Genealogie Gomes » Cornelis Simonsz Duijnker (1772-1837)

Persönliche Daten Cornelis Simonsz Duijnker 

• Er wurde geboren am 4. Juni 1772 in Den Hoorn (Texel, NH).
• Er wurde getauft am 8. Juni 1772 in Den Hoorn (Texel, NH).Quelle 1

  Hij is ng gedoopt; doopgetuige: Trijntje Appel

• Beruf: loodsschipper (1819, 1837); zeeman (1837).
• Er ist verstorben am 4. Juli 1837 in Den Hoorn (Texel, NH), er war 65 Jahre alt.Quelle 2

  Hij is overleden om 17.00u; aangifte overl op 5 juli 1837 door Klaas van Grouw, 47 jaar, molenmaker, zwager van de overledene en Jacob Boon, 48 jaar, zeeman, zoon van de overledene [? vader heet Duijnker]; beiden wonende in Den Hoorn

• Ein Kind von Simon Jansz Duijnker und Jannetje Cornelis Dekker
• Diese Information wurde zuletzt aktualisiert am 17. April 2024.

Familie von Cornelis Simonsz Duijnker

Notizen bei Cornelis Simonsz Duijnker

Notaris Beets 1815-1816
N 314 20-3-1815 Cornelis Simonsz Duynker, Loods-schipper, den Hoorn- erkent ontvangen te hebben uit handen van Tiede Christiaans, Consulair agent van Zijnen Brittannische Majesteit, OS, voor de HH E & J Jacobs, Kooplieden te Amsterdam, 750.- zo voor hem zelven als voor zijne schuit en volk, voor alle toegebragte hulp zoo in het pompen, als met het in de haven brengen van het smakschip, genaamt de Twee Gebroeders, gevoerd bij Kaptein Jonas Visman, met eene lading Vlas, lijnzaad en kaas, van Rotterdam naar Leits in Schotland, ter reparatie van bekomenen schade, leggende in de haven beoosten het Os- welk schip door Duynker, den 8-2-1815, op de hoogte van Kamperduin, zwaar lek, in zee gevonden, en ten volgenden dage, behouden in de haven voormeld was binnen gebragt
Bron: Irene Maas

---
Notaris Beets 1817-1818
N 767 Voor Simon Theodorus Beets, Openbaar Notaris, in de residentie van Texel, deze onderteekend hebbende, en in tegenwoordigheid van de nagenoemde en mede ondergeteekende getuigen, zijn gecompareerd:
Cornelis Simonsz Duinker, Loods-schipper, met Jan Jansz Drijver en Sieuwert Jansz Drijver, beide Loodslieden; Cornelis Jansz Duinker, Loods-schipper, met Klaas Jansz Tjebbes en Hertje Klaasz Abbenes, beide Loodslieden; Dirk Jansz Krijnen, Loods-schipper, met Dirk Pietersz Boon en Harmen Korporaal, beide Zeelieden; en Jacob Albertsz Brouwer, Loods-schipper, met Teunis Remmertsz Kunst en Meindert Griek, beide Zeelieden: wonende alle de Comparanten aan den Hoorn, binnen de gemeente van Texel voornoemt.
Welke Comparanten aan ons hebben verklaard en met Eede bevestigd het gene volgt, te weten:
Dat zij, op vrijdag den 14-11-1817, des avonds omstreeks 11 uren, zich, met den Loodsschuit van den eersten Comparant, den voornoemden Cornelis Simonsz Duinker, bemand met 8 Koppen, in Zee bevindende, hadden ontdekt dat er, beneden winds van hun geschoten werd.
Dat zij uit dat schieten vermoedende, dat er op de Haaks een schip in nood zat, dadelijk alle spoed hadden aangewend om, met hun Vaartuig, bij het zelve te komen, met dat gevolg, dat zij dan ook omstreeks 1 ure in den nacht, zoo gelukkig waren geweest van het gedacht schip genaderd te zijn.
Dat zij alstoen hadden bespeurd dat het een driemast-schip was, genaamd the Liberty, welk schip een brandende lantaarn aan de voortop had en op eene Zeer gevaarlijke plaats zat, alzoo er op dat tijdstip, niet meerder dan 10 a 11 voeten water bij het zelve was.
Dat uit dien hoofde dan ook de Kapitein van het gemelde schip hen Comparanten om adsistentie gevraagd, en verzocht hadde bij hem aan boord te komen; aan welk verzoek zij Comparanten dadelijk hadden voldaan, en ook bij die gelegenheid bevonden dat de goederen van het Scheepsvolk reeds gepakt op het dek stonden en men aan het Zaad schieten was geweest; als mede dat de boot in de Takels hing.
Dat zelfs de Kapitein, bij gelegenheid van der Comparanten komst aan boord van het schip, hadde verklaard, dat indien zij niet gekomen waren, hij en het Scheepsvolk ongetwijfeld genoodzaakt zouden geweest zijn te vlugten en het schip te verlaten.
Dat zij Comparanten vervolgens naar de destinatie van het schip gevraagd hebbende, als mede: hoe diep hetzelve schip ging? Daarop tot antwoord hadden bekomen, dat het schip was gedestineerd naar Amsterdam en 15 voeten Engelsch diep ging.
Dat vervolgens zij Comparanten met den Kapitein van het gezegde schip een accoord aangegaan hebben, om, op goede mannen zeggen, alle hulp en adsistentie aan het zelve te bewijzen, dan ook, van den Kapitein een bewijs van dat accoord ontvangen hadden.
Dat zij Comparanten daarop den Kapitein hadden afgevraagd of hij ook eenige Pak-goederen aan boord hadde, dat hij mogt verlangen in hunne schuiten overtegeven; aangezien het gevaar om het schip met al het gene zich op hetzelve bevondt, te verliezen, allerdringendst was; naardien zij Comparanten niet in staat waren om, zonder meerdere adsistentie, het schip, het welk toen reeds stuurboord met de reesten in het water lag en met de voorsteven naar de droogte gekeerd zat, te redden.
Dat daarop door den Kapitein, aan hun geantwoord zijnde geworden: dat hij niets had overtegeven dan de goederen van hem en zijn scheepsvolk, vervolgens dadelijk door hun was besloten geworden om het schip, zoo veel mogelijk, te ligten.
Dat middelerwijl de 9 overige Comparanten, die met de vaartuigen van de vierde, zevende en tiende Comparanten, te zamen bemand met 29 koppen, op het zware en aanhoudende schieten van het schip van wal gestoken en ter hulpe toegesneld waren (gelijk als nu door alle de Comparanten gezamentlijk wordt verklaard), des nachts omstreeks 3 uren, aan boord van het gemelde schip waren aangekomen, en met de equipage van de Loods-schuit van den eersten Comparant eene Kompagnieschap hadden aangegaan; zoo om dat de Kapitein zelf meerdere adsistentie begeerde, als uit hoofde van het werkelijk groot gevaar waarin het schip zich bevondt.
Dat zij Comparanten daarop dadelijk, met toestemming van de Kapitein, aan het ligten waren gegaan, ten einde, zoo mogelijk, het schip met de toen aanstaande vloed van den grond te krijgen; tot welke maatregel zij genoodzaakt waren geweest overtegaan, alzoo het schip anders te groot gevaar liep van in den grond te raken, wijl de wind al hand over hand toenam, en de Zee steeds geweldiger werd.
Dat zij Comparanten dan ook, des morgens te 6 uren, met de als toen invallende vloed, door het Scheepsvolk de reeven uit de Zeilen hadden doen steeken; en, dezelve in top gezet hebbende, die alzoo bij afwisseling dan tegen en dan vol hadden laten halen, om daardoor het schip tot het draaijen te krijgen.
Dat zij, Comparanten, uit hoofde van het zwaar werken van het schip, zich ook gedurig met het peilen bij de pomp hadden bezig gehouden; alzoo zij bevreesd waren, dat het schip zoude lek worden.
Dat zij Comparanten alzoo door onvermoeiden arbeid het schip tegen 8 uren des morgens aan het draaijen gekregen hebbende, zoo dat het zelve nu voor de wind zat, dan ook als toen dadelijk alle de zeilen volgebracht hadden; met dat allergewenscht gevolg, dat het schip ten 9 uren vooruit schoot en in vlot water kwam.
Dat zij Comparanten daarop met het voorschreve schip buiten de Haaks om gezeild zijnde, vervolgens omstreeks 2 uren in den namiddag met het zelve in het gat aangekomen waren, en hetzelve aldaar ten anker hadden doen leggen, alzoo de wind en stroom binnen tegen was.
Dat zij Comparanten vervolgens des avonds om 6 uren (zijnde de wind als toen aan het West Zuid Westen, met eene stijve Koude en eene dikke verstopte lucht) het Anker geligt en uithoofde van de duisternis en dikke lucht met hunne schuiten het schip voorgezeild hadden; met dat gevolg dat zij dan ook om 7 uren op de Reede ten anker gekomen waren.
En eindelijk dat zij Comparanten den volgenden dag, en alzoo op den 16 dezer, des namiddags omstreeks 3 uren, het Anker wederom geligt hebbende, vervolgens tot voor het Nieuwediep waren gezeild, alwaar zij, zoo tot het vastmaken de Kabeltouwen als om het schip op eene behoorlijke plaats te krijgen, nog eene sloep tot adsistentie aan genomen hadden, en dan ook met behulp van dezelve, omstreeks 6 uren des avonds, daarin geslaagd zijnde, vervolgens ten 7 uren hun ontslag bekomen hadden.
Waarvan acte.
Gedaan en gepasseerd aan den Burg op Texel voornoemt, ten Kantore van gemelden Notaris, in tegenwoordigheid van Reijer Grooff, koopman en Mees Disper, sjouwerman, beide aan den Burg voormeld woonachtig, als getuigen ten dezen opzettelijk verzocht, den 20-11-1817, na den middag; en hebben de voornoemde Comparanten (met uitzondering van den voormelden Dirk Jansz Krijnen, dewelke ons heeft verklaard niet te kunnen schrijven, noch zijn naam teekenen, als het zelve niet geleerd hebbende) benevens de gemelde getuigen en Notaris, na gedane voorlezing, de tegenwoordige minute geteekend, welke gebleven is onder de bewaring en in het bezit van den gemelden Notaris Simon Theodorus Beets.

N 768 Cornelis Simonsz Duinker, Cornelis Jansz Duinker, Dirk Jansz Krijnen en Jacob Albertsz Brouwer, Loodsschippers, den Hoorn, [machtigden] Johan Engelbert Bloemkolk, Solliciteur te Amsterdam- diensten ten behoeven van het schip the Liberty
Bron: Irene Maas

---
Notaris Beets 1819-1826
N 1077 8-9-1819 Cornelis Simonsz Duinker, Loods-schipper, aan den Hoorn- verkocht- aan Arie Cornelisz Klok, Loodsman- een Kamer en erve aan den Hoorn in de Nieuwestraat N 73, belend ten O de werf en ten W Pieter Jansz Kunst- gekocht van Jannetje Dekker, weduwe Simon Duinker op 9-1-1811- verkocht voor 100.-
Bron: Irene Maas

Haben Sie Ergänzungen, Korrekturen oder Fragen im Zusammenhang mit Cornelis Simonsz Duijnker?
Der Autor dieser Publikation würde gerne von Ihnen hören!

Zeitbalken Cornelis Simonsz Duijnker

Klicken Sie auf den Namen für weitere Informationen. Verwendete Symbole:  Großeltern    Eltern    Geschwister    Kinder