Stamboom van Wincoop - Sandkuijl » Charles Martel de Herstal Duke and Prince of the Franks and Mayor of the Palace (690-741)

Persoonlijke gegevens Charles Martel de Herstal Duke and Prince of the Franks and Mayor of the Palace 

Bronnen 1, 2

Gezin van Charles Martel de Herstal Duke and Prince of the Franks and Mayor of the Palace

(1) Hij is getrouwd met Rotrude de Hesbaye (van Trier).

Zij zijn getrouwd


Kind(eren):

  1. Carloman  713-755 


(2) Hij is getrouwd met Concubine inconnue.

Zij zijn getrouwd


Kind(eren):

  1. Jérôme (Hieronymus)  730-> 775 

Heeft u aanvullingen, correcties of vragen met betrekking tot Charles Martel de Herstal Duke and Prince of the Franks and Mayor of the Palace?
De auteur van deze publicatie hoort het graag van u!


Tijdbalk Charles Martel de Herstal Duke and Prince of the Franks and Mayor of the Palace

  Deze functionaliteit is alleen beschikbaar voor browsers met Javascript ondersteuning.
Klik op de namen voor meer informatie. Gebruikte symbolen: grootouders grootouders   ouders ouders   broers-zussen broers/zussen   kinderen kinderen

Voorouders (en nakomelingen) van Charles Martel de Herstal


    Toon totale kwartierstaat

    Via Snelzoeken kunt u zoeken op naam, voornaam gevolgd door een achternaam. U typt enkele letters in (minimaal 3) en direct verschijnt er een lijst met persoonsnamen binnen deze publicatie. Hoe meer letters u intypt hoe specifieker de resultaten. Klik op een persoonsnaam om naar de pagina van die persoon te gaan.

    • Of u kleine letters of hoofdletters intypt maak niet uit.
    • Wanneer u niet zeker bent over de voornaam of exacte schrijfwijze dan kunt u een sterretje (*) gebruiken. Voorbeeld: "*ornelis de b*r" vindt zowel "cornelis de boer" als "kornelis de buur".
    • Het is niet mogelijk om tekens anders dan het alfabet in te voeren (dus ook geen diacritische tekens als ö en é).

    Verwantschap Charles Martel de Herstal Duke and Prince of the Franks and Mayor of the Palace



    Visualiseer een andere verwantschap

    Bronnen

    1. Wikipedia, accessed 08-12-2019), https://nl.wikipedia.org/wiki/Karel_Martel
      Karel Martel
      Naar navigatie springenNaar zoeken springen

      Graf van Karel Martel in de kathedraal van Saint-Denis (ca. 1260).[1]
      Karel Martel (Herstal, circa 689 – Quierzy, 22 oktober 741) was hofmeier van het Frankische Rijk. Hij reorganiseerde het Frankische leger en bestuur en wist daarmee met succes zowel zijn binnenlandse als buitenlandse tegenstanders, met name de Arabieren, Friezen en Saksen het hoofd te bieden. Zijn macht werd zo groot dat hij de plaats van de Merovingische koningen innam, zonder zichzelf tot koning uit te roepen.

      Karel wordt beschouwd als stamvader en naamgever van de Karolingen. Hij was zoon van Pepijn II en diens tweede vrouw in bigamie Alpaida,[2] en is begraven in de abdij van Saint-Denis. Zijn bijnaam Martel (klemtoon op de laatste lettergreep: Martèl) komt van het Latijnse martellus, hamer.[3]


      Inhoud
      1 Jeugd
      2 De weg naar de macht
      3 Regering
      3.1 Campagnes tegen de noordelijke buurvolken
      3.2 Opbouw van het leger – conflict met de kerk
      3.3 Slag bij Poitiers
      3.4 Consolidatie van de macht (732-737)
      3.5 Arabische invasie van 737
      3.6 Laatste jaren (737-741)
      4 Overlijden
      5 Huwelijken en kinderen
      6 Voorouders
      7 Historiografie en legenden
      8 Noten
      Jeugd
      Karel is geboren uit een twijfelachtig huwelijk van zijn vader Pepijn van Herstal. Pepijn was al getrouwd met de aristocratische Plectrudis en Karels moeder was vermoedelijk uit de lagere adel afkomstig. Volgens Alexander van Roes (13e-eeuwse schrijver) was Plectrudis zeer dominant en toen Karel werd geboren, durfde de boodschapper die dit nieuws aan Pepijn kwam brengen, daar niet openlijk over te spreken omdat Plectrudis ook aanwezig was. De boodschapper en Pepijn (die hem heel goed begreep) spraken over de "kerel die was gekomen", zo heeft Karel zijn toen ongewone naam gekregen.[4]

      Toen in 714 Karels halfbroer Grimoald II werd vermoord,[5] had Pepijn geen zoons meer uit het huwelijk met Plectrudis en was Karel zijn oudste levende zoon.[6] Plectrudis zorgde er echter voor dat Pepijn Karel en zijn broer Childebrand uitsloot van de opvolging, en zijn minderjarige kleinzoon Theudoald (zoon van Grimoald) als opvolger benoemde.[5] Toen Pepijn van Herstal nog in december van datzelfde jaar overleed, werd Theudoald inderdaad tot hofmeier voor het gehele Frankische rijk benoemd, met Plectrudis als regentes. Plectrudis liet Karel gevangennemen en sloot hem op in Keulen (of Aken).[7]

      De weg naar de macht
      1rightarrow blue.svg Zie Frankische Burgeroorlog voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

      Frankische rijk aan het begin van de burgeroorlog in 715.
      De adel in Neustrië en Bourgondië zag in het bewind van de minderjarige Theudoald zijn kans zich te bevrijden van de Austrasische dominantie en koos in 715 Raganfrid als hofmeier.[8] Hierdoor was de situatie ontstaan, zoals in de kaart is weergegeven (Aquitanië was in die tijd een onafhankelijk Frankisch hertogdom). Ook de Friezen onder hun koning Radbod, profiteerden van de situatie door de gebieden die ze aan Pepijn van Herstal hadden verloren, waaronder Utrecht en omgeving, weer terug te veroveren. Raganfrid en Radboud sloten een bondgenootschap en vielen Austrasië aan. Een factie van de Austrasische adel besloot dat ze onder deze omstandigheden een volwassen hofmeier nodig hadden, en bevrijdden Karel uit zijn gevangenschap.[9] Ze waren echter te laat om Karel een volwaardig leger te laten opbouwen. In 716 vielen Raganfrid en Radboud, die met een vloot over de Rijn kwam, Theudoald en Plectrudis in Keulen aan. Karel probeerde de stad nog te ontzetten, maar moest zich na de eerste schermutselingen al terugtrekken. Dit was het eerste en laatste gevecht dat Karel als veldheer zou verliezen. Plectrudis moest zich overgeven en de schatkist van Austrasië viel in handen van de aanvallers.

      Na de verovering van Keulen wist Karel snel terug te slaan. Het Neustrische leger en een deel van de Friezen trokken door de Ardennen naar huis. Hun gezamenlijke leger was nog steeds veel groter dan het leger van Karel, maar hij wist door verrassing en list (hij veinsde op de vlucht te slaan, waardoor hij een achtervolging uitlokte, die hij vervolgens in een hinderlaag wist te lokken) de Slag bij Amel (Amblève) in zijn voordeel te beslissen. Hij kreeg bij die gelegenheid ook weer het grootste deel van de Austrasische schatkist in handen.

      In 717 voerde Karel zelf een veldtocht naar Neustrië. Op 21 maart van dat jaar boekte hij een beslissende overwinning bij Kamerijk (Cambrai).[10] Hij achtervolgde Chilperic II en zijn hofmeier tot aan Parijs. Daarna keerde hij terug naar huis, versloeg de aanhang van Plectrudis en veroverde Keulen. Hij riep vervolgens Chlotarius IV uit tot koning van het gehele rijk, met hemzelf als hofmeier. Karel benoemde ook een nieuwe bisschop in Reims. In 718 verbonden Chilperik en Raganfrid zich met Odo van Aquitanië; in de Slag bij Soissons werd hun leger echter opnieuw verslagen. Odo vluchtte terug naar zijn hertogdom en leverde in ruil voor vrede Chilperik II en diens hofmeier uit aan Karel. Odo erkende Karel als de rechtmatige hofmeier en Karel erkende Odo als hertog. Opmerkelijk is dat Karel al zijn verslagen tegenstanders ongemoeid liet.

      Regering

      Karel Martel. Standbeeld in paleis van Versailles (17e eeuw).
      Campagnes tegen de noordelijke buurvolken
      Nadat hij in 718 zijn macht heeft gevestigd in het Frankische Rijk, begint Karel een programma om het Frankische gezag over de noordelijke buurvolken te herstellen en zijn noordelijke grenzen te beveiligen. In 718 verslaat hij de Saksen en verwoest Westfalen.[11] Hij herovert vervolgens in 720 de verloren Friese gebieden en stelt Willibrord in staat om de zending vanuit Utrecht te hervatten. Van 720 tot 723 voert Karel campagnes tegen de Beieren, waarbij hij wordt gesteund door de Alemannen. Hertog Hugbert van Beieren erkent uiteindelijk het gezag van Karel.[12] Terwijl Karel langere tijd in Beieren verblijft, komt Raganfrid (nog altijd graaf van Anjou) in opstand. Deze opstand wordt in 724 door Karel onderdrukt.

      In 730 verslaat hij de Alemannen en doodt hun hertog Lantfrid.[13] Karel benoemt geen opvolger, wat betekent dat hij zelf het feitelijke gezag over de Alemannen heeft. In 734 verslaat hij de Friezen en doodt hun aanvoerder Poppo. Friesland ten westen van de Lauwers wordt ingelijfd.

      Opbouw van het leger – conflict met de kerk
      Toen Karel hofmeier werd, bestond er geen georganiseerd Frankisch leger. In tijden van oorlog verzamelden de lokale bestuurders hun weerbare mannen en stelden zich onder aanvoering van hun hertog. Doordat Karel steeds in oorlog was en zich bovendien bewust was van het dreigende gevaar van de Arabieren, voerde hij radicale veranderingen door. Karel vormde een strijdmacht van trouwe veteranen om in een beroepsleger, dat door de staat werd betaald en bewapend. Hiermee beschikte Karel altijd over een krachtige, trouwe en snel inzetbare legermacht, die in tijden van oorlog altijd kon worden aangevuld met de gebruikelijke strijders uit de bevolking. Het leger dat Karel vormde, bestond in eerste instantie uit zware infanterie. Toen de stijgbeugel werd geïntroduceerd, konden ruiters ook actief deelnemen aan de strijd, en begon Karel ook aan de opbouw van een zware cavalerie. Dit moment moet rond 735 zijn geweest omdat hij tijdens de Slag bij Poitiers in 732 nog geen cavalerie had, terwijl deze bij de slag aan de Berre in 737 al een beslissende rol speelde.

      Karel financierde zijn leger door kerkelijke bezittingen in beslag te nemen. De bisschoppen dreigden daarop om Karel te excommuniceren, wat alleen werd voorkomen doordat Bonifatius krachtige steun aan Karel gaf.

      Slag bij Poitiers
      1rightarrow blue.svg Zie Slag bij Poitiers (732) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
      Karel Martel is het bekendst door zijn overwinning in de Slag bij Poitiers in 732, die traditioneel wordt gezien als de 'redding van Europa van de Arabieren'. Tegenwoordig wordt de betekenis van deze veldslag genuanceerd: het was vermoedelijk niet meer dan een van de militaire acties in de grensconflicten tussen de Arabieren en het hertogdom Aquitanië die toen geregeld plaatsvonden. Het was niet de eerste keer dat de Arabieren werden verslagen door de Franken (in 721 had Odo van Aquitanië hen bij een verrassingsaanval verslagen tijdens het beleg van Toulouse). Het was ook niet hun noordelijkste expeditie – in 725 hadden ze Autun geplunderd en zonder succes Sens belegerd – en evenmin het einde van hun activiteiten in Frankrijk. Odo had een bondgenootschap gesloten met de emir van Catalonië, maar toen die in opstand kwam tegen de emir van Andalusië, kwam die in de problemen. Nadat de opstand was onderdrukt, viel een Andalusisch leger Aquitanië binnen, veroverde Bordeaux en versloeg Odo bij de Garonne. De Arabieren trokken al plunderend naar Tours. Odo vroeg Karel om hulp maar in ruil daarvoor vroeg die de onderwerping van Aquitanië aan zijn gezag.

      Karel stelde zijn leger (zware infanterie) op in een defensieve positie op een beboste heuvel tussen Poitiers en Tours. Karels plan was om de Arabieren te laten aanvallen omdat hun cavalerie-charge tegen de helling op in een bos veel van zijn kracht zou verliezen. De Franken waren goed voorzien en warm gekleed (het was oktober) en konden hun positie lang volhouden. Na een week van afwachten viel de Arabische cavalerie aan. De slag zou twee dagen hebben geduurd zonder een duidelijke uitkomst. De volgende dag waren de Moren weggetrokken omdat ze bang waren dat de Franken hun buit zouden roven.

      Na deze veldslag had Karel ook de controle over Aquitanië.

      Consolidatie van de macht (732-737)
      Na de slag bij Poitiers gaat Karel door met het consolideren van zijn macht. Van 732 tot 735 vervangt hij de Bourgondische hertog en graven door zijn eigen getrouwen. Wanneer in 735 hertog Odo van Aquitanië aftreedt, wordt diens zoon Hunold tegen Karels zin (hij wilde zelf hertog worden) tot hertog gekozen door de adel. Karel erkent Hunold, die op zijn beurt Karel als heer erkent.

      Wanneer in 737 koning Theuderik IV overlijdt, laat Karel de positie van koning vacant. Hoewel hij zich niet zelf tot koning uitroept, is het duidelijk dat hij alleen de macht heeft.

      Arabische invasie van 737
      De hertog van Provence, Maurontius, wilde meer zelfstandigheid ten opzichte van Karel Martel en sloot in 737 een bondgenootschap met de Arabieren uit Narbonne en hielp ze om Avignon te bezetten. Karel stuurde zijn broer Childebrand om de stad te belegeren en sloot zich later bij hem aan. Met stormrammen en touwladders werd de stad ingenomen en tot de grond toe afgebrand. Maurontius vluchtte naar de Alpen, waarna niets meer van hem is vernomen.

      Karel belegerde daarna Narbonne. Een Arabisch leger dat de stad kwam ontzetten, werd vernietigend verslagen tijdens de slag aan de rivier de Berre. Karel dankte deze overwinning aan de inzet van zijn zware cavalerie, waar de Arabieren niet op hadden gerekend. De belangrijkste Arabische steden in Septimanië werden veroverd, behalve Narbonne. Moderne historici vinden deze overwinningen belangrijker dan die van Poitiers omdat hier echt van een doelgerichte Arabische invasie kan worden gesproken. Later in het jaar volgde nog een campagne tegen de Provence; Karel veroverde onder andere Arles en Aix – met hulp van de Longobarden.

      Laatste jaren (737-741)
      In 739 biedt Paus Gregorius III Karel de titel van consul van Rome aan, in ruil voor hulp tegen de Longobarden. Karel slaat dit aanbod af omdat hij goede banden met de Longobarden heeft. Karel versterkt in deze periode zijn gezag door verdere veldtochten tegen Beieren, Allemanië, Saksen en Aquitanië.

      Overlijden

      De graftombe van Karel Martel, in de Kathedraal van Saint-Denis, het beeld dateert uit de gotiek.
      Karel Martel stierf op 22 oktober 741 in Quierzy-sur-Oise in wat nu het departement Aisne in Hauts-de-France is.[14] Hij werd begraven in de Kathedraal van Saint-Denis in Parijs. Zijn gebieden waren al een jaar eerder onder zijn volwassen zonen verdeeld: Carloman kreeg Austrasië en Alemannië (met Beieren als een vazalstaat) en Pepijn de Korte kreeg Neustrië en Bourgondië (met Aquitainië als vazalstaat). De toen minderjarige Grifo kreeg niets, hoewel sommige bronnen aangeven dat er over gesproken was hem een strook land tussen Neustrië en Austrasië te geven.[15]

      Gibbon noemde Karel Martel "de held van zijn tijd" en verklaarde dat de "christenheid ... werd gered ... door het genie en het geluk van één man, Karel Martel."[16]

      Huwelijken en kinderen
      Karel Martel was rond 709 getrouwd met Rotrude van Trier (rond 690-724). Ze hadden de volgende kinderen:

      Carloman (713-755),
      Pepijn de Korte (714-768)
      H. Landrada (?)
      Hiltrude (716-754), gehuwd met hertog Odilo van Beieren (?-748)
      Na de dood van Rotrudis in 724 huwde Karel Martel met de Beierse Swanahilde. Uit dit huwelijk werden geboren:

      Grifo (726-752)
      Oda (ca. 735 - na 793), gehuwd met Theoderik II van Autun, een belangrijke hoveling van Lodewijk de Vrome aan diens hof in Aquitanië
      Karel Martel had ook kinderen bij zijn bijvrouw Ruodhaid.

      Bernhard (geboren voor 732-787)
      Hieronymus
      Remigius, aartsbisschop van Rouen
      Aldana
      Voorouders
      Voorouders van Karel Martel
      Overgrootouders Arnulf van Metz (582-640)
      8
      Doda (590-) Pepijn van Landen (580-640)
      8
      Ida van Nijvel (592-652) ? (– )
      8
      ? (-) ? (– )
      8
      ? (-)
      Grootouders Ansegisus (hofmeier) (610-662)
      8
      Begga (heilige) (620-693) ? (-)
      8
      ? (-)
      Ouders Pepijn van Herstal (635-714)
      8
      Alpaida (640-714)
      Karel Martel (689-741)
      Historiografie en legenden
      Het laatste hoofdstuk van het Liber historiae Francorum (ca. 727) is een belangrijke eigentijdse bron over Karel Martel. Diverse latere auteurs verwarden Karel Martel met Karel de Grote. De 11e-eeuwse Franse hagiograaf Jocundus schrijft in zijn Leven van Sint-Servaas de overwinning in de slag bij Poitiers toe aan Karel de Grote.

      Karel Martel werd door diverse middeleeuwse vorsten geclaimd als voorouder. Zo zou de moeder van Willem met de Hoorn, de legendarische grondlegger van het vorstendom Oranje, een buitenechtelijk kind van Karel Martel zijn geweest. Ook de Bourgondische hertog Filips de Goede voerde zijn afkomst met behulp van zijn hofschrijver David Aubert (Histoire de Charles Martel et de ses successeurs, 1463-65) terug op Karel Martel.

      Karel Martel leeft voort in diverse middeleeuwse legenden, onder andere in De Schone Historie van Ridder Malegijs,[17] waarin de ridder-tovenaar Malegijs een geduchte tegenstander is. Karel Martel zou volgens de legende hertog Beuves van Aigremont, Malegijs' vader, gevangen hebben gehouden, maar Malegijs wist hem te bevrijden. Volgens een andere overlevering zou Karel Martel de lichamen van de vermoorde Salvius van Valencijn en zijn dienaar Superius hebben laten opgraven, waarna dezen als heiligen werden vereerd.

      Noten
      G.S. Wright, A royal tomb program in the reign of St. Louis, in The Art Bulletin 56 (1974), pp. 224-243 (ihb. 229, 231, 239-240, 24 (fig. 35)).
      Continuator Fredegarii Scholastici, Continuationes Chronicarum Fredegarii IV 6 (= B. Krusch (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores rerum Merovingicarum, II, Hannover, 1888, p. 172: Igitur praefatus Pippinus aliam duxit uxorem nobilem et eligantem nomine Chalpaida, ex qua genuit filium; vocavitque nomen eius lingue proprietate Carlo, crevitque puer, eligans atque egregius effectus est.), Chronicon Moissiacense 713 (= G.H. Pertz (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, I, Hannover, 1826, p. 289: Habensque Pippinus praefactus princeps filium ex alia uxore, nomine Alpaigde, Karolum nomine, virum elegantem, egregium atque utilem.).
      De bijnaam Martellus of Tudes ("hamer") duikt voor het eerst op in schriftelijke bronnen uit het laatste kwart van de 9e eeuw en heeft mogelijk een volkstalige voorloper gehad. De exacte herkomst van de bijnaam is onbekend, maar in de vroegste bronnen wordt deze gekoppeld aan Karels kracht, vechtlust en dapperheid in de strijd. U. Nonn, Das Bild Karl Martells in den lateinischen Quellen vornehmlich des 8. und 9. Jahrhunderts, in Frühmittelalterliche Studien 4 (1970), pp. 70-137 (ihb. pp. 124 e.v.). Sigisbert van Gembloers, Vita Landberti episcopi Traiectensis Auctore Sigeberto 16 (= B. Krusch - W. Levison (edd.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores rerum Merovingicarum, VI, Hannover - Leipzig, 1913, pp. 397-398: Vir tam victoriosus de se ipso non potuit triumphare, et ferreum pectus suum passus perforari molli telo libidinis, puellam nobilem et elegantem nomine Alpaidena superduxit legitimae coniugi suae Plictrudi, ex qua etiam suscepit filium Karolum, cui postea propter indomitam bellandi fortitudinem Tudetes sive Martellus agnomen fuit.).
      Alexander van Roes, Memoriale de prerogativa imperii Romani 21: "Cum autem Alpais peperisset, cucurrit nuntius ad regem, ut sibi de nativitate talis filii nuntiaret. Sed inveniens regem internobiles et cum coniuge sedentem dixit: Vivat rex, quia karlest, sub hoc verborum tegumento innuens, quod Alpais sibi pulchrum filium peperisset." Zie ook: U. Nonn, Karl Martell: Name und Beiname, in U. Ludwig - T. Schilp (edd.), Nomen et Fraternitas – Festschrift für Dieter Geuenich zum 65. Geburtstag, Berlijn - e.a., 2008, pp. 575– 585 (ihb. p. 576).
      Annales Mettenses priores ad annum 714 (= G.H. Pertz (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, I, Hannover, 1826, p. 322), Annales sancti Amandi ad annum 714 (= G.H. Pertz (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, I, Hannover, 1826, p. 6), Continuator Fredegarii Scholastici, Continuationes Chronicarum Fredegarii IV 7 (= B. Krusch (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores rerum Merovingicarum, II, Hannover, 1888, pp. 172-173), Liber Historiæ Francorum 50 (= Idem, pp. 324-325).
      J. Semmler, Zur pippinidisch-karolingischen Sukzessionskrise 714-723, in Deutsches Archiv für Erforschung des Mittelalters 33 (1977), p. 2.
      Vita Erminonis Episcopi et Abbatis Lobbiensis II 4: ... Pledrudis ... Karolum etiam privignum non erubuit custodiae mancipare Colonia civitate; Echternach, Liber aureus Epternacensis (1191) (Aken) (Waitz, Archiv der Gesellschaft für ältere deutsche Geschichtskunde 11 [1851-1858] pp. 338 ff.). Vgl. Continuator Fredegarii Scholastici, Continuationes Chronicarum Fredegarii IV 8 (B. Krusch (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores rerum Merovingicarum, II, Hannover, 1888, p. 173).
      Liber historiae Francorum 51 (= B. Krusch (ed.), Monumenta Germaniae Historica Scriptores rerum Merovingicarum, II, Hannover, 1888, p. 325).
      R.A. Gerberding, 716: A Crucial Year For Charles Martel, in J. Jarnut - U. Nonn - M. Richter (edd.), Karl Martell in seiner Zeit, Sigmaringen, 1994, pp. 205– 216.
      Recent is er twijfel rond de datum 21 maart 717 geuit: M. Kamradt, Die frühfränkische Historiographie und die Schlacht von Vinchy am 21. März 717, in Concilium Medii Aevi 10 (2007), pp. 153– 166.
      Annales sancti Amandi ad annum 718, 720 (= G.H. Pertz (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, I, Hannover, 1826, p. 6), Annales Sangallenses maiores ad annum 718, 720 (= Idem, p. 73), Annales Tiliani ad annum 718, 720 (= Idem, p. 6), Annales Petaviani ad annum 718, 720 (= Idem, p. 7).
      Annales Laubacenses ad annum 725 (= G.H. Pertz (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, I, Hannover, 1826, p. 9), Annales Petaviani ad annum 725 (= Idem, p. 9).
      Annales Laubacenses ad annum 730 (= G.H. Pertz (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, I, Hannover, 1826, p. 9), Annales Petaviani ad annum 730 (= Idem, p. 9).
      Continuator Fredegarii Scholastici, Continuationes Chronicarum Fredegarii IV 24 (B. Krusch (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores rerum Merovingicarum, II, Hannover, 1888, p. 179): Transiit itaque 11. Kl. Novb., sepultusque est Parisus basilica sancti Dionisii martyris.
      Annales regni Francorum (revisor) 741, 747-748 (= p. 3.)
      The History of the Decline and Fall of the Roman Empire, II, Cincinnati, 1844, p. 179.
      De Schone Historie van Ridder Malegijs, serie Vlaamse Volksboeken, Uitgeverij Beckers, Kalmthout en A. van Hageland, 1979.
      Bronnen, noten en/of referenties
      Voor de revisie van het artikel in juli 2009 is gebruikgemaakt van de Engels-, Frans- en Duitstalige versies van dit artikel in Wikipedia. Tevens is gebruikgemaakt van:
      Karel in Genealogie der Mittelalter
      Karel in Foundation for Medieval Genealogy
      Wikimedia Commons Zie de categorie Charles Martel van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
    2. Wikipedia, via https://fr.wikipedia.org/wiki/Charles_Ma...
      Charles Martel

      Article
      Discussion
      Lire
      Modifier
      Modifier le code
      Voir l'historique
      Page d'aide sur l'homonymie
      Pour les articles homonymes, voir Martel.

      Charles Martel
      Illustration.
      Charles Martel menant le siège d'Avignon.
      (Grandes Chroniques de France, xive siècle, Londres, British Library, Ms Royal 16 G VI f. 118v).
      Fonctions
      Maire du palais de Neustrie
      718 – 22 octobre 741
      Prédécesseur Rainfroi
      Successeur Pépin le Bref
      Maire du palais d'Austrasie
      717 – 22 octobre 741
      Prédécesseur Théodebald
      Successeur Carloman
      Biographie
      Dynastie Pippinides
      Date de naissance vers 688
      Lieu de naissance Andenne
      Date de décès 22 octobre 741 (à 53 ans)
      Lieu de décès Quierzy
      Sépulture Basilique Saint-Denis
      Père Pépin de Herstal
      Mère Alpaïde
      Conjoint Rotrude
      Chrotais
      Swanahilde
      Enfants Avec Rotrude :
      Carloman
      Pépin le Bref Red crown.png
      Hiltrude
      Landrade de Munsterbilzen
      Aude de France

      Avec Chrotais :
      Bernard

      Avec Swanahilde :
      Griffon
      Rothaïde

      Enfants illégitimes :
      Jérôme
      Remi de Rouen
      Religion Catholicisme
      modifier Consultez la documentation du modèle
      Charles Martel (en latin : Carolus Martellus ; en allemand : Karl Martell), né vers 6881 à Andenne2 actuellement en Belgique et mort le 22 octobre 741 à Quierzy, est un homme d'État et chef militaire franc qui, en tant que duc des Francs et maire du palais, était de facto dirigeant de la Francie de 718 jusqu'à sa mort3,4,5.

      Fils de l'homme d'État franc Pépin de Herstal et d'une noble nommée Alpaïde, Charles Martel affirme avec succès ses prétentions au pouvoir en successeur de son père, et en tant que maire du palais, dans la politique franque. Continuant et s'appuyant sur l'œuvre de son père, il rétablit le gouvernement centralisé en Francie, et commence la série de campagnes militaires qui rétablit les Francs comme les maîtres incontestés de toute la Gaule.

      Après un travail pour établir l'unité en Gaule, l'attention de Charles est tournée sur les conflits étrangers, et notamment l'avance musulmane en Europe de l'Ouest, qui est une préoccupation majeure. Les forces musulmanes arabes et berbères ont conquis la péninsule ibérique (711-726), franchi les Pyrénées (720) et saisi la Gaule narbonnaise, qui était une importante dépendance des Wisigoths (721-725)6. Après des affrontements intermittents, sous la direction d'Abd al-Rahman ibn Abd Allah al-Ghafiqi, wali d'al-Andalus, ils avancent vers la Gaule et sur Tours, . En octobre 732, l'armée omeyyade dirigée par al-Ghafiqi rencontre les forces franques et aquitaines dirigées par Charles dans une zone comprise entre les villes de Tours et de Poitiers (actuel centre-ouest de la France7), menant à une importante et historiquement décisive victoire franque connue comme la bataille de Poitiers (que l'on nomme souvent Ma'arakat Balâ? ash-Shuhadâ, bataille du Pavé des Martyrs, selon les sources arabes bien que l'expression désigne plus vraisemblablement la Bataille de Toulouse8,9,10), mettant fin à la , une victoire militaire qualifiée de du côté de Charles11,12,13,14,15.

      Après l'affrontement, Charles dirige l'offensive, détruisant des forteresses à Agde, Béziers et Maguelone, et engageant les forces musulmanes à Nîmes, mais ne parvenant pas à récupérer Narbonne (737), ou à réclamer pleinement la Narbonnaise wisigothe11. Par la suite, il réalise d'importants gains externes contre d'autres royaumes chrétiens, établissant un contrôle franc sur la Bavière, l'Alémanie et la Frise, et contraignant certaines des tribus saxonnes à offrir un tribut (738)11.

      En dehors de ses efforts militaires, Charles est considéré comme une figure fondatrice du Moyen Âge européen16. Qualifié d'administrateur et de guerrier, il est crédité d'un rôle déterminant dans les responsabilités émergentes des chevaliers des tribunaux, et donc dans le développement du système féodal franc17. Le pape Grégoire III, dont le royaume était menacé par les Lombards, et qui ne pouvait plus compter sur l'aide de Constantinople, demanda à Charles de défendre le Saint-Siège, et lui offrit le consulat romain, bien que Charles refusât11,18,19.

      Il divise la Francie entre ses fils, Carloman et Pépin. Ce dernier devient le premier des Carolingiens. Le petit-fils de Charles, Charlemagne, afin d'inclure une grande partie de l'ouest, a étendu les royaumes francs, et est devenu le premier empereur d'Occident depuis la chute de Rome20.

      Biographie
      Charles Martel est le fils de Pépin de Herstal et de sa deuxième femme Alpaïde. Il avait un frère nommé Childebrand, qui devint plus tard le dux franc (c'est-à-dire, duc) de Bourgogne.

      Dans l'historiographie ancienne, il était commun de décrire Charles comme . Ceci est encore largement répété dans la culture populaire aujourd'hui. Mais, la polygamie était une pratique franque légitime à l'époque et il est peu probable que Charles ait été considéré comme . Il est probable que l'interprétation de l' dérive du désir de la première épouse de Pépin, Plectrude, de voir sa progéniture comme héritière du pouvoir de Pépin21,22.

      Après le règne de Dagobert Ier (629-639), les Mérovingiens cédèrent effectivement le pouvoir aux maires pépinides du palais, qui gouvernèrent le royaume franc d'Austrasie en tout mais nominalement. Ils contrôlaient le trésor royal, dispensé de patronage et accordaient des terres et des privilèges au nom du roi de la figure de proue. Le père de Charles, Pépin de Herstal, réussit à unir le royaume des Francs en conquérant la Neustrie et la Bourgogne. Il fut le premier à se proclamer duc et prince des Francs, un titre plus tard repris par Charles.

      Prise du pouvoir difficile

      Évolution du Royaume franc de 481 jusqu'à l'Empire franc en 814.
      À la mort en 714 de Pépin de Herstal dit , son fils Charles fut tout désigné pour reprendre la charge de maire du palais qu'occupait le défunt, ses deux demi-frères Drogon de Champagne et Grimoald II étant eux aussi morts. Mais aux yeux de Plectrude, la première épouse de Pépin de Herstal, Charles était considéré comme un enfant illégitime parce que né d'Alpaïde, une autre uxor nobilis et elegans (épouse noble et élégante) que Pépin avait prise bien qu'étant déjà marié. Plectrude fit donc tout pour l'écarter du pouvoir et préserver l'avenir de son petit-fils Théodebald (ou Thibaut, Thiaud), le fils de Grimoald II, âgé de six ans à peine, et l'héritier légitime. Elle fit donc enfermer Charles23.

      Mais c'était compter sans l'opinion des différentes provinces du royaume, qui n'acceptèrent pas de voir une femme les diriger ; les révoltes commencèrent alors à éclater, d'abord en Neustrie en 715, lorsque Rainfroi (Rainfroy ou Ragenfred), maire du palais de Neustrie, battit l'armée de Plectrude en forêt de Cuise, et mena ses troupes jusqu'aux abords de la Meuse. Ce fut ensuite le peuple du Nord de l'Italie qui se souleva et se rallia à la Neustrie. Puis ce fut au tour des Saxons et des Austrasiens24…

      C'est à ce moment que Charles parvint à s'évader (715), et à prendre la tête des révoltés d'Austrasie. Il dut tout d'abord affronter les Neustriens de Chilpéric II et de Rainfroi : après deux batailles victorieuses (Bataille de l'Amblève - 716, Vinchy - 21 mars 717), il les repoussa jusqu'à Paris. Puis il se dirigea vers Cologne, que Plectrude avait choisie pour s'installer avec son petit-fils. Celle-ci n'eut d'autre option que de reconnaître sa défaite et de livrer la mairie d'Austrasie à Charles23,25.

      Pacification du Royaume franc
      Aussitôt au pouvoir, Charles opéra de grands changements dans son entourage, installant sur le trône d'Austrasie Clotaire IV, et renvoyant Rigobert, l'évêque de Reims favorable à Plectrude. Puis, petit à petit, il essaya de reprendre le contrôle de tout le Royaume franc, mais il dut à nouveau affronter la Neustrie. Il réussit à vaincre Rainfroi qui s'était pourtant allié avec le duc Eudes d'Aquitaine et de Vasconie. Le 14 octobre 719, il remporta sur eux une première victoire à Néry, entre Senlis et Soissons, puis à Orléans26.

      Il entreprit également de repousser la frontière de l'est du royaume : de 720 à 738, il conquit ainsi ce qui est l'Autriche et le Sud de l'Allemagne d'aujourd'hui.

      À partir de 720, il conquiert une partie de la Frise occidentale.

      En 734, à la bataille de la Boarn (Boorne), les Frisons (pour la plupart restés encore païens) commandés par le roi Poppo (719-734) furent définitivement mis en défaite (puis christianisés) par les Francs, qui conquirent la partie occidentale des Pays-Bas jusqu'à la Lauwers27.

      À la mort de Clotaire IV en 719, il fut tout de même obligé de remettre sur le trône Chilpéric II. Mais celui-ci mourut en 721. Charles appela alors le fils de Dagobert III, Thierry IV, retiré à l'abbaye de Chelles, et l'installa sur le trône28.

      La bataille de Poitiers en 732
      Article détaillé : Bataille de Poitiers (732).
      En 732, lors de la bataille de Poitiers, il affronta les armées omeyyades du gouverneur d'al-Andalus, l'émir Abd el-Rahman. En effet, depuis 711, les troupes musulmanes avaient conquis la majeure partie de la péninsule Ibérique, et poursuivaient progressivement leur avancée vers le nord, au-delà des Pyrénées, si bien qu'à partir de 725, ayant déjà conquis la Septimanie, ils s'emparèrent de la vallée du Rhône, mirent à sac la ville d'Autun (le 22 août 725), et assiégèrent sans succès, en territoire franc, la ville de Sens29,30.


      Charles Martel à la bataille de Poitiers, en octobre 732, représentation par Charles de Steuben (1837), Galerie des Batailles, musée d'histoire de France, château de Versailles.
      À la suite de l'intervention du duc d'Aquitaine et de Vasconie, Eudes, qui les arrêta une première fois à Toulouse, en 721, les premières tentatives furent repoussées. Fort de sa victoire, le duc d'Aquitaine voulut prévenir le retour des troupes musulmanes venues de la péninsule Ibérique en s'alliant à Munuza, gouverneur musulman de la Septimanie. Munuza était en révolte contre ses coreligionnaires d'al-Andalus. Eudes lui arrangea son mariage avec sa fille. Mais Munuza fut tué en affrontant le gouverneur d'al-Andalus Abd el-Rahman qui, dans la foulée, lança une expédition punitive contre les Vascons. Il engagea donc en 732 une double offensive au sud de l'Aquitaine, du côté de la Vasconie, et dans la vallée du Rhône30.

      Cette fois, le duc Eudes ne put les arrêter seul, et demanda à Charles de venir à son aide. Le 19 octobre 732, les armées de Charles et du duc réunies faisaient face à la razzia à Moussais, sur l'actuelle commune de Vouneuil-sur-Vienne, au sud de Châtellerault. Charles fit tout pour éviter l'affrontement mais encouragea le pillage aux alentours, ce qui eut pour double effet de saturer de butin les Sarrasins et de les rendre moins mobiles. Après six jours d'observation, la bataille s'engagea le 25 octobre et fut assez brève. Charles tua leur chef Abd el-Rahman, ce qui décida les troupes sarrasines à prendre le chemin du retour. Selon d'autres sources, Abd el-Rahman n'aurait pas été tué à la bataille de Poitiers mais aurait simplement reflué vers ses bases arrière de Narbonne. Poursuivi par les troupes franques de Charles Martel, il aurait été tué et son armée exterminée à Loupchat au pied de la falaise du Sangou, à proximité du village actuel de Martel, dans le Lot, en 73330.

      Selon certains auteurs, c'est à la suite de cette victoire que Charles fut surnommé Martel (en ancien français et en occitan signifie ), puisqu'il avait violemment écrasé les troupes musulmanes, tel un marteau31 — le étant aussi une arme de combat. En tout état de cause, il est certain que ce surnom a surtout les esprits, ce qui a contribué à la création du mythe de Charles Martel. Ainsi, selon l'historien allemand Karl Ferdinand Werner, la Provence fut si bouleversée par les exactions de Charles Martel que le surnom pourrait venir de là et non de la victoire contre les musulmans32. L'historien Mohammed Arkoun remarque que les écrits contemporains sont muets sur des pillages faits par les Francs en Aquitaine peu après la bataille, parce que leur existence est contestée33.

      Les troupes musulmanes ne sont pas, pour autant, battues sur tous les fronts. Elles prennent Avignon et Arles en 735, puis attaquent la Bourgogne. Beaucoup de seigneurs bourguignons et provençaux, dont le duc Mauronte, pactisent alors avec les musulmans, mais Charles Martel parvint à les refouler dans le Sud de la vallée du Rhône en 736. La Provence s'était déjà soulevée contre l'autorité de Pépin de Herstal et de Charles Martel dans les années 714-716 avec le patrice Antenor30,32.

      En 737, Charles Martel reprend Avignon avec son frère Childebrand, mais n'arrive pas à faire de même avec Narbonne. Il remporte une importante victoire (bataille de la Berre) près de l'étang de Bages-Sigean, à l'embouchure de la rivière Berre, dans l'Aude, contre les troupes musulmanes d'Espagne d'Omar ben Chaled. Cette victoire permit d'arrêter les incursions des musulmans dans le Sud de la France et de réduire la présence musulmane à Narbonne et à certaines forteresses de Provence30,32,34.

      En 739, il s'allie à Liutprand, roi des Lombards, pour reprendre la Provence. Tous ceux qui avaient alors collaboré avec les Sarrasins sont châtiés et leurs biens donnés aux guerriers francs. Les musulmans ne possèdent alors plus que Narbonne, prise en 759 par Pépin le Bref. Ces batailles ont grandement contribué à unifier le Royaume franc autour de Charles Martel30,32,34.

      Réforme militaire
      Le triomphe de Poitiers acheva de faire de Charles Martel le maître du royaume. Il en profita pour lui donner une solide organisation militaire. Jusqu'à lui, l'armée ne s'était composée que des hommes libres, levés dans les comtés en temps de guerre. C'était une simple milice de fantassins, s'équipant à leurs frais, difficile à réunir, lente dans ses mouvements. Après Poitiers, Charles résolut de créer, à l'exemple des Arabes, une cavalerie qui put se porter rapidement au-devant de l'ennemi et remplacer l'avantage du nombre par celui de la mobilité. Une telle nouveauté supposait une transformation radicale des usages antérieurs. On ne pouvait imposer aux hommes libres ni l'entretien d'un cheval de guerre, ni l'acquisition du coûteux équipement de cavalier, ni le long et difficile apprentissage du combat à cheval.

      Pour atteindre ce but, il fallait donc créer une classe de guerriers possédant les ressources correspondant au rôle qu'on attendait d'eux. Une large distribution des terres fut faite aux vassaux les plus robustes du maire du palais, qui n'hésita pas à séculariser, à cette fin, bon nombre de biens d'Église. Chaque homme d'armes gratifié d'une tenure ou, pour employer le terme technique, d'un bénéfice, fut tenu d'y élever un cheval de guerre et de fournir le service militaire à toute réquisition. Un serment de fidélité renforça encore ces obligations.

      Le vassal qui n'était au départ qu'un serviteur devint ainsi un soldat dont l'existence fut assurée par la possession d'un lopin de terre. L'institution se répandit très rapidement dans tout le royaume. Les immenses domaines de l'aristocratie permettaient à chacun de ses membres de se constituer une troupe de cavaliers, et ils n'y manquèrent pas. Le nom primitif de bénéfice disparut un peu plus tard, remplacé par celui de fief. Mais l'organisation féodale elle-même, pour l'essentiel, se trouvait dans les mesures prises par Charles Martel.

      Ce fut la plus grande réforme militaire que l'Europe ait connue avant l'apparition des armées permanentes. Elle devait d'ailleurs exercer une répercussion profonde sur la société et sur l'État. Dans son fond, elle n'était qu'une adaptation de l'armée à une époque où le grand domaine dominait toute la vie économique et elle eut pour conséquence de donner à l'aristocratie foncière la puissance militaire avec la puissance politique. La vieille armée des hommes libres ne disparut pas, mais elle ne constitua plus qu'une réserve à laquelle on recourut de moins en moins35.

      Création de la lignée carolingienne

      Charles Martel divise le royaume entre ses fils Pépin et Carloman, Grandes Chroniques de France, xive siècle, Paris, BnF, Ms. fr. 2615, fol. 72.
      À la mort du roi Thierry IV (737), Charles, fort de son très grand pouvoir, décida de ne pas lui choisir de successeur, le rôle des monarques mérovingiens étant devenu totalement insignifiant. Il prit donc réellement le pouvoir du Royaume franc, et régna donc ainsi en toute illégalité jusqu'à sa mort36,37,38.

      Il meurt le 15 ou le 22 octobre 74139 à Quierzy40. Son pouvoir fut alors partagé entre ses deux fils41 :

      Carloman obtient l'Austrasie, l'Alémanie et la Thuringe ;
      Pépin le Bref obtient la Neustrie, la Bourgogne et la Provence.
      Bien qu'il n'obtînt jamais le titre de roi, il eut malgré tout plus de pouvoir que les souverains francs de l'époque, la dynastie mérovingienne était déjà à ce moment en pleine décadence. Son pouvoir marque les prémices de la lignée carolingienne, confirmée par le sacre de Pépin le Bref le 28 juillet 754.

      Tombeau
      Charles obtint le privilège de reposer après sa mort en 741 dans la basilique royale de Saint-Denis, dans un imposant sarcophage en marbre au nord du maître-autel de l'abbatiale. Les liens entre la lignée carolingienne et l'abbaye existaient déjà à l'époque de Charles Martel. Charles avait en effet confié l'éducation de ses deux fils aux moines dionysiens et choisi Saint-Denis comme lieu de sépulture. On ne sait exactement où se trouvait celle-ci.


      Gisant de Charles Martel dans la basilique Saint-Denis.
      Au xiiie siècle, les restes supposés de Charles et de son fils Pépin le Bref furent ramenés sous la croisée du nouveau transept pour y recevoir les gisants qui existent encore. Entre la translation des cendres royales, ordonnée par Louis IX et effectuée en deux campagnes durant l'année 1264, et la dédicace des nouveaux tombeaux en 1267, trois ans s'étaient écoulés permettant la commande et la réalisation des monuments funéraires.

      Ces effigies n'étaient pas réalistes. Les gisants étaient conçus comme des figures en pied malgré leur position horizontale. Le gisant de Charles Martel le représente comme s'il avait été roi, avec une couronne et un sceptre.

      Mariages et enfants
      Charles Martel a épousé en premières noces Rotrude († 724), probablement robertienne, qui donne naissance à42 :

      Carloman (705/710 † 17 août 754), maire du palais d'Austrasie de 741 à 747, avant de se retirer au monastère du Mont-Cassin ;
      Pépin le Bref (v.715 † 768), maire des palais de Bourgogne, de Neustrie (en 741) et d'Austrasie (en 747), roi des Francs de 751 à 768 ;
      Hiltrude († 754), mariée en 741 à Odilon, duc de Bavière ;
      probablement LandradeNote 1 ;
      Alda, mariée à Théodoric, comte d'Autun, et mère de Guillaume de Gellone.
      Il épouse ensuite Chrotais, probable cousine de la précédente, sans que l'on sache si elle est une épouse principale morte peu de temps après ou une épouse secondaireNote 2. Chrotais donne le jour à un seul filsNote 3,Note 4,42 :

      Bernard († 787), abbé et comte de Saint-Quentin.
      Il épouse ensuite en 725 Swanahilde, issue de la maison bavaroise des Agilolfinges, qui donne naissance à42 :

      Griffon (726 † 753), comte du Mans.
      Enfin, une concubine inconnue donne naissance à42 :

      Jérôme († ap.775), abbé de Saint-Quentin ;
      Remi de Rouen († 771), évêque de Rouen.
      Notes et références
      Notes
      La question de la filiation de Landrade et d'Alda est développée dans l'article Aude de France.
      La polygamie était encore possible pour les princes. Ce fut le cas de Pépin de Herstal, marié simultanément à Plectrude et à Alpaïde. La qualité d'épouse pour Chrotais ne fait aucun doute, au vu de la documentation contemporaine.
      La Genealogia Arnulfi comitis de Witger (bénédictin à Saint-Bertin) qualifie Bernard d' et Rémi et Jérôme, . Il est donc évident que ces trois fils sont nés de mères différentes.
      Sur la Genealogia Arnulfi comitis, voir Ségolène de Dainville-Barbiche, Les Carolingiens [archive], dans Annuaire-bulletin de la Société de l'histoire de France - années 1991-1992, C. Klincksieck, Paris, 1993. Page 55.
      Références
      (en) Paul Fouracre, The Age of Charles Martel, Routledge, 2000, ix.
      [archive], sur Ville d'Andenne, 23 juin 2017 (consulté le 1er décembre 2019).
      (en) Jana K. Schulman, The Rise of the Medieval World, 500– 1300 : A Biographical Dictionary, Westport (Conn.)/London, Greenwood Publishing Group, 2002, 500 p. (ISBN 0-313-30817-9, lire en ligne [archive]), p. 101.
      Nigel Cawthorne, Military Commanders : The 100 Greatest Throughout History, Enchanted Lion Books, 2004, 208 p. (ISBN 1-59270-029-2, lire en ligne [archive]).
      (en) William W. Kibler et Grover A. Zinn, Medieval France : An Encyclopedia, New York/London, Routledge, 1995, 1047 p. (ISBN 0-8240-4444-4, lire en ligne [archive]).
      God's crucible : Islam and the making of Europe, 570 – 1215, New York, New York, W. W. Norton, 2008, 157 ff..
      L'emplacement est proche du village actuel de Moussais-la-Bataille, à environ 20 kilomètres (12 mi) au nord-est de Poitiers; par conséquent, l'emplacement de la bataille était proche de la frontière entre le royaume franc et d'Aquitaine, alors indépendant. God's crucible : Islam and the making of Europe, 570 – 1215, New York, New York, W. W. Norton, 2008, p. 160.
      (ar) Ibn Hayyan, Kitab al-Muktabys, Livre I.
      Ibn Hayyan ben Abou Djebbala (viie siècle), Cité par l'historien El Maqqari in Nafh al-tib, livre II (1591-1632).
      Syndey Forado, [archive], sur Wordpress, 9 février 1975 (consulté en juin 2020).
      (en) Hugh Chisholm, The Encyclopædia Britannica : the new volumes constituting, in combination with the twenty-nine volumes of the eleventh edition, the twelfth edition of that work, and also supplying a new, distinctive, and independent library of reference dealing with events and developments of the period 1910 to 1921 inclusive. The first third of the new volumes, The Encyclopædia britannica company, ltd., 1910 (lire en ligne [archive]), p. 942-943.
      Citation de Pfister, 1910, op. cit, concernant cet énoncé de texte : "En plus d'établir une certaine unité en Gaule, Charles l'a sauvé d'un grand péril. En 711, les Arabes avaient conquis l'Espagne. En 720, ils traversèrent les Pyrénées, s'emparèrent de la Narbonnaise, dépendance du royaume des Wisigoths, et s'avancèrent sur la Gaule. Par sa politique habile, Odo réussit à arrêter leurs progrès pendant quelques années; mais un nouveau wali, Abdur Rahman, membre d'une secte extrêmement fanatique, reprit l'attaque, atteignit Poitiers et s'avança sur Tours, la ville sainte de la Gaule. En octobre 732 - 100 ans seulement après la mort de Mahomet - Charles remporta une brillante victoire sur Abdur Rahman, qui fut rappelé en Afrique à cause des révoltes des Berbères, et dut abandonner la lutte. ... Après sa victoire, Charles a pris l'offensive."
      (en) Tony Bunting, , Encyclopaedia Britannica,? 28 mars 2017 (lire en ligne [archive]) :


      (en) Will Durant, The Age of Faith, Riverside, Simon & Schuster, 2011, 1215 p. (ISBN 978-1-451-64761-7, lire en ligne [archive]), p. 461.
      Per Pfister, op. cit., Abdur Rahman a été rappelé en Afrique du Nord pour faire face aux révoltes berbères et a abandonné la lutte en Europe à cette bataille.
      Lewis, p. 183.
      Medieval technology and social change, London, England, Oxford University Press, 1962, 2– 14 p..
      Anon., 2001, "The Frankish Kingdom", in The Encyclopedia of World History.
      Citation de Pfister (1910), op. cit, concernant cet énoncé de texte : "Le pape Grégoire III, menacé par les Lombards, invoqua l'aide de Charles en 739, lui envoya une députation avec les clefs du Saint-Sépulcre et les chaînes de Saint-Pierre, et proposa de rompre avec l'empereur et Constantinople, et de donner à Charles le consulat romain (ut a partibus imperatoris recederet et Romanum consulatum Carolo sanciret). Cette proposition, bien que sans succès, a été le point de départ d'une nouvelle politique papale."
      (en) Paul Fouracre, The age of Charles Martel, Longman, 2000, 207 p. (ISBN 978-0-582-06475-1, lire en ligne [archive]).
      (de) Waltraud Joch, Legitimität und Integration : Untersuchungen zu den Anfängen Karl Martells, Husum, Allemagne, Matthiesen Verlag, 1999.
      (en) Richard A. Gerberding, , Speculum, vol. 77, no 4,? octobre 2002, p. 1322-1323.
      Riché 1983, p. 43-5.
      Riché 1983, p. 44.
      Riché 1983, p. 44-5.
      Riché 1983, p. 45-9.
      Riché 1983, p. 49-53.
      Riché 1983, p. 45-6.
      Moeller 1837, p. 335.
      Riché 1983, p. 53-5.
      (en) Edward Gibbon, J. B. Bury, The Decline and Fall of the Roman Empire, Wildside Press LLC, 2004, [lire en ligne [archive]], p. 17.
      Werner 1984, p. 390-3.
      Arkoun 2006, p. 11-13.
      Arkoun 2006, p. 10-11.
      Henri Pirenne, Histoire de l'Europe. Des invasions au xvie siècle, Paris-Bruxelles, 1939, pp. 40-42.
      Riché 1983, p. 55-58.
      Werner 1984, p. 393.
      Settipani 1993, p. 167.
      Jean Deviosse et Jean-Henry Roy, La bataille de Poitiers : octobre 733, Gallimard, coll. (no 2), 1966, 355 p. (présentation en ligne [archive]), p. 123 ; 142 ; 258.
      Halphen 1949, p. 17.
      Riché 1983, p. 58-60.
      Settipani 1993, p. 167-179.
      Annexes
      Bibliographie

      Charles Martel par Jean Baptiste Joseph De Bay père (1779-1863), Galerie du château de Versailles.
      Salah Guemriche, Abd er-Rahman contre Charles Martel : la véritable histoire de la bataille de Poitiers, Paris, Perrin, 2010, 310 p. (ISBN 978-2-262-02960-9).
      William Blanc, Charles Martel et la bataille de Poitiers : de l'histoire au mythe identitaire, Paris, Libertalia, 2015, 310 p. (ISBN 978-2-918-05960-8).
      Jean Deviosse, Charles Martel, éditions Tallandier, 1978 (réimpr. 2006), 334 p. (ISBN 978-2-84734-270-3).
      Mohamed Arkoun, Histoire de l'islam et des musulmans en France : du Moyen âge à nos jours, Paris, Albin Michel, 2006, 1217 p. (ISBN 2-226-17503-2).
      (de) Jörg Jarnut, Karl Martell in seiner Zeit, Sigmaringen, 1994 (recueil d'articles en allemand).
      Christian Settipani, La Préhistoire des Capétiens (Nouvelle histoire généalogique de l'auguste maison de France, vol. 1), Villeneuve-d'Ascq, éd. Patrick van Kerrebrouck, 1993, 545 p. (ISBN 978-2-95015-093-6).
      Karl Ferdinand Werner, Les Origines : Avant l'an mil, Paris, Le Livre de poche, coll. , 1984 (réimpr. 1996) [détail des éditions] (ISBN 978-2-253-06203-5).
      Pierre Riché, Les Carolingiens, une famille qui fit l'Europe, Paris, Hachette, coll. , 1983 (réimpr. 1997), 490 p. (ISBN 2-01-278851-3, présentation en ligne [archive]).
      Michel Rouche, L'Aquitaine des Wisigoths aux Arabes : 418-781, naissance d'une région, Paris, Éditions de l'École des hautes études en sciences sociales, 1979, 776 p. (ISBN 2-7132-0685-5).
      Félix Rousseau, Légendes et coutumes du pays de Namur, Ministère de la culture française (Bruxelles), 1971 (lire en ligne [archive]), p. 39.
      Philippe Sénac, Charlemagne et Mahomet : en Espagne, viiie – ixe siècles, Paris, Gallimard, 2015 (ISBN 978-2-070-35794-9).
      Louis Halphen, Charlemagne et l'empire carolingien, Albin Michel, 1949 (lire en ligne [archive]).
      Jean Moeller, Manuel d'histoire du Moyen Âge, depuis la chute de l'empire d'Occident jusqu'à la mort de Charlemagne, Paris, Debécourt, libraire-éditeur, 1837 (lire en ligne [archive]).
      Alain J. Stoclet, Fils du Martel : la naissance, l'éducation et la jeunesse de Pépin, dit (v. 714 - v. 741), Turnhout, Brepols, coll. (no 13), 2013, 386 p. (ISBN 978-2-503-54877-7, présentation en ligne [archive]), [présentation en ligne [archive]].
      Georges Minois, Charles Martel, Perrin, 2020.
      Articles connexes
      Sur les autres projets Wikimedia :

      Charles Martel, sur Wikimedia Commons
      Généalogie des Mérovingiens
      Généalogie des Carolingiens
      Chronique de Frédégaire
      Liens externes
      Ressources relatives aux beaux-arts : (en) British Museum(en) Union List of Artist Names
      Notices dans des dictionnaires ou encyclopédies généralistes : Deutsche Biographie [archive]Dizionario di Storia [archive]Encyclopædia Britannica [archive]Encyclopædia Universalis [archive]Gran Enciclopèdia Catalana [archive]Hrvatska Enciklopedija [archive]Encyclopédie Larousse [archive]Swedish Nationalencyklopedin [archive]Proleksis enciklopedija [archive]Store norske leksikon [archive]Visuotine lietuviu enciklopedija [archive]
      Notices d'autorité : Fichier d'autorité international virtuelInternational Standard Name IdentifierBibliothèque nationale de France (données)Système universitaire de documentationBibliothèque du CongrèsGemeinsame NormdateiBibliothèque royale des Pays-BasBibliothèque nationale de PologneBibliothèque nationale de PologneBibliothèque nationale d'IsraëlBibliothèque nationale de CatalogneBibliothèque apostolique vaticaneBibliothèque nationale tchèqueWorldCat
      (en) Généalogie de Charles Martel sur le site FMG [archive].
      Hugo Domenach, [archive], sur Le Point, 21 janvier 2015 (consulté le 15 mars 2022).
      Auguste-Arthur Beugnot, , Mémoires de l'Institut de France, vol. 19, no 2,? 1853, p. 361– 462 (DOI 10.3406/minf.1853.1039, lire en ligne [archive], consulté le 15 mars 2022).
      [afficher]
      Voir ce modèle.
      Les maires du palais des royaumes francs
      [afficher]
      v · m
      Dynastie mérovingienne (428-755)
      icône décorative Portail de la Belgique icône décorative Portail de la France icône décorative Portail de l'histoire militaire icône décorative Portail du haut Moyen Âge
      Catégories : Décès en 741Personnalité inhumée dans la basilique Saint-DenisHistoire de la France médiévaleHistoire des FrancsArnulfiensPépinidesPersonnalité du VIIIe sièclePersonnalité française du Moyen ÂgeMonarque du Moyen ÂgeMaire du palaisNoblesse franque[+]

    Over de familienaam De Herstal


    De publicatie Stamboom van Wincoop - Sandkuijl is opgesteld door .neem contact op
    Wilt u bij het overnemen van gegevens uit deze stamboom alstublieft een verwijzing naar de herkomst opnemen:
    Chris van Wincoop, "Stamboom van Wincoop - Sandkuijl", database, Genealogie Online (https://www.genealogieonline.nl/stambooom-van-wincoop-sandkuijl/I3494.php : benaderd 25 april 2024), "Charles Martel de Herstal Duke and Prince of the Franks and Mayor of the Palace (690-741)".