Vlaardingen:
8 hond land in Aeltgens land, (1466: belend ten westen: Coppertscamp, ten oosten: Jacob Jacobsz., ten noorden: de Yselcamp, ten zuiden: de Middelwatering)
1-7-1549: Lenaert Lenaertsz. bij dode van zijn vader Lenaert Jacopsz.
10-11-1590: Crijn Dircxz. Verhooren na overdracht door Lenart Lenartsz.
10-2-1596: Dirck Crijnsz. bij dode van zijn vader Crijn Dircksz.
21-2-1609: Lenert Dircxz. Verhooren bij dode van zijn vader Dirck Crynsz. en draagt het leen over aan Cornelis Meesz. te Vlaerdingen.
Leenert Dirksz. Verhooren 1 -- 1 (het 3e kwartier, beginnend aan de Cortendijck, oostzijde)
Nr. 126 folio 23v. d.d. 11-09-1618.
Leendert Dircxz. Verhooren constitueert Mees Cornelisz. Assendelft en Jan Pietersz. Plaveyer.
Nr. 55 folio 26v. d.d. 19-02-1622.
Ten versoucke van Leendert Dircxz. Verhoorn stijerman van een houcker: Compareerden Willem Meesz. out ontrent 39 iaren ende Cornelis Woutersz. out ontrent 21 iaren, beijde bootsgesellen van de voorsz. stijerman. Ende verclaerden bij hare consciente ende sielen zalicheijt in plaets van eede, dat sij int leste van Januario voorleden van hare 2° houvaert deses winters wt zee voor de Mase comende, besochten off sij souden konnen in zeijlen ene tot Vlaerding arriveren, daer toe sij geen off weinich apparentie bevonden, dat doen hen in beiegent een boijer, des welckers volck hen verclaerde dat sij lange 2 verscheijden tijden hadden versocht een der Masen havenen te becomen, twelcke sij bevonden ondoenlijck te zijn, dattet mede hen deposanten oock niet mogelick was in te comen. Verclaerden voorts sij deposanten dat Dirck Goch hen daer nae mede beiegenen dije insgelijcx verclaerde, om alle twelcke verclaerden sij deposanten genootsaeckt te zijn de Mase te verlaten ende tot Catwijck aen te comen, alwaer sij afsloogen ende van daer wederom ter zee op haer nering zeijlden. Actum den 19° Februarij 1622. Was getekend: Jan Heijndricksz. Verlijer.
Nr. 58 folio 28 d.d. 08-03-1622.
Dirck Claesz. Goch stijerman van een houcker ende Davidt Arentsz. Bot out ontrent 22 iaren verclaren bij eede dat sij van de tweede houckvaert deses winters wt zee in de Mase comende om lijffsnoot d’selve hebben moeten verlaten ende ter Heijde afslaen. Verclaren voorts dat ten selven tijde doen sij wtte Mase gecomen waren, hen ontmoeten nae de Mase eenen Leendert Dircxz. Verhooren mede stijerman van een houcker, d’welcke sij waerschouden dattet niet mogelijck was in de Mase te comen. Actum ten overstaen van de schout den 8° Martij 1622.