricus van Utrecht op 4 en 7 November 921 (OB. Sticht 1, no. 98) als getuigen voor koning Karel bij een ontmoeting met koning Hendrik I van Duitsland te Bonn, tot het sluiten van een verbond tussen beide vorsten. In 928 (OB. Sticht 1, no. 99) is Waltgerus comes nog aanwezig als getuige voor Gisalbertus dux rectorque sancte Traiectensis ecclesie, bij een ruiling van goederen van de St. Servaaskerk te Maastricht met de St. Pieterskerk te Trier. Hij was in het bezit van het Walburgsklooster te Tiel. Waldger of zijn zoon Ratbotus hebben dit klooster omgebouwd tot een kerkfort met als kern de ',nova et lapidea civitas'. De bijbehorende goederen werden, zoals de oorkonde van 20 April 950 (OB. Sticht 1, no. 118) ons leert, cum omnibus ecclesiis, prediis, familiis, mancipiis, silvis, aquis, piscationibus, pascuis, pratis a Waldgero et a filio ejus Radbodone necnon et Hattone et illorum antecessoribus ad jamdictum monasterium in proprium concessis, door koning Otto I  aan bisschop Baldricus van Utrecht geschonken. Alpertus uit Metz zegt in zijn: "De diversitate temporum": Hostes (nl. de Noormannen) usque Thyle venientes, vela deposuerunt . . . . . .Monasterium quoque sancte Walburge irrumpentes, vestesque sanctas a quodam comite Waltgero, constructore ipsius loei, et sua conjuge Deo digna Alberada ibidem collocatas auferentes..
. . . . ad classem se recipiunt (OB. Sticht 1, no. 49. anno 777-866). Gosses (Gosses: De vorming van het graafschap Holland. pag. 109) heeft er op gewezen, dat de passus 'et illorum antecessoribus' in de oorkonde er op wijst, dat het klooster al vóór graaf Waldger bestond en dat deze dus niet de stichter was, zoals Alpertus meldt. Waarschijnlijk had graaf Waldger het klooster slechts verbouwd om het tevens tot militaire sterkte tegen de Noormannen te doen dienen, gelijk in die tijden veelal gewoonte was.
Hoewel wij omtrent Graaf Waldger door de oorkonden en kronieken maar zeer summier worden ingelicht, blijkt uit het weinige, wat van hem bekend is geworden, toch voldoende, dat wij hem moeten zien als een man van grote invloed en aanzien. Hij verkeert met koningen en vermoordt ongestraft een bevriende hertog, men komt hem herhaaldelijk op belangrijke posten tegen in de onmiddellijke omgeving van de bisschop van Utrecht en ten slotte wordt hij vermeld als graaf in de zeer groote gouw Teisterbant, waar hij een machtscentrum bezit te Tiel (OB. Sticht 1, no. 118) en bovendien als graaf in de noordelijke, door de gouw Isla et Lake van zijn Teisterbantse gebied gescheiden, gouw Niftarlake (OB. Sticht 1, no. 135). In die tussenliggende gouw houdt hij alle domeingoederen van de koning in beneficium en heeft daar vermoedelijk ook belangrijk allodiaal eigendom. Dat er zich in die gouw allodiaal goed bevond, ligt besloten in de tekst van de schenkingsoorkonde van 944 (OB. Sticht 1, no. 106) van koninq Otto I. Deze drukt zich daarin uit: "fofum, quod in paao Lacke et Isla hacfenus habuitnus", waaruit spreekt, dat zich in die gouw nog andere bezittingen bevonden, die tot dusver niet tot het koninklijk domein behoorden. Isla et Lake was een nog jonge gouw, een Frankisch maaksel van vrij late datum, dat moet ontstaan zijn nà de samenstelling van de lijst van goederen en horigen der St. Maartenskerk te Utrecht. Hoewel de datum van deze lijst op geen 100 jaren na nauwkeurig kan worden aangegeven, kan men evenwel zeggen, dat de gouw ontstaan moet zijn nà den terminus a quo, die men voor gezegde lijst heeft kunnen vaststellen: dat was het jaar 777. Voor een deel moet Isla et Lake zijn geformeerd uit de oude Germaanse gouw Germepi, want in de betrokken goederenlijst, de: "Commemoratio de rebus sancti Martini Traiectensis ecclesie, que jam olim ibidem a fidelibus tradite sunt" (OB. Sticht 1, no. 49), leest men: "In pago Germepi tam terris quam etiam pascuis seu piscatioaibus vel de omnibus rebus V pars sancti Martini, sicut etiam Isla aqua currit. in silvis et in pascuis, seu piscationibus V pars sancti Martini". De gouw Germepi is volgens de Geer te zoeken onder het latere Overkwartier van Utrecht en meer bepaald in de landstreek tussen 'Rijn en Lek'. Derhalve moet men de bovengenoemde rivier de Isla houden voor het water, dat met zijn oude loop, met zijn riparium de oostgrens vormde van de latere pagus Isla et Lake. Het spreekt van zelf, dat de bovenbedoelde kerkelijke goederen aan de boorden van den Goyese IJssel, in de latere gouw Isla et Lake gelegen, buiten de koninklijke domeinen vielen, maar evenzo vielen daar ook buiten de allodiale goederen bv. ook te Eiteren, die de heren van Goye daar later van oudsher bleken te bezitten en dat stellig geen te eniger tijd geusurpeerd bezit zal geweest zijn. Wij mogen wel aannemen, dat ook reeds ten tijde van koning Otto I in de gouw Isla et Lake een zeker allodiaal goed lag. Wie behoorde dat nu in deze tijd en wie was toen graaf in die gouw? Het aanzien en de machtspositie van Waldger als graaf in de twee aan Isla et Lake grenzende gouwen, die samen zulk een groot bestuursgebied besloegen en onze wetenschap, dat hij in dat tussen-territoir groot grondbezit in beneficium hield, zijn niet wel te verenigen met de opvatting, dat hij zich bij een dergelijke gebiedsscheiding, die zulke politiek ongunstige omstandigheden voor hem meebracht, rustig zou hebben neergelegd. Deze overweging maakt het voor ons moeilijk aanvaardbaar, dat in die tussen-gouw een ander dan Waldger 'graaf' geweest zou zijn. Zeker is evenwel, dat hij nimmer 'graaf'in Isla et Lake genoemd wordt: ook in de tekst van de oorkonde van 944 (OB. Sticht 1. no. 106), waar over hem in het verledene wordt gesproken, kent koning Otto I hem nòch de graven titel, nòch het gravenambt toe. Maar daaruit kan stellig niet geconcludeerd worden, dat hij géén graaf in Isla et Lake was. In de oorkonden dier dagen vindt men een zelfde persoon nu eens als liber, dan weer als nobilis en dan weer als comes aangeduid, men liet ook wel de titels geheel weg, tal van voorbeelden hiervan kan men vonden. Dat zou nu ook in 944 gebeurd kunnen zijn en wij achten het ter plaatse niet voorkomen van de graventitel hier tè minder overtuigend voor het niet bezitten der grafelijke waardigheid in de betrokken gouw, wijl ten eerste Walterus maar éénmaal in betrekking tot die gouw voorkomt en omdat in de tweede plaats vast staat, dat hij elders wèl graaf was en die hem toekomende titel hem bij andere gelegenheden, òòk buiten zijn gouwofficium wèl wordt toegekend. Men zie daarvoor slechts de verschillende vermeldingen van Walterus comes hiervoor. In die éénmaliqe vermelding in 944 is de graventitel vermoedelijk onopzettelijk weggelaten. Hetzelfde geschiedt in de oorkonde van 6 Juni 975 (OB. Sticht 1. no. 134) daar wordt, sprekend over goed in de gouw Niftarlake, waar Waldger zeker graaf was, hem ook niet de graventitel gegeven, terwijl in de oorkonde van de zelfde datum (OB. Sticht 1. no. 135), die een aanvulling geeft van de schenking in Niftarlake van de vorige oorkonde aan Waldger wel de graventitel gegeven wordt. Wij hebben dan ook, evenals Muller en Bouman, Pijnacker, Hordijk ea. de overtuiging, dat Waldgerus wel degelijk ook graaf in Isla et Lake is geweest en dus graaf was in het uitgestrekte aaneengesloten gouwen-complex Niftarlake-Isla et Lake-Teisterbant.
Nu wij hem ook het graafschap in de gouw Isla et Lake moeten toekennen, moeten wij ook aannemen, dat het allodiale goed, dat, naar wij meenen, nog in die gouw moet gelegen hebben, eveneens het bezit van Graaf Waldger is geweest.
Graaf Waldger moet niet lang na 928 overleden zijn; zijn broeder, Graaf Dirk, stierf op 6 oktober omstreeks 938. Hoewel de beneficia in die tijden nog niet erfelijk waren, werd hij in de 3 bovengenoemde gouwen toch als graaf opgevolgd door zijn zoon Radbotus. Uit het stuk van 944, waarin deze voorkomt als zoon van Waldger, blijkt tevens, dat ook hij in dat jaar reeds overleden was. Daar Radbotus zijn beneficium van koning Otto I (936-944) ontvangen had, moet hij tussen de jaren 936-944 gestorven zijn.
Als graaf in Nifterlake en Teisterbant werd hij opgevolgd door Hatto, wellicht zijn zoon, misschien een broeder. Weliswaar heeft Hatto na de dood van Radbotus niet meer het domeingoed in Isla et Lake in beneficium ontvangen, maar de aldaar gelegen allodia van Waldger en Radbotus zal hij stellig wel geërfd hebben en zeer denkbaar is het, dat hij ook nog de jurisdictie in de gouw heeft uitgeoefend, aangezien uit niets blijkt, dat daar een andere graaf is opgetreden; dit leen werd, voor zover bekend vóór 1122 nimmermeer uitgegeven. Weliswaar spreekt de oorkonde van 2 Mei 1064 (OB. Sticht 1, no. 228) van: '..nequis comes...... (juxta) Islam et Lake.... . . ullam (potestatem) habeat', maar dit kon alleen betrekking hebben op de aan de Kerk aldaar geschonken immuniteitsgebieden. Dáár bezat Hatto natuurlijk géén rechtsmacht. Hatto bezat verder nog goederen te Eki (Eek) OB. Sticht 1, no. 120 en 134) en bovendien oa. in Lona (Loenen) in de gouw Niftarlake. In 949 was Hatto overleden, want op  22 november van dat jaar schenkt koning Otto I de goederen, die Hatto en zijn broeder Aladram hadden in Bechi (Beek) en Auici (Ewijk (OB. Sticht 1, no. 114) aan de St. Florinuskerk te Koblenz. Het kan verder ook nog blijken uit de gift van deze koning op 30 juni 949 (OB. Sticht 1, no. 113), waarbij hij aan de Maartenskerk te Trecht de visserij te Amuson (Muiden) en in de Almere, benevens den cijns - cogsculd genaamd - schenkt. In elk geval was Hatto in 953 zeker reeds dood, want keizer Otto II schenkt op 21 april van dat jaar om. 'terram, quam Hatto comes in Lona habuit' en '..terram, quam Hatto in loco Eki habere videbatur (OB. Sticht 1, no. 120) aan de Kerk.

Haben Sie Ergänzungen, Korrekturen oder Fragen im Zusammenhang mit Waldger (Walacher Wala) III van (Waldger (Walacher, Wala) III van) Teisterbant Waarschijnlijk Graaf van de Gouwen Niftarlake, Lek?
Der Autor dieser Publikation würde gerne von Ihnen hören!


Zeitbalken Waldger (Walacher Wala) III van (Waldger (Walacher, Wala) III van) Teisterbant Waarschijnlijk Graaf van de Gouwen Niftarlake, Lek

  Diese Funktionalität ist Browsern mit aktivierten Javascript vorbehalten.
Klicken Sie auf den Namen für weitere Informationen. Verwendete Symbole: grootouders Großeltern   ouders Eltern   broers-zussen Geschwister   kinderen Kinder

Vorfahren (und Nachkommen) von Waldger (Walacher Wala) III van Teisterbant

Waldger (Walacher Wala) III van Teisterbant
± 880-936

± 915

Mit der Schnellsuche können Sie nach Name, Vorname gefolgt von Nachname suchen. Sie geben ein paar Buchstaben (mindestens 3) ein und schon erscheint eine Liste mit Personennamen in dieser Publikation. Je mehr Buchstaben Sie eingeben, desto genauer sind die Resultate. Klicken Sie auf den Namen einer Person, um zur Seite dieser Person zu gelangen.

  • Kleine oder grosse Zeichen sind egal.
  • Wenn Sie sich bezüglich des Vornamens oder der genauen Schreibweise nicht sicher sind, können Sie ein Sternchen (*) verwenden. Beispiel: „*ornelis de b*r“ findet sowohl „cornelis de boer“ als auch „kornelis de buur“.
  • Es ist nicht möglich, nichtalphabetische Zeichen einzugeben, also auch keine diakritischen Zeichen wie ö und é.

Quellen

  1. http://vandermerwede.net/
    http://vandermerwede.net/
    / n/a

Über den Familiennamen Teisterbant

  • Zeigen Sie die Informationen an, über die Genealogie Online verfügt über den Nachnamen Teisterbant.
  • Überprüfen Sie die Informationen, die Open Archives hat über Teisterbant.
  • Überprüfen Sie im Register Wie (onder)zoekt wie?, wer den Familiennamen Teisterbant (unter)sucht.

Geben Sie beim Kopieren von Daten aus diesem Stammbaum bitte die Herkunft an:
Richard Remmé, "Genealogy Richard Remmé, The Hague, Netherlands", Datenbank, Genealogie Online (https://www.genealogieonline.nl/genealogie-richard-remme/I345477.php : abgerufen 2. Mai 2024), "Waldger (Walacher Wala) III van (Waldger (Walacher, Wala) III van) Teisterbant Waarschijnlijk Graaf van de Gouwen Niftarlake, Lek (± 880-936)".