Van der Ende stamboom » Cornelis Meeszn. (Manneke in den Maen) Maen (????-1624)

Persoonlijke gegevens Cornelis Meeszn. (Manneke in den Maen) Maen 

Bron 1
  • Hij is geboren in Vlaardingen Ambacht, Nederland.
  • Beroepen:
    • Bouwman ,veehouder.
    • .
  • Hij is overleden in het jaar 1624 in Zouteveen, 2636, Nederland.

Gezin van Cornelis Meeszn. (Manneke in den Maen) Maen

Hij is getrouwd met Neeltje Alewijnsdr..

Zij zijn getrouwd


Kind(eren):



Notities over Cornelis Meeszn. (Manneke in den Maen) Maen

Generatie I

 

Cornelis Meesz.

 

Omstreeks 1550 werd in het Hoogheemraadschap Delfland - vermoedelijk in de omgeving van Vlaardinger-Ambacht of in 'het Ambacht van de Souteveen' - een Cornelis geboren, wiens vader Mees was geheten en wiens moeder niet bij name bekend is.

Volgens de 'Encyclopedie van voornamen' van A. Huizinga zou Cornelis (ook wel afgekort tot Cors) de betekenis hebben van 'vast als een hoorn' of 'de geharde', terwijl die van Mees zou zijn 'de strijdbare'. De naam Mees - op zichzelf reeds een afkorting van Bartholomeus - wordt op verschillende wijzen geschreven, zoals Meeus, Meeuws, Meewis enz., terwijl Meesz(oon) ook voorkomt als Meeuwsz. en zelfs als Meesse en Meesen.

 

De periode, waarin de geboorte van Cornelis Meesz. moet hebben plaatsgevonden, kan worden afgeleid uit een akte van 24 februari 1581 (89), waarin hij, gezamenlijk met zijn halfbroers Lenert Cornelisz. en Vranck Cornelisz. (deze laatste mede vervangende zijn zuster Claesgen Cornelisdr.), optreedt bij verkoop van land.

Hij handelt in deze akte zonder voogd, zodat hij in het jaar 1581 reeds meerderjarig, dus ouder dan 25 jaar (de toenmalige leeftijdsgrens), moet zijn geweest. Zijn geboortejaar zal derhalve hebben gelegen omstreeks 1550 .

Door naamsvergelijking in tal van akten is met zekerheid komen vast te staan, dat deze Cornelis Meesz. de oudst bekende stamvader is van een familie, die later de achternaam Maen (Maan) is gaan dragen, en die wij eerder - in het artikel 'Inleiding tot de genealogie van het geslacht Maan' - hebben aangeduid als de 'Vlaardingse' familie Maan.

Ten tijde van het overlijden van zijn vader, in 1574, had Cornelis Meesz. een broer, Ariën geheten, alsmede twee halfbroers Lenert Cornelisz. en Vranck Cornelisz en een halfzuster Claesgen Cornelisdr.

Ariën en Cornelis waren de zoons uit het eerste huwelijk van vader Mees, de anderen zijn kinderen van Marritje Jansdr., zijn tweede vrouw, geboren uit haar huwelijk met een zeker Cornelis X.

Van Ariën is slechts bekend, dat hij, evenals zijn broer Cornelis, in 1574 onder voogdijschap kwam te staan van een oom Gillis Thonisz. Aangenomen kan worden, dat Ariën Meesz. jong gestorven is, want zijn naam komt in de geraadpleegde stukken niet meer voor.

Met zijn halfbroers en -zuster heeft Cornelis Meesz. steeds nauwe contacten gehad. Wij vermeldden reeds hun gezamenlijk optreden in 1581 bij de verkoop van land. In 1586 klagen zij een zekere Lenert Engelsz. aan, die bij een verkoop goederen zou hebben verdonkeremaand. In de desbetreffende akte (88) lezen wij, dat genoemde Lenert 'in den lesten trouble' enige metalen voorwerpen zoals 'zeeckere boonketel, tenne platteelen (=tinnen borden) kannen, candelaers en de anders' in een sloot achter zijn huis verborgen heeft en later heeft doen weghalen, teneinde deze voorwerpen aan een verkochte inboedel te onttrekken.

Uit deze akte blijkt voorts nog, dat halfzuster Claesgen Cornelisdr. inmiddels gehuwd is met Vries Jansz. Deze wordt daardoor zwager van Cornelis Meesz.

Enkele jaren na 1586 worden beide mannen langs andere weg ten tweeden male zwagers. In 1592 wordt in een akte (99) aangetroffen: 'Vries Jansz. als getrout hebbende Marritgen Aelewijnsdochter ende Cornelis Meesz. als getrout hebbende Neeltgen Alewijnsdochter … kinderen en erfgenamen van Aelwijn Jacopsz.' Als gevolg van de nauwe verwantschap tussen beide mannen vindt men hun namen in akten vaak met elkander verbonden.

De akte van 1592 brengt voor het eerst aan het licht met welke vrouw Cornelis Meesz. gehuwd is geweest, namelijk met Neeltgen Alewijnsdochter. Het huwelijk moet hebben plaats gevonden in 1586. Op 21 november van dat jaar toch treedt Cornelis op als eiser tegen Jan Pietersz. (88). Hij verklaart, dat hij aan de gedaagde 'eertijts vercoft hadde op zijn hylick drie oyen voorde somme XVII gulden, welcke betaelinge hij doen soude op de statie off bruyloftfeest van de voorsz. eysser'. Na dat feest zou Jan Pietersz. 15 gulden hebben betaald, zodat er nog een schuld van f 2,- overbleef. Maar ook de betaling van een leverantie lammeren was naar het oordeel van Cornelis Meesz nog steeds niet behoorlijk geregeld. Vandaar zijn eis.

Aangezien in de akte sprake is van het huwelijksfeest van de eiser (i.c. Cornelis Meesz) is het dus zeker, dat deze in November 1586 gehuwd was.

Uit het gezin Cornelis Meesz en Neeltje Alewijnsdochter zijn in elk geval de navolgende kinderen voortgesproten:

-Mees Cornelisz.

-Alewijn Cornelisz.

-Cornelis Cornelisz. (later bijgenaamd 'de Oude')

-Maartje Cornelisdr.

-Pietertje Cornelisdr.

In welke volgorde naar leeftijd deze kinderen geplaatst dienen te worden is moeilijk te bepalen omdat de geboortedata niet bekend zijn.

Wel kan worden aangenomen, dat Mees Cornelisz. de oudste zoon was en Maartje Cornelisdr. de oudste dochter, omdat het destijds gebruikelijk was, dat de oudste zoon de naam kreeg van zijn grootvader van vaderszijde en de oudste dochter vernoemd werd naar de grootmoeder van moederszijde.

Mogelijk zijn er nog twee zoons geweest, namelijk Ary en Pieter en een dochter Pleuntje, maar zekerheid bestaat daaromtrent niet. Zij komen niet voor onder de erfgenamen van Cornelis Meesz, noch ook eventuele nakomelingen van hen.

Zo zij hebben bestaan, dan moeten zij zonder kinderen te hebben nagelaten, zijn overleden voor 1623/1624. Wij vermelden die namen hier echter, omdat ze een enkele maal in akten e.d. voorkomen, zonder dat wij de betrokkenen in de stamboom kunnen thuisbrengen.

 

Waar Cornelis Meesz. in zijn jeugd en in de eerste jaren van zijn huwelijk heeft gewoond is niet met zekerheid vast te stellen. Wel is gevonden, dat hij op 5 februari 1597 op Vlaerdingerwout woonde (45) en ook nog in 1605 wordt hij in een akte vermeld met de toevoeging 'woondende op Vlaerdincqwout'.

Op 26 januari van laatstgenoemd jaar is hij op een veiling eigenaar geworden van een woning en landerijen op Zouteveen, welke hadden toebehoord aan Lenart Aryensz. Cappeteyn (101).

Deze heeft waarschijnlijk toestemming gekregen om de woning tot aan zijn dood te mogen blijven bewonen want eerst op 18 augstus 1606, na de dood van Cappeteyn, kwam de woning vrij voor Cornelis en vestigde hij zich blijvend in Zouteveen.

Hij is aldaar overleden. De juiste datum is niet bekend, maar ligt - zoals verderop zal worden aangetoond - tussen 6 december 1623 en oktober 1624.

 

Wanneer wij ons uit de beschikbare gegevens een oordeel trachten te vormen over de persoon van Cornelis Meesz, van zijn handel en wandel, dan krijgen we de indruk, dat hij een welvarende landbouwer is geweest, een man die behalve belangstelling voor zijn bedrijf, ook daadwerkelijke belangstelling heeft gehad voor de publieke zaak, een man echter met een niet gemakkelijk karakter.

Om met dit laatste te beginnen. Talrijk zijn de rechtsgedingen geweest, waarin hij, nu eens als eiser dan weer als gedaagde ten tonele verschijnt. Wij zagen reeds hoe hij op 21 november 1586 met zijn halfbroers en halfzuster een aanklacht heeft ingediend tegen Lenert Engelsz. ter zake van verduistering van goederen. Op dezelfde datum pakt hij Jan Pietersz op de Oostveen aan wegens achterstallige betaling (88).

In October 1593 wordt hij door Mees Pietersz. aan de Ketelweg voor het gerecht gedaagd voor vergoeding van grote schade die zijn beesten op het land van de eiser zouden hebben aangericht (17). Prompt daarop volgt een aanklacht van Cornelis tegen evengenoemde Mees Pietersz., omdat deze de door Cornelis van hem gekochte varkens niet zou hebben afgeleverd. (18)

In 1597 is hij gedaagde in een door Dirck Jacopsz. tegen hem aangespannen proces over de levering van mest (19) en in 1607 wordt hij gedaagd om een schuldbrief te tekenen wegens koop van 2 morgen land. (21)

Vier jaar later daagt hij Pieter Allertsz. van der Houwe en Lenert Jorisz. voor het gerecht 'om getuichnisse der waerheijt' af te leggen 'op peijne van ghijselinge'. (22) In 1614 wordt hij aangesproken 'voor betalinge van hondert vijftich gulden zes stuvers ter saecke van gecochte Oostersche haver' (24).

Van 1615 af volgen de rechtsgedingen, waarin hij betrokken is, elkaar voortdurend op. Eerst valt te noemen een reeks processen tussen 1615 en 1618 tussen Cornelis en Dirck Jan Matsgen, in welke processen - gaande over de betaling van achterstallige huren en kooppenningen - hij zowel eiser als gedaagde is (25, 26, 28).

In 1615 zien wij Cornelis ook als eiser in twee zaken, namelijk tegen Pieter Jansz. Copper en tegen Pouwels Aryensz Verheul (27) over achterstallige schulden van de gedaagden. Dan, in 1617, wordt hij door Jacob Gerritsz. Bleycker (wonende in 's-Gravenhage) aangesproken voor betaling van 863 gulden, 16 stuivers, zijnde een nog aan Bleycker verschuldigde koopsom (30, 31), terwijl hij in 1618 als eiser procedeert tegen Claes Bastiaensz. ter zake van de koop van 'vyer morgen lants genaempt de quade vyer morgen' (32).

Behalve in rechtsgedingen is Cornelis Meesz. nog op andere wijze roerig. Als 'geswoorene van Souteveen' protesteert hij tegen de vaststelling van de Ambachtsrekeningen over de Vlaardingse Sluis (jaren 1614 en 1615) 'omdat de ambachtsbewaerders schuldich zouden sijn in reeckeninge te brengen alle de mergentalen in sijn gaerbouck begrepen' (7). In februari 1619 doet hij - met succes - een beroep op het Hoogheemraadschap Delfland ter zake van 'ondermaet' van een door hem van de ambachtsbewaarders van de Westsluizen gehuurd land. (131) Dit stuk was hem verhuurd als zijnde 9 morgen groot terwijl het bij nameting 8 morgen 342 roeden groot bleek te zijn. Hij had derhalve enige jaren lang te veel huur betaald.

Brengen wij ten slotte nog in herinnering het reeds vroeger gepubliceerde procesverbaal d.d. 17 maart 1617 over een beroving op hem gepleegd in de Schiedamse herberg 'Van de Schone Waerdinne' waarin hij - dronken zijnde - had zitten slapen (126).

 

Dit alles overziende zal hij wel niet het beeld zijn geweest dat zijn later geboren streekgenoot Hubert Kornelis Poot (geboren in Abtswoude) voor ogen heeft gezweefd, toen deze eens dichtte:

 

'Hoe genoeglijk rolt het leven

des gerusten lantmans heen,

Die zijn zaligh lot, hoe kleen,

Om geen Koningskroon zou geven'

 

Over zijn optreden in openbare en kerkelijke functies vallen de volgende feiten te vermelden.

Reeds zagen wij dat hij in 1614 en daarna optrad als 'geswoorene van Souteveen' bij de vaststelling van de Ambachtsrekeningen over de Vlaardinger sluis. Ook is hij in de jaren 1619-1620-1621 Schepen geweest van Zouteveen (105 t/m 109 en 94). Hij was de schrijfkunst niet meester en ondertekende de stukken daarom met een handmerk, waarin duidelijk een halve maan te onderkennen valt.

 

In de tijd waarin Cornelis Meesz. leefde, woedden in Holland de hevige godsdiensttwisten tussen de volgelingen van Arminius (de Arminianen of Remonstranten) en zij, die zich achter Gomarus hadden geschaard (de Gomaristen of Contra-Remonstranten). Die strijd beroerde de Kerk in hevige mate en leidde ten slotte tot de Synode van Dordrecht (1618/1619). Ook op staatkundig terrein waren de gevolgen ernstig en het kwam tot een breuk tussen Prins Maurits, die aan de zijde van de Contra-Remonstranten stond en Johan van Oldenbarneveld, de Raadpensionaris.

Deze had de zijde van de Remonstranten gekozen, een keuze, die uiteindelijk mede tot zijn terdoodveroordeling en terechtstelling in mei 1619 heeft bijgedragen.

Deze kerkelijke twisten deden zich ook in Vlaardingen voor. Enige burgers van de stad en omgeving waren het niet eens met de opvattingen van de predikant Isaacus Neranus, die aan de zijde van de remonstranten was gaan staan. Met voorbijgaan van hun eigen stedelijke overheid vervoegden deze 'verontrusten' zich rechtstreeks tot de staten van Holland met een verzoek hun godsdienst te mogen uitoefenen onder leiding van een andere hun welgevallige leraar. De Staten van Holland schreven daarop het Stadsbestuur van Vlaardingen aan, dat het deze dolerende burgers ter wille diende te zijn. Als gevolg hiervan kwamen op 21 augustus 1619 de vroedschappen der stad bijeen om over het beroepen van een nieuwe predikant te discussiëren.

Daarbij waren ook aanwezig vertegenwoordigers van Vlaardinger-Ambacht en Zouteveen, welke dorpen kerkelijk onder Vlaardingen ressorteerden. Er werd een voorstel gedaan gecommitteerden te benoemen, om elders een preek van een eventueel te beroepen predikant te beluisteren en eventueel met hem te spreken over het salaris. De vertegenwoordigers van Zouteveen - waartoe Cornelis Meesz. 'bijgenaamd 't Manneken in de Maen' behoorde - wensten echter eerst de zaak nog te bespreken met de Ambachtsheer en andere 'medebroederen'. Reeds kort daarop kwam hun antwoord, hetwelk, evenals het verslag van de vergadering van 21 augustus 1619, te vinden in de Vroedschapsresolutiën van Vlaardingen (14). Het luidt als volgt:

 

'Op huijden den 2 en September anno 1600 negenthien heeft Cornelis Meesz. voornoempt ter vergaederinge van mijn heeren van de Gherechte der stede Vlaerdingen aengaende de voorschreeve beroepinge van een predicant, verclaert dat dye van de Souteveen hen conformeren met de resolutie van de Stadt, ende voorts daer toe overgelevert acte van haeren heere, luijdende als volcht:

Ick ondergeschreeve als Heer van de Souteveen will ende begeer, dat de ingesetenen van de Souteveen als gehoorende onder die Parochie van Vlaerdingen, volgende deese boovengeschreeven acte, in 't verlaeten van de voorschreeven Isaacus Neranus, ende aenconformeren mette Stadt ende Ambachte van Vlaerdingen, welk verstaende dat die van de Souteveen voorschreeven, nopende het jaerlicx onderhout van eenen anderen Dyenaer, nyet hooger en sullen werden beswaert, als sij voor desen sijn geweest. Actum onder mijn hant in den Haege den 27 en Augusti 1600 negenthien, ende was onderteeckent J. van Dijck.'

 

Uit een en ander volgt dus, dat men in Zouteveen - en dus ook Cornelis Meesz. - de zijde van de Contra-Remonstranten had gekozen.

Vermeldenswaard is nog hetgeen verder in deze kwestie werd besloten, namelijk:

1.dat voortaan de predikdienst 's zondags beurtelings door dominee Neranus en den Leraar der dolerende lidmaten zodanig zou worden vervuld, dat om de andere week de een des morgens, de andere des namiddags zou prediken, als ook dat de bediening van het H. Avondmaal de eerste maal door ds. Neranus, en een week daarna door de andere predikant zou plaatshebbben; maar ook de volgende keer eerst door de laatstbedoelde en dan weer door ds. Neranus, om, zoals men het uitdrukte 'de noodige egaliteit' te bewaren;

2.dat de bediening van de doop door beide predikanten, zonder onderscheid aan de kinderen dergenen die zulks verzochten, zou plaats hebben;

3.dat de predikanten zich zouden hebben te onthouden, 'voor zoveel mogelijk was' (!) van elkander te schelden, lasteren en verdoemen; maar dat zij integendeel, elk zijn gemeente zouden hebben te vermanen tot vrede, liefde, enz.

Terwijl men nog aan het harrewarren was, wie men als nieuwe predikant zou aannemen, werd een missive van Prins Maurits ontvangen waarin aangeschreven en geordonneerd werd dat men diende te nemen Gerrit van den Broek. (punt uit.)

Zij het onder protest werd daaraan door de Vroedschappen van Vlaardingen voldaan.

 

Het landbezit van Cornelis Meesz. is vrij omvangrijk geweest. Helaas valt moeilijk te bepalen, welke landerijen hij reeds voor of bij zijn huwelijk in volle eigendom had en welke in leen of pacht.

Wel kan als vaststaand worden aangenomen, dat hij op 15 maart 1588 en op 10 februari 1592 stukken land in leen kreeg.

Het eerste was een stuk land van de 'Hofstad van der Wateringe', 4 morgen groot. Hij verkreeg het op 17 maart 1588 na overdracht door Quirijn Dircxz. Na zijn overleden valt het op 20 october 1625 toe aan Mees Cornelisz., zijn zoon (die het op zijn beurt op dezelfde datum aan Jan Jansz van Opmeer overdraagt. (141)

Het andere stuk, 1 1/2 morgen groot op Vlaerdingerwout, genaamd 'De Greijnse', gelegen in de Holierhoeksepolder, kreeg hij op 10 februari 1592 in leen van de Heer van Holy (139).

Holy - een naam ook thans nog welbekend in Schiedam, Kethel en omgeving - was vanouds een ridderhofstede, welke reeds in de 13e eeuw werd genoemd. De naam zou een verbastering zijn van 'Hoy-lede', dat is een hoge lede, een hoge plaats aan een lede of wetering. Over deze hofstede en zijn bewoners hebben reeds tal van publicaties het licht gezien. Aan een daarvan hebben wij het volgende ontleend (136).

Holy was reeds sedert 1404 voor een deel leenroerig aan de huizen van Wassenaar en van Mathenesse. De rest, de allodiale of vrije, in eigen bezit zijnde landerijen waren zogenaamde 'achterlenen', die aan welgestelde veehouders en landbouwers bij leenbrief werden uitgegeven. Een van die achterlenen, was het stuk 'De Greijnse' dat bij de familie Maen in leen is gekomen.

De uitgegeven leenbrieven werden opgetekend in een zogenaamd 'Leenregister'. Het oudste bewaard gebleven register van de lenen van Holy is dat van 1578. Daarin worden vorige leenverheffingen van 1559 en 1569 opnieuw bevestigd, omdat de oude brieven in de oorlog waren verbrand.

Voor de achterlenen gold, dat zij erfelijk waren en dat altijd 'de jonger man voor dat oude(re) wijff' leengerechtigd zou moeten zijn, indien beide 'even nae' zijn.

 

Volgens het leenregister zou 'De Greijnse' als volgt zijn overgedragen (139).

 

1569Rusgen Cornelisdr, weduwe van Leendert Jansz, te Vlaerdingerwout, geassisteerd door haar zoon Jan Leendertsz, draagt dit jaar dit leen over aan haar zwager (hier bedoeld als schoonzoon) Cors Cornelisz.

28-2-1581De leenbrief wordt vernieuwd, daar deze in 1575 met het huis van de leenheer tengevolge van oorlogshandelingen verbrand is.

10-2-1592Cornelis Meesz. te Vlaerdingerwout, na overdracht door Kors Cornelisz.

19-3-1631Meeuws Cornelisz. bij dode van zijn vader Cornelis Meeuwsz.

28-1-1659Claes Meeuws Maen, na overdracht door Alewijn Cornelisz. Maen.

27-8-1700Neeltje Maertens, voogd: Pieter Symonsz Romijn, bij dode van haar man Claes Meesen Maen.

 

Het leengoed gaat vervolgens in 1735 over op de nakomelingen van Symon Pietersz. Romeijn, die gehuwd was met Trijntje Meesen Maen (dochter van Mees Cornelisz., dus kleindochter van Cornelis Meesz.).

Niet bekend is, welke (familie-?)relatie er in 1592 bestond tussen Kors Cornelisz. en Cornelis Meesz. Dat deze laatste 'onze' Cornelis is staat vast, want de Mees Cornelisz. die het leen in 1631 overgedragen kreeg 'bij dode van zijn vader' is - zoals uit de verdere leenoverdrachten blijkt - een Maen geweest.

Waarom de overdracht eerst in 1631 plaats vond is niet duidelijk geworden (want Cornelis Meesz. is in 1624 overleden).

Behalve bovengenoemde stukken leenland heeft Cornelis ook land in eigendom bezeten. Vrij veel houdt hij zich bezig met aan- en verkoop van stukken land en woningen in de omgeving van Vlaardinger-Ambacht en Zouteveen.

Uit tal van akten en protocollen blijken dergelijke transacties. Jammer genoeg echter zijn over een lange periode van 30 jaar - namelijk van 1617 tot 1647 - alle rechtstreekse gegevens van overdrachts- en schuldbrieven met betrekking tot Vlaardinger Ambacht verloren gegaan. Aan- en verkopen van landerijen in die periode door Cornelis Meesz. en zijn verwanten gedaan, kunnen dus niet meer worden achterhaald.

Voor zover uit beschikbare akten wel kan worden nagegaan, hebben - in chronologische volgorde - de volgende transacties plaats gevonden. Zij geven in elk geval enig beeld van het landbezit van Cornelis Meesz.

 

In Maart 1592 koopt hij met zijn zwager Vries Jansz. gezamenlijk een woning in Zouteveen en landerijen in Vlaardinger Ambacht van Maritge Florisdochter, hun schoonmoeder. Haar man, Aelwijn Jacopsz. was overleden en zij deed een deel van de haar toekomende halve nalatenschap aan haar schoonzoons van de hand (99).

Het huis was 'staende opanderlijden (=anderlieden) gront gelegen in den ambachte van de Souteveen tussen de Swet Heul en de Cappelle'.

Het land, groot 2 morgen, was een stuk van het zo geheten 'Vogelkenslandt' in Vlaardinger Ambacht, ten zuiden van de Zweth.

Op 5 februari 1597 geeft Cornelis Meesz een schuldbekentenis af aan Dirck Quirijnsz (Persoon) ten bedrage van 1150 car. gulden voor aankoop van 5 morgen land in Vlaerdinger Wout (45).

Het nieuw gekochte stuk grensde aan de Oostzijde aan land, dat reeds in het bezit van Cornelis was. (In de schuldbekentenis wordt hij foutief als Mees Cornelisz. aangeduid. De eigenlijke verkoopakte noemt echter zijn juiste naam, met de toevoeging 'wonende op Vlaerdingerwout'.)

In 1601 heeft Cornelis Meesz., met zijn zwager Vries Jansz. land gekocht (van Joris Smout te Rotterdam). Het land is gelegen in de Holierhoeksepolder en in Vlaerdingerbroek, beide onderdelen van Vlaardinger-Ambacht.

Dit blijkt uit een akte van 2 januari 1611 waarbij Cornelis een deel van het gezamenlijk bezit aan Vrijes Jansz. verkoopt (49).

Op 18 mei 1602 neemt hij een losrente (hypotheek) over van Jan Dircxz. van Colen, 'lakencooper tot Schiedam' op een woning gelegen 'bij de Cappelle' van Souteveen, alsmede op land eveneens in het Ambacht gelegen. Een aardige bepaling in die akte is deze, dat 'Comparant (=Cornelis Meesz.) den voornoemden Jan Dircxz. ofte zijnen nacomelinghen allen jaren (zal) doen een vereeringhe met een goede verckens hamme soo langhe als d(e) voorsz(egde) renthe ongelost blijven zal'. (46)

(In juli 1627 zal zijn zoon Mees Cornelisz. deze 'rentebrief' tonen als te zijn afgelost: 'gecasseert en doorsneden ende oversulcx geroyeert').

Reeds eerder zagen wij, dat Cornelis Meesz. in 1605 op een veiling een woning en land in Zouteveen had gekocht van Lenart Ariensz Cappeteijn (101). De koopsom bedroeg 4.000 car. gulden, terwijl de koper tevens op zich nam een belangrijk aantal geldelijke verplichtingen van Lenart voornoemd te voldoen. (Al deze verplichtingen worden in de zeer uitvoerige akte nauwkeurig omschreven.)

Het is deze woning, waarin Cornelis Meesz. zich in 1606, na de dood van Lenart Ariens Cappeteijn - of zoals het in de akte staat 'nu deser werelt overleden' - zal vestigen en waarin hij tot zijn levenseinde in 1624 is blijven wonen.

Op hetzelfde tijdstip dat hij de woning zal betrekken - of zoals destijds de term luidde 'daarin gebannen werd' - (91) verkocht hij een stuk van het pas verworven land aan Jan Jansz. Jonge Jan Ham, namelijk een stuk van 4 1/2 morgen, gelegen op de Oostveen. De definitieve overdracht van dit land vond echter eerst plaats in 1608 (92 en 103).

In 1607 koopt hij omtrent twee morgen land op Vlaerdingerwout van Jacob Jansz. Noortlander (deze optredend namens de erfgenamen van wijlen Joris Claesz. Houck), voor de prijs van 475 car. guldens (20, 21, 47).

Tweeënhalve morgen land op Vlaerdingerwout wordt in 1610 gekocht van Gerrit Engelsz. (48); en januari 1611 verkoopt hij aan zijn zwager Vrijes (=Vries) Jansz. zijn deel van het land, dat zij in 1601 tesamen hadden gekocht (49).

Op een openbare veiling in Vlaardingerambacht, gehouden in maart 1611, wordt hij bezitter van een woning en land in de Holierhoeksepolder en land in Vlaerdingerwout voor de som van 3030 car. gulden.

Hij koopt dit van de erfgenamen van wijlen Claes Jansz. Thouw van der Burch (51 t/m 55). (Deze woning blijkt later eigendom te zijn geworden van Alewijn Cornelisz. Maen, zijn zoon.)

Op dezelfde dag van passering van de evenbedoelde akten, 1 mei 1611, verkoopt Cornelis Meesz. een stuk land, genaamd 'De Heeff op Vlaerdingerwout', aan zijn zwager Vries Jansz (56). In juli 1611 neemt hij een hypotheek bij Aelwijn Verhooch 'wonende in den Hage', op een woning en land in Vlaardingerwout (57).

Zijn zoon Mees Cornelisz. zal in juni 1633 de 'rentebryeff' vertonen als voldaan 'sonder segel ende doorsneden', ten bewijze dat de hypotheek dan geheel is afgelost.

 

De transacties met land gaan steeds door. Zo wordt hij in oktober 1612 eigenaar van een woning en land in de Holierhoeksepolder in Vlaardingerwout. Verkoper is Adriaen Corsz. 'waert in de den Haen', wonende op de Cortedijk binnen Vlaardingen. (58)

Daarna verkoopt Cornelis in maart 1613 voor de som van 550 car. gulden landerijen aan Jacob Jansz. Noortlander. 'Vijff honden ertyen ende een halve lants … geleegen op Vlaerdingerwout bij den koop sonder maet ende met de voet gestooten sonder van de overmaete yet te eisschen off van ondermaet yet te vergoeden' (59). In oktober van hetzelfde jaar volgt verkoop van 2 1/2 morgen land op Vlaardingerwout aan Jacob de Jonge van Baertwijck, voor de prijs van 850 ponden (60). (Een pond is een car. gulden.)

Zoals reeds eerder werd opgemerkt zijn over de periode 1617-1647 alle rechtstreekse gegevens van overdracht en schuldbrieven, betrekking hebbende op Vlaardingerambacht, verloren gegaan, zodat de handelingen van Cornelis Meesz., voor zover in evengenoemd Ambacht geregistreerd, niet meer op de voet kunnen worden gevolgd.

In het Oud Rechterlijk Archief van Vlaardingen zijn aangetroffen twee akten van 9 juni 1619 waarin Cornelis Meesz., 'bijgenaempt 't manneken in de Maen op de Souteveen' naar voren komt als koper van een huis met erf gelegen aan de Oostzijde van de Cortedijk te Vlaardingen. Het perceel wordt aan de Zuidzijde belend door land, dat reeds in het bezit van Cornelis Meesz. was (inv. 96 fo 101 en 102).

Een akte van 1658 brengt echter aan het licht dat hij op 19 juli 1620 aan zijn zoon Mees Cornelisz. elf morgen land in Vlaardingerwout verkocht en opgedragen heeft (71). Gelukkig ook valt uit het notarieel archief van Vlaardingen en het archief van Zouteveen nog het een en ander op te diepen. Zo is gevonden, dat Cornelis Meesz. van een koopman te Vlaardingen, Dirck Jacobsz. van Adrichem geheten, in 1620 in diens boelhuis (dus op een veiling) goederen heeft gekocht. De koopsom is niet bekend maar schijnt aanvankelijk voor een deel contant te zijn betaald.

Voor het resterende bedrag van 500 car. gulden geeft hij op 30 april 1621 een notariële schuldbekentenis af (8).

Een dag nadien verklaart hij, eveneens bij notariële akte, welke wordt gepasseerd 'in de herberge van de Salm' te Vlaardingen aan dezelfde Van Adrichem schuldig te zijn 'thyn hondert' car. gulden, welke som hij op die dag van Van Adrichem 'in gereeden gelde' heeft ontvangen (9).

Als wij het wel hebben, heeft hij die koop en lening gesloten ten behoeve van zijn zoon Mees Cornelisz., want deze neemt op 6 maart 1622 een lening van zijn vader over, waarbij deze weer als borg optreedt (10). Wat opvalt in deze akte is dat Mees Cornelisz. - zoals hij in het begin van de akte wordt genoemd - deze ondertekent als 'Mees Cornelisz. van der Maen'.

Dat de oude Cornelis het in die jaren financieel niet gemakkelijk heeft gehad bewijst wel een notariële akte van 6 april 1622 (11). Hij verklaart daarbij aan meergenoemde Van Adrichem schuldig te wezen 772 caroli gulden. In dit bedrag is begrepen de schuld van 500 car. gulden, waarop de notariële akte van 30 april 1621 betrekking heeft en bovendien 200 car. gulden als gevolg van een borgstelling voor Aryen Pietersz. Holy, die kennelijk zijn financiële verplichtingen jegens dezelfde Van Adrichem niet is nagekomen en waarvoor Cornelis Meesz. nu moet opdraaien. Beide bedragen vermeerderd met rente, welke toen ook reeds 'seventenhondert in 't jaar' bedroeg.

Ondanks de bezwaren die Cornelis Meesz in vroeger jaren heeft gehad tegen de beheerders van de Vlaardinger Sluis heeft hij omstreeks 1621 toch een geldlening van 100 car. gulden bij hen gesloten. De afrekening is nog afwezig.

Daaruit valt op te maken, dat van 1621 af, Cornelis Meesz. en na zijn overlijden zijn weduwe en kinderen, regelmatig jaarlijks zes gulden en 5 stuivers aan interest hebben voldaan. Voor het jaar 1629 staat in die afrekening aangetekend ' 't Verleden jaer is affgelost ende verantwoortt hondertt guld. capitaal bij de wede van Cornelis Meesz. affgelost dient hiervoor Memorie' (7).

Als laatste transacties van Cornelis Meesz. 't mannetjen uyten Maen zijn bekend de akten van 20 oktober 1623 (95 en 110) waarbij hij een stuk van 'twee mergen vrij patrimoniaal eygen lant, leggende in deze Ambacht van de Souteveen omtrent de Cappelle' verkoopt aan Joncheer Franchoys van Nes voor 735 car. gulden. Zijn zoons Mees Cornelisz. en Aelwijn Cornelisz. treden hierbij als borg voor hem op.

 

Niet lang daarna, waarschijnlijk in 1624, is Cornelis Meesz. overleden, want op 4 oktober 1624 wordt een akte van boedelscheiding opgemaakt (96). Hierbij compareerde 'Neeltje Alewijnsdochter, wede wijlen Cornelis Meesz uyten Maen, geassisteert met Corn. Cornelisz. haren soon'. De weduwe verkrijgt aanspraak op de helft van de erfenis. De andere helft is voor de kinderen.

Spoedig daarna, op 31 januari 1625, verkopen de weduwe en kinderen de bezittingen in Zouteveen aan een schoonzoon, resp. zwager, Willem Symonsz. (Van der Kooy?), die gehuwd is met Maertje, dochter van wijlen Cornelis Meesz. (112, 113, 97). De koopsom wordt bepaald op zes duizend achthonderd vijftig gulden (het huis was getaxeerd op 5.000 car. guld.). Nog geen drie maanden later, op 25 april 1625, verkoopt genoemde Willem Symonsz. (wonende in de Duifpolder) zijn pas verworven bezit voor zeven duizend zevenhonderd vijf en zestig gulden aan Jan Willemszoon, 'jonckgezel uit de Ketel' (114, 115, 98). Merkwaardig is - en niet aanstonds te verklaren - dat de opbrengst van de verkoop ten goede komt aan de weduwe, Neeltje Alewijns, behalve een bedrag van 915 gulden dat aan Willem Symonsz. wordt uitbetaald.

Geen van de drie zoons van Cornelis Meesz is derhalve op de bezittingen in Zouteveen gaan wonen.

Neeltje Alewijnsdr. overleeft Cornelis Meesz. verscheidene jaren. Er zijn nog twee notariële akten waarin zij met name genoemd wordt. De eerste is die van 5 december 1627 (13) waaruit blijkt dat zij aan haar dochter Pietertje Cornelis, weduwe van wijlen Maerten Cornelisz. Persoon, 500 gulden ter leen heeft gegeven ('genooten soo bijt leven van haren man saliger - Persoon voornoemd - als daernae'). De andere akte is die van 20 september 1633 (12). Men leest daarin: 'Compareerde … Neeltje Alewijndr weduwe wijlen Cornelis Meesz Maen, wonende binn dezer stede, sieckelijke te bedde leggende doch haer verstant ende memorie volcoomentlijcken gebruyckende' en verklaart, dat na haar overlijden haar dochter Maertge Cornelisdr. getrouwd geweest zijnde met Willem Symonsz. en haar zes kinderen haar huis en erf in de Vrouwensteech te Vlaardingen in eigendom zullen krijgen.

In deze akte wordt voor het eerst Cornelis Meesz. zonder enige bijnaam doch uitsluitend met de achternaam 'Maen' aangeduid.

De juiste datum van het overlijden van Neeltje Alewijndr is niet bekend, evenmin die van haar schoonzoon Willem Symonsz., die blijkens die akte in september 1633 reeds was overleden.

 

De gezamenlijke erfgenamen van Cornelis Meesz. komen wij in latere akten nog een enkele maal tegen. Zo bijv. in het Weeskamerboek van Schiedam dd. 21 mei 1635. 'De Heeren Weesmeesteren als oppervoogden van alle minderjarige kinderen binnen der stede Schiedam…' procederen tegen de kinderen van Cornelis Mees Maen, ter verkrijging van achterstallige hypotheekrente.

In een transportakte van Vlaardingen wordt vermeld dat de kinderen van wijlen Cornelis Meesz een eigendom bezitten gelegen aan de zuidzijde van de Vrouwensteeg.

Tenslotte is gevonden, dat op 2 oktober 1678 de erfgenamen land met erf aan de Vrouwensteeg te Vlaardingen hebben verkocht voor 150 gulden (transport register Vlaardingen).

 

Hieronder het eerste tot dusver gevonden handmerk van Cornelis Meesz. Dit is dus ook het oudste persoonlijk gestelde teken in de familie Maan, waarvan men kennis kan nemen. Het komt voor onder een verzoekschrift dd. 22 februari 1619, gericht aan het Hoogheemraadschap van Delfland (131).

 

[illustratie I 2 handmerk cornelis meesz]

 

 

 

Onze Cornelis zal zich, toen hij dit handmerk stelde, wel niet hebben gerealiseerd, dat ongeveer 3 1/2 eeuw later, zijn nageslacht zich er over zou buigen om het te bekijken!

Heeft u aanvullingen, correcties of vragen met betrekking tot Cornelis Meeszn. (Manneke in den Maen) Maen?
De auteur van deze publicatie hoort het graag van u!

Voorouders (en nakomelingen) van Cornelis Meeszn. (Manneke in den Maen) Maen

Cornelis Meeszn. (Manneke in den Maen) Maen
????-1624



Via Snelzoeken kunt u zoeken op naam, voornaam gevolgd door een achternaam. U typt enkele letters in (minimaal 3) en direct verschijnt er een lijst met persoonsnamen binnen deze publicatie. Hoe meer letters u intypt hoe specifieker de resultaten. Klik op een persoonsnaam om naar de pagina van die persoon te gaan.

  • Of u kleine letters of hoofdletters intypt maak niet uit.
  • Wanneer u niet zeker bent over de voornaam of exacte schrijfwijze dan kunt u een sterretje (*) gebruiken. Voorbeeld: "*ornelis de b*r" vindt zowel "cornelis de boer" als "kornelis de buur".
  • Het is niet mogelijk om tekens anders dan het alfabet in te voeren (dus ook geen diacritische tekens als ö en é).



Visualiseer een andere verwantschap

Bronnen

  1. eureka Web Site, Johan Boekestijn, Cornelis Meeszn. (Manneke in den Maen) Maen, 21 april 2012
    Toegevoegd door een Smart Match te bevestigen
    Stamboom op MyHeritage.com
    Familiesite: eureka Web Site
    Stamboom: stamboom familie maan 110130

Over de familienaam Maen

  • Bekijk de informatie die Genealogie Online heeft over de familienaam Maen.
  • Bekijk de informatie die Open Archieven heeft over Maen.
  • Bekijk in het Wie (onder)zoekt wie? register wie de familienaam Maen (onder)zoekt.

Wilt u bij het overnemen van gegevens uit deze stamboom alstublieft een verwijzing naar de herkomst opnemen:
Jan van der Ende, "Van der Ende stamboom", database, Genealogie Online (https://www.genealogieonline.nl/van-der-ende-stamboom/I30695.php : benaderd 25 april 2024), "Cornelis Meeszn. (Manneke in den Maen) Maen (????-1624)".