Er ist verheiratet mit Neeltje Pieters Keijser.
Sie haben geheiratet am 18. Januar 1671 in de ger. kerk te Oosterend.Quelle 1
Kind(er):
Van de zes bekende kinderen zijn geen dopen genoteerd; het gehele gezin was doopsgezind, evenals de familie Keijser.
Texelse Geslachten: Cornelis Meijerts alias Cunnick wordt al in 1663 in een procesakte genoemd, hij moet dus wel voor 1645 zijn geboren. Hij was kaagschipper, afkomstig uit Oost, woonde later in Oosterend. Het gezin was doopsgezind, dus de volgorde van de kinderen staat niet vast, en waarschijnlijk waren er wel meer kinderen die niet volwassen werden. Deze Koning/Coning(h)/Koninck/Cunnick was dus de stamvader van alle Keijsers op Texel.
De afkomst van Cornelis Meijertsz Koning, de stamvader, is niet bekend. Hij had een neef Cornelis Cornelisz Bredero en een zuster Antje Meijerts, die achtereenvolgens gehuwd was met Cornelis Albertsz van West-Vlieland (1671) en Isbrant Cornelisz Oly van Oost (1683). Een dertiq jaar tevoren leefden in de omgeving van Oost en Oosterend verscheidene mannen, die Meijert heetten, maar de naam Koning kwam daar niet voor. In De Waal was al in 1637 sprake van een Lammert Cornelisz Koninq en in Den Hoorn leefde in het beqin van de 18de eeuw een doopsgezinde familie Koning. Van enig verband met Cornelis Meijertsz Koninq blijkt niets.
Er zijn aanwijzingen, dat Cornelis Meijertsz Koning een broer was van Pieter Meijertsz Mossel, de schoonvader van Gerrit Simonsz Vlaming, stamvader van het geslacht Vlaming. Engeltje Jacobs, de vrouw van Pieter Mossel, was getuige bij de doop van een kind van Antje Meijerts, de zuster van Cornelis Meijertsz. Antje Meijerts vervulde dezelfde functie bij de doop van Grietje Pieters Mossel in 1676. Cornelis Koninq en Pieter Mossel kwamen beiden uit Oost, het voorkomen van meer geslachtsnamen in één gezin was in die dagen geen uitzondering. Zonder nader bewijs mag de verwantschap van de Konings en de Mossels echter niet worden aangenomen.
Merkwaardig is, dat ook een zekere Clas Pietersz (sep. 1658). eveneens afkomstig van Oost, de naam Koning ging voeren. Via zijn zoon Jan heeft hij een uitgebreid nageslacht gekregen, dat tot in de twintigste eeuw vertegenwoordigers op Texel heeft geteld. Tot deze familie behoorden o.a. Meijs Teunis Koninq (de vrouw van Reijer Sijbrandsz Koning), Hendrina Pouwlina Cd Koninq en Willem A.P.F.L. Pz Koninq.
Volledigheidshalve is van deze niet tot de Koning-Keijser behorende familie een stamboom opgenomen. Het is niet mogelijk deze stam op een aannemelijke manier bij Cornelis Meijerts Koninq aan te laten sluiten. Over het ontstaan van de naam Koning kan niets met zekerheid worden gezegd .
Cornelis Meijertsz Koninq behoorde waarschijnlijk tot de gereformeerde religie, welke te Oost algemeen was. Dat zijn afstammelingen tot de doopsgezinden zijn overqegaan moet dan ook worden toegeschreven aan zijn vrouw Neeltje Pieters Keijser.
Het trouwboek van Oosterend (gereformeerd] bevat op 18 januari 1671 de volgende inschrijving:
Cornelis Meijersz i.m. op Oost
met
Neeltjen Pieters i.d. aen Oosterend
die wij hare geboden hebben vergunt op het versoeck van Cornelis Cornelisz Bredero de Bruijdegoms Neeff, zijnde gevolmacht van Bruijdegom en Ouders, en Dirck Pietersz de Bruijts Broeder, als geoorloff van Bruijt en Ouders, doch al1 vorens daer toe versocht sijnde van de Bruijdegom en Pieter Dircksz Keijser de Bruijts Vader; en welcke voorn.personen wij heden in den houwelijcken staat hebben bevesticht, geen verhinderinge omtrent de geboden
voor gevallen sijnde".
Cornelis Meijertsz alias Cunnick wordt al in 1663 in een procesakte genoemd, hij moet dus wel voor 1645 zijn geboren. In een twintigtal latere akten heet hij meestal Cornelis Meijertsz Coning(h) of Koninck. Afkomstig van Oost, woonde hij later te Oosterend, in welke omgeving hij ook land bezat. Hij was kaagschipper, een beroep dat in die dagen, toen Texel een centrum van scheepvaart was, door veel Texelaars werd uitgeoefend. Pas in 1716 - hij was de 70 reeds gepasseerd - deed Cornelis Koning zijn kaag van de hand (2.3.1716 R.A.H. 6876). Waarschijnlijk is hij in 1727 overleden.
Zijn vrouw, Neeltje Pieters Keijser, treedt ook eenmaal in een officiële akte op. Met enkele andere Oosterender vrouwen getuigde zij, dat een bepaalde vroedvrouw haar vak verstond (8.2.1696, R.A.H. 4833). Neeltje Pieters wist waarover zij sprak: waarschijnlijk heeft zij behalve de zes hier genoemd, tussen 1671 en 1698 nog wel meer kinderen ter wereld gebracht. Daar het gezin doopsgezind was, zijn alleen de namen van de overlevende kinderen bekend. De volgorde staat niet vast. Ook Neeltje Pieters Keijser was de schrijfkunst meester.