Er ist verheiratet mit Elizabeth Wybes.
Sie haben geheiratet am 1. Oktober 1775 in Terband, er war 26 Jahre alt.
Kind(er):
Hij ging in zijn tijd door voor een groot Godgeleerde. Hij was Doctor Honoris Causa in de Godgeleerdheid van de Hogeschool te Harderwijk (deze was echter wel was scheutig met de Doctorsbul). Hij heeft veel geschreven. Het aantal werken en werkjes van zijn hand bedraagt ongeveer 20. Verschillende daarvan zijn bekroond. In een rede in 1814 gehouden te Rotterdam en aldaar uitgegeven komt zijn portret voor op het titelblad (en profil) naar een geschilderd portret van Schweghardt. Men vindt in alle biografische woordenboeken kolommen over hem en over zijn oudste zoon Theodorus Ernestus, predikant te Beers, die een zonderling, doch knap man was. Portret van hem naar provinciaal archief te Leeuwarden.
Werd candidaat in 1769 (dus op 20-jarige leeftijd) onder de Classis van Leeuwarden. In hetzelfde jaar beroepen te Ureterp, vervolgens te Tjallebert, Oldeboorn, Jorwerd, Rijperkerk en Hrdegarijp. Emeritaat op 1 januari 1830, met een Rijkspensioen van 800 gulden.
Werd op verzoek van de grootvader aan moederskant naar hem vernoemd (Jacobus Engelsma) en de naam Engelsma werd aan de familienaam toegevoegd.
Mebius (Jacobus Engelsma), geb. te Nyehaske 25 Jan. 1749, stud. te Franeker en was pred. te Ureterp-en-Siegerswoude, Aengwirden, Oldeboorn-en-Nes, Jorwerd-en-Rijperkerk en te Hardegarijp. Ofschoon sedert 1815 volkomen blind, bleef hij zijn dienstwerk volhouden tot 1 Jan. 1830 en overl. 30 Jan. 1838.
Drie malen behaalde hij de gouden medaille bij het Haagsch genootschap: ook benoemde hem de Harderw. hoogeschool, honoris causa, tot doctor in de theologie. Behalve deze prijsvragen en andere theol. schr. hij: Gedenkwaardigheden uit de scheppings- en aartsvaderlijke geschiedenis, 3 dln., Utr. 1799-1800.
MEBIUS (Jacobus Engelsma), geb. te Nijehaske 25 Jan. 1749, gest. te Hardegarijp 30 Jan. 1838, zoon van den predikant Theodorus Ernestus, werd na den dood zijns vaders opgevoed en onderwezen door zijn grootvader van moederszijde, Jacobus Engelsma, den bekenden schrijver van de Volglijst van predikanten onder de classis van Zevenwouden (Leeuw. 1763), die predikant was te Gorredijk. Na de latijnsche scholen te Leeuwarden te hebben doorloopen, werd hij in 1762 student te Franeker. Reeds als 15-jarige knaap vervaardigde hij een latijnsch vers, dat hij onder den schuilnam Tiro voor den Naamlijst zijns grootvaders plaatste. Ook maakte hij een dergelijk vers voor Prof. Ratelbands Verklaring over den brief aan de Hebreën. Toen hij vijf jaar te Franeker had gestudeerd verliet hij de academie na het verdedigen eener Dissertatio Philologica- Exegetica continens Observationes Miscellaneas de vero et genuino sensu quorundam selectorum locorum sacri codicis onder genoemden hoogleeraar (22 Juni 1768). Hierop bezocht hij kort de hoogeschool te Utrecht om den hoogleeraar Bonnet te hooren. Hij legde zijn peremptoir examen af voor de classis van Zevenwouden, werd 22 Oct. 1769 bevestigd als predikant te Ureterp en Siegerswoude, waar hij 24 Sept. 1775 afscheid predikte. 8 Oct. 1775 hield hij zijn intreerede te Tjalbert en nam, verroepen naar Oldeboorn, afscheid 28 Oct. 1781. Te Oldeboorn bleef hij tot Sept. 1785 en vertrok van daar naar Jorwerd, waar hij 1 Juni 1789 zijn afscheid predikte om te gaan naar Rijperkerk, waar hij 14 Juni 1789 zijn intreerede hield en 1 Jan 1830 emeritus werd, na 20 Dec. 1829 zijn afscheidswoord gesproken te hebben.
Hij heeft zich uit zijn geschriften doen kennen als een bekwaam theoloog. Van het Utrechtsch genootschap Tendimus ad idem was hij jarenlang een ijverig lid. De hoogeschool te Harderwijk erkende.zijn verdiensten door hem in 1809 tot doctor honoris causa te benoemen.
Tegenover het baanbrekend rationalisme trad
[p. 834]hij op als een apologeet der christelijke religie in zijn Brieven over het zamenstel der zuivere wijsbegeerte of de leer der gelukzaligheid volgens Steinbart (Leeuw. 1785-86). Dit geschrift had ten gevolge, dat zijn vriend J. Kneppelhout (kol. 703), pred. te Gorinchem, er in de klass. vergadering de aandacht op vestigde, hetgeen den stoot gaf tot de oprichting van een genootschap ter bestrijding van de neologie, dat bekend werd als het Haagsch Genootschap. Driemaal heeft hij een prijsvraag van dit instituut met gunstig gevolg beantwoord. Zijn verhandeling Betoog dat de erkentenis der leerstukken en verborgenheden, in de Heilige Schrift vervat, in zulk een onafscheidelijk verband staat met de menschelijke gelukzaligheid, als de beoefening der zedepligte in dezelve wordt aangedrongen (1787), verwierf de zilveren medaille. De verhandeling ten doel hebbende Om de christenen tot het lezen der H. Schriften op te wekken (1789) (geschreven met zijn vriend C.W.B. Jelgersma, predikant te Weidum) en het prijsantwoord Dat de weg der gelukzaligheid slechts één is, voor alle menschen (1790) werden met het gouden eermetaal bekroond. Ook vond zijn verhandeling gevraagd van wege het Stolpiaansch legaat Solutio problematis quodnam in adserenda Numinis existentia pretium statui debeat communi humani generis consensu in 1775 een bekroning.
Toen de Gereformeerde kerk in Friesland gedurende de jaren 1795-1804 een ware lijdensgeschiedenis doormaakte, behoorde Mebius tot de predikanten, die met ijver en zaakkennis hare rechten heeft bepleit. Hij had o.a. zitting in de kerkelijke commissie, die een concept-request ontwierp voor het Wetgevend Lichaam (1800). Daarin werd betoogd het ontwijffelbaar recht der Herformde Gemeenten op de goederen en fondsen, waaruit de leeraars tot nog toe onderhouden zijn geweest, en dat het vierde addit. Articul tot de Acte van staatsregeling, dat recht niet wegneemt of kan wegnemen. Ook werd hij met Ds. S. Gardingius te Wolsum en ouderling F.J. van Slooten te Dokkum belast de conceptbrieven op te stellen, waarin de Herv. gemeenten werden opgewekt om gemeente-commissiën te benoemen. Hem werd tevens opgedragen in 1801 den biddagsbrief op te stellen. Hij kweet zich met H.J.V. Vierssen van deze taak en schreef zulk een brief over Vooretende kanker van Ongeloof, Bijgeloof en Zedenverbastering en hem werd opgedragen dien met begeleidend schrijven te zenden aan de lutheranen en de Parnassijns der joodsche gemeente te Leeuwarden.
Mebius was een warm zendingsvriend en een ijverig bevorderaar van de bijbelverspreiding. Hij werd bij de oprichting van het Nederl. Zendelinggenootschap terstond medebestuurder en hield 28 Juli 1814 een Opwekkingsrede in de algemeene vergadering te Rotterdam, die met zijn portret bij Cornel aldaar verscheen. Hij nam vurig deel aan de invoering der Evangelische gezangen en gaf den stoot tot het oprichten van de eerste afdeelingen van het Bijbelgenootschap in Friesland.
Hij is tweemaal gehuwd geweest, eerst met Elisabeth Wybes, vervolgens met A. Cloppenburgh, weduwe van den ontvanger C.H. Hoekstra. Hij liet uit zijn eerste huwelijk vijf kinderen na, onder welke Theodorus Ernestus, (kol. 833) en Wybe, predikant te St. Jacobi Parochie.
Behalve de bovenvermelde werken gaf hij in het licht: Jezus verheerlijkt in de genezing van een kreupel geborenen (Leeuw. 1792); Hoseas uit het Hebreeuwsch vertaald (Utrecht 1799); Aanmerkingen over eene verhandeling genaamd:
[p. 835]de leer der verkiezing of verwerping eenvoudiger gemaakt (Utrecht 1799); Gedenkwaardigheden uit de scheppings- en aartsvaderlijke geschiedenis (3 dln. Utrecht 1799-1800); Leerrede over 2 Cor. XII: 9 (Leeuw. 1817); Vijftigjarige Jubileumrede (Leeuw. 1820).
Er bestaat van hem een silhouet door L. Schweickhardt.
Zie: Boekzaal d. Gel. Wer. 1768, 734; 1838, 139; IJpey en Dermout, Gesch. d. Ned. Herv. Kerk, IV, 50; Royaards, Het Haagsch Genootsch. (1785), 139; Bouman, Gesch. d. Geld. Hoogeschool, II, 571; Glasius, Godgel. Nederl. in voce; Kist, Neerl. Bededagen en Biddagbrieven, II, 557-560; Konst- en Letterbode, 1838, II, 97; Romein, Naaml. d. predikanten van Friesl. 121, 172, 189, 604, 646; S.D. van Veen, De Geref. kerk in Friesl. in 1795-1804 (Gron. 1888) 20, 138, 140, 143, 167, 168, 191, 192, 240.
Wumkes
Jacobus Engelsma Mebius | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1775 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Elizabeth Wybes |
Die angezeigten Daten haben keine Quellen.