Er ist verheiratet mit Tyade Doedes Tiddinga.
Sie haben in der Kirche geheiratet rund 1626.
Kind(er):
Wapen: van lazuur (blauw) met een zilveren leeuw, rood getongd.
Helmteken: de leeuw, uitkomend.
Door een huwelijk rond 1626 met Tija Tiddinga het enige (wettige) kind
van Doedo Tiddinga te Beerta (Heer van Tiddingaborg te Beerta, ov. 1623,
jarenlang kerkvoogd te Beerta) kwam hij in het bezit van de Tiddingaborg
aldaar (die later Huningaborg zal heten)
Als eigenerfde te Beerta komt hij voor op 8 september 1630. Kerkvoogd
aldaar was hij vanaf 14 oktober 1630 tot 27 februari 1658 wanneer hij
voor het laatst als zodanig voorkomt. Op 11 juni 1658 gelast hij de
predikant te Beerta een nieuwe kerkvoogd te doen aanstellen.
Hij is in de eerste helft van de 17e eeuw de invloedrijkste persoon in
Beerta. Zijn achternaam is: Huninga van Oostwold, hij woont in Beerta
maar is niet afkomstig van Oostwold. Sebo is, voor zover bekend,
gereformeerd. Gezien de banden, die er tussen de Oldambster volmachten,
waarvan Sebo Huninga als leider fungeert, en de gemeenschap der
doopsgezinden bestaan, mogen we aannemen dat Uucke Walles en Sebo
Huninga elkaar goed hebben gekend. We kunnen ervan uitgaan dat Sebo
Huninga, als leider der Oldambster volmachten, en Uucke Walles, als
leider der Vlamingen, in ieder geval vanaf 1637 elkaar in hun strijd
tegen de stad, respectievelijk tegen de stad en jonkheer Lucas van
Lissabon de helpende hand bieden. Uit het voorgaande valt te concluderen
dat Sebo Huninga de doopsgezinden in de Beerta en dus ook de
doopsgezinden in het Oldambt in positieve zin tegemoet zal zijn
getreden.
(Uit: Geschiedenis der doopsgezinden in het Oldambt blz. 111. Van Sebo
Abels.)
In 1639 werd hij bij verstek ter dood veroordeeld, daardoor moest hij
enige tijd als balling rond zwerven, totdat de heren van de Ommelanden
en vervolgens de Algemene Staten hem in hun hoge bescherming namen.
eigenaar van de Tiddingaborg.De Tiddingaborg werd later Huningaborg
genoemd. In 1857 afgebroken.
Ondertrouwd 1625, gehuwd voor de kerk 1625 met1189 Tyade Doedes
TIDDINGA, geboren te van Beerta. Tyade bracht het huis Tiddinga te
Beerta in het huwelijk, later werd het Huningaborg genoemd, in 1857
afgebroken
Tyade is de erfdochter van Doedo Tiddinga, Heer van Tiddingaborg te
Beerta, overleden 1623, jarenlang kerkvoogd te Beerta, en van Bauke
Hayckens.
Wapen volgens Pathuis: Drie leliÂn. Helmteken: twee struisveren
waartussen een lelie.
Tija Tiddinga huwt rond 1626 met jonker Sebo Huninga van Oostwold.
Daarna verandert de Tiddinga in een Huningaborg.
Het volgende gedicht is van Bert Blaauw gekregen:
SEBO HUNENGOA
Doar ree n ridder biederhaand
Al deur het Woldoldambsterlaand.
In vol gelop dreef e zien peerd,
Op zied haar e zien blaanke sweerd.
Elk dei hom zag dei keek hom noa,
De ridder Sebo Hunengoa.
In 't olle loug bie Lesterhoes
Doar ruip e: is de smid in hoes ?
Besloag de houven van mien peerd,
Moar leg de iezers net verkeerd.
Van dei van grunnen, van de stad,
Dei wazzen op het oorlogspad.
In 't vrij Oldambt, en zÂchten noa
De ridder Sebo Hunengoa.
De smid, dei sluig dou Sebo's peerd
De iezers onder - net verkeerd.
Dou ree de ridder biederhaand
Al deur het Woldoldambsterlaand.
In vol gelop dreef e zien peerd,
Op zied haar e zien blaanke sweerd.
Elk dei hom zag dei keek hom noa,
De ridder Sebo Hunengoa.
Dou stadjers kwammen op zien spoor,
Dei zok in 't wiede veld verloor
Dou ruipen ze: "Hom noa, hom noa:
De ridder Sebo Hunengoa"
En juigen deur 't Oldambsterlaand
Moar net noar de verkeerde kaant.
D.S.H.
Sebo Hunengoa, dei ridder biederhaand, leefde van 1603-1661. Hai was
aigender van de TiddingabÂrg in Oostwold, moar doar luit e 't nait bie.
Hai kwam in verzet tegen de stad Grunnen (dei ook dou al de boas speulen
wol) en kreeg doarbei steun van de Ommelander Landdag in Appingedam. In
1640 brocht hai de zoak veur Stadholder Frederik Hendrik, moar de
oetsproak vuil gunsteg oet veur de stad. Dat staait aalmoal te lezen in
de Grunner Encyclopedie van K. ter Laan. En ook dat Sebo Hunengoa in
1639 oet de pervinsie verbannen wuir, noadat de stadjeders vergees
perbaaierd haren om de ridder gevangen te nemen (zoals in 't gedicht te
lezen staait). In 1640 stuurden de Stoaten-Generoal afgevoardegden, dei
de stad bevestigden in 't bestuur over 't Oldambt. De praktiek was nait
zo makkelk, want in 1643 stelde 't Oldambt n aigen regeren in. Der
wuiren 300 gewoapende mannen in dainst nomen en de drost en siktoares
wuiren votjagd. In 1648 gelastten de Stoaten-Generoal, dat 't Oldambt de
ambtenoaren van de stad erkennen mos.
Sebo Eppens Huninga van Oostwold | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
± 1626 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tyade Doedes Tiddinga |
Die angezeigten Daten haben keine Quellen.