Gouda Grafboek St Jan
NZZ L 14
13v
5. Jutte * Franssen, wed. Aert Thomasz, schipper;
nu de kerck b.k.v. *, 19-9-1639;
nu op Geertruyt ++ Bick. En is geruylt van de HH kerckmrs. tegen een ander, 16-6- 1653;
nu op Willem Anderson, m.k.v. ++, 25-6-1663
6. Aert Gijsbertsz Bockenborch;
nu Jan Dirricsz Rolloos, die de naeste was, 3-9-1623;
nu op Gerrit Gerritsz Bick, 16-6-1653
14r
7. Jan Dirricsz Roloos; nu op Gerrit Gerritsz Bick, als de naeste, 16-6-1653
8. idem als 6
9. nu op Elisabet * Bick, alsoo het geruylt is tegen een ander graff. En dat ten overstaen van vijf HH kerckmrs., 16-6-1653;
nu op Gerrit Dircksz, m.o.v. *, 30-12-1665
De genezing van Geertrui Bik
- Krachtige steun ontving de nieuwe devotie aanvankelijk in het bijzonder vanuit Gouda. Het eerste wonder dat aan de Haastrechtse Maria wordt toegeschreven betreft de genezing van een 33-jarige verlamde vrouw te Gouda, genaamd Geertrui Bik. De vrouw, die al vanaf haar derde jaar ziekelijk was, kreeg door een ongeluk toen ze zeventien jaar was een aandoening aan haar rechterzijde. Vanaf 14 februari 1647 was ze aan die zijde zelfs geheel verlamd, zodat ze haar been niet bewegen kon. Maar op Lucasdag van dat jaar (18 oktober) genas Geertrui binnen een uur geheel. Nadat ze 's morgens had gebiecht en de hostie genuttigd, viel ze in een diepe slaap. In die slaap legde haar dienstbode het beeld van Maria van Foy tegen haar rechterzij. Toen ze weer wakker werd was ze genezen. De volgende dag liet Geertrui het gebeurde optekenen. Weer een dag later bekrachtigden zes getuigen het document met hun handtekening.
Geertrui Bik was een godgewijde, een klopje. Samen met haar zuster Elisabeth, eveneens een klopje en één van de in het document genoemde getuigen, bewoonde ze een huis in de Wijdstraat in Gouda (huis 'De Vier Heemskinderen', tegenwoordig Wijdstraat 2) waarvan de bovenverdieping als schuilkerk dienst deed: de eerste gang van Geertrui na haar genezing was de 34 treden op naar deze bidplaats. Geertrui en haar zuster, dochters van de lakenkoopman Gerrit Gerritsz Bik, behoorden tot een vooraanstaande katholieke familie, die in het bijzonder met de jezuïeten goede relaties onderhield.
Van de overige getuigen van de oorkonde van 1647 kunnen we er nog vier thuisbrengen: Gijsbert Jansz Roloos (een oom van Geertrui Bik), Emerentia Verwerff, een klopje met wie de zusters Bik nauwe betrekkingen onderhielden; Egbertina Lodewijks, de al genoemde dienstbode; en pater Nicolaas de Jonge. De rol van deze laatste in het geheel was opmerkelijk. Het stuk vermeldt, dat Geertrui Bik om het beeld van Maria van Foy gevraagd had aan haar biechtvader, bij wie het berustte. Vermoedelijk was De Jonge zelf dus haar biechtvader, maar dat roept wel de vraag op waarom deze rol niet was toebedeeld aan de te Gouda gestationeerde jezuïeten. Ook krijgt men de indruk dat het beeldje op dat moment te Gouda verbleef. Was het nog op doorreis vanuit Douai?
Gouda Grafboek St Jan
NZZ L 14
13v
5. Jutte * Franssen, wed. Aert Thomasz, schipper; nu de kerck b.k.v. *, 19-9-1639; nu op Geertruyt ++ Bick. En is geruylt van de HH kerckmrs. tegen een ander, 16-6- 1653; nu op Willem Anderson, m.k.v. ++, 25-6-1663
6. Aert Gijsbertsz Bockenborch; nu Jan Dirricsz Rolloos, die de naeste was, 3-9-1623; nu op Gerrit Gerritsz Bick, 16-6-1653
14r
7. Jan Dirricsz Roloos; nu op Gerrit Gerritsz Bick, als de naeste, 16-6-1653
8. idem als 6
9. nu op Elisabet * Bick, alsoo het geruylt is tegen een ander graff. En dat ten overstaen van vijf HH kerckmrs., 16-6-1653; nu op Gerrit Dircksz, m.o.v. *, 30-12-1665
De genezing van Geertrui Bik
- Krachtige steun ontving de nieuwe devotie aanvankelijk in het bijzonder vanuit Gouda. Het eerste wonder dat aan de Haastrechtse Maria wordt toegeschreven betreft de genezing van een 33-jarige verlamde vrouw te Gouda, genaamd Geertrui Bik. De vrouw, die al vanaf haar derde jaar ziekelijk was, kreeg door een ongeluk toen ze zeventien jaar was een aandoening aan haar rechterzijde. Vanaf 14 februari 1647 was ze aan die zijde zelfs geheel verlamd, zodat ze haar been niet bewegen kon. Maar op Lucasdag van dat jaar (18 oktober) genas Geertrui binnen een uur geheel. Nadat ze 's morgens had gebiecht en de hostie genuttigd, viel ze in een diepe slaap. In die slaap legde haar dienstbode het beeld van Maria van Foy tegen haar rechterzij. Toen ze weer wakker werd was ze genezen. De volgende dag liet Geertrui het gebeurde optekenen. Weer een dag later bekrachtigden zes getuigen het document met hun handtekening.
Geertrui Bik was een godgewijde, een klopje. Samen met haar zuster Elisabeth, eveneens een klopje en één van de in het document genoemde getuigen, bewoonde ze een huis in de Wijdstraat in Gouda (huis 'De Vier Heemskinderen', tegenwoordig Wijdstraat 2) waarvan de bovenverdieping als schuilkerk dienst deed: de eerste gang van Geertrui na haar genezing was de 34 treden op naar deze bidplaats. Geertrui en haar zuster, dochters van de lakenkoopman Gerrit Gerritsz Bik, behoorden tot een vooraanstaande katholieke familie, die in het bijzonder met de jezuïeten goede relaties onderhield.
Van de overige getuigen van de oorkonde van 1647 kunnen we er nog vier thuisbrengen: Gijsbert Jansz Roloos (een oom van Geertrui Bik), Emerentia Verwerff, een klopje met wie de zusters Bik nauwe betrekkingen onderhielden; Egbertina Lodewijks, de al genoemde dienstbode; en pater Nicolaas de Jonge. De rol van deze laatste in het geheel was opmerkelijk. Het stuk vermeldt, dat Geertrui Bik om het beeld van Maria van Foy gevraagd had aan haar biechtvader, bij wie het berustte. Vermoedelijk was De Jonge zelf dus haar biechtvader, maar dat roept wel de vraag op waarom deze rol niet was toebedeeld aan de te Gouda gestationeerde jezuïeten. Ook krijgt men de indruk dat het beeldje op dat moment te Gouda verbleef. Was het nog op doorreis vanuit Douai?
Die angezeigten Daten haben keine Quellen.