op molen de Onvermoeide te Raamsdonk.
Ten Bruggencatenummer 02657
te Barendrecht op Voordijk bij zijn zoon Joannes Baptist Jacobus Maria
Ten Bruggencatenummer 06469 x
Wilhelmus Adrianus Martens is ingeschreven voor de Nationale Militie voor de lichting van het jaar 1879. Bij de loting is hem nummer 6 ten deel gevallen. Hij is wegens broederdienst vrijgesteld van dienst.
Begraven op de RK begraafplaats.
Hij is getrouwd met Anna Helena Jacobs.
Zij zijn getrouwd op 5 juni 1894 te Fijnaart en Heijningen, hij was toen 35 jaar oud.
Volgens de notities van het bevolkingsregister woont het echtpaar in Raamsdonk en via Barendrecht (1925) en Geertruidenberg, op 16 januari 1935 in Rotterdam. Zij bewonen daar G.J. Mulderstraat 27a (1937) en de Nieuwe Binnenweg 33 (1944).
Kind(eren):
12 mei 1908: Wilhelmus Martens verklaart voor de notaris te Raamsdonk dat hij kan beschikken over een crediet van f 10.000,=, dat hem verstrekt is door Simon Dingeman Lankhuijzen, kapitein te Raamsdonk. Tot zekerheid wordt verbonden zijn huis, tuin, windkorenmolen en weiland, groot 29 aren 70 ca, gelegen onder Raamsdonk.
[297 - Bron: Regionaal Archief West-Brabant, Raamsdonk, Notarieel Archief, inv no 4, acte 121, dd 12 mei 1908.]
De molen van Wilhelmus Adrianus Martens in Raamsdonk
Op 5 maart 1890 wordt door molenaar Wilhelmus Martens bij het gemeentebestuur van Raamsdonk een verzoek ingediend tot oprichting van een door wind gedreven koren- en schorsmolen aan de rand van de Hooipolder in Raamsdonksveer. Het is een stenen stellingmolen, welke De Onvermoeide gedoopt wordt. Overigens was op 1 maart van dat zelfde jaar door Maria Peters uit Elshout, weduwe van Antonie Rombouts (daar ook een molenaarsnaam) een soortgelijk verzoek ingediend. Deze molen zou De Zeldenrust worden en op korte afstand worden gebouwd van de Martens molen. Of de bouw van twee molens van economisch inzicht getuigt, valt te bezien. Niettemin krijgen beide aanvragers de vergunning overeenkomstig de Hinderwet op 3 april 1890. Molenaar Martens laat er geen gras over groeien, gelet de inscriptie bij de inrijpoort: De eerste steen gelegd door W.A. Martens, 15 april 1890. Met de molen kan ook eikenschors worden vermalen en doet vermoeden dat daartoe voldoende afzet is voor de leerlooierijen, welke immers run nodig hebben. Klaarblijkelijk heeft Wilhelmus Martens voldoende orders om niet langer van de wisselvalligheid van windkracht afhankelijk te moeten zijn. In de zomer van 1900 krijgt hij toestemming tot het opstellen van een petroleummotor van 16 pk in zijn windmolen. En toen in 1908 de centrale van de NV Electriciteitsmaatschappij Raamsdonk in werking is getreden, is molenaar Martens een der eersten die voor zijn molen een elektromotor aanschaft van 11 pk. Vóór de eerste wereldoorlog is het rendement van de graanmolens teruggelopen. In de mobilisatie van 1914-1918 is dit erger geworden toen slechts enkele molens aangewezen zijn om de zogenaamde regeringsbloem voor het gerantsoeneerde brood te vervaardigen. Nadien is het, mede door het stichten van maalderijen door boerenorganisaties, voor de molenaar eerder slechter dan beter geworden en toen op 23 augustus 1923 bij de buurman van molenaar Martens een brand uitbreekt, welke ook zijn molenpakhuis met schuur/stalling in de as legt, is dat een slag die De Onvermoeibare niet meer te boven komt. In 1925 wordt het faillissement uitgesproken. Wilhelmus Martens verhuist op 29 mei 1925 naar Barendrecht, waar zijn zoon Joannes Baptist, die eveneens molenaar is, zich eerder op 7 november gevestigd heeft. Het jaar daarop kocht de Limburg-Brabantsche Hypotheekbank de molen aan. Deze was inmiddels in gebruik genomen door Jan van Erk, die in 1909 als graan molenaar in Raamsdonk gekomen is. De nieuwe huurder werkt met de bovengenoemde elektromotor, blijkbaar ook wel met de wieken tot deze enkele jaren vóór de tweede wereldoorlog worden stilgezet. Ditzelfde lot treft in 1940 ook de maalderij die intussen met een ruwe oliemotor is gaan werken. In 1942 koopt Adrianus Catharinus van Erk, graanhandelaar in Geertruidenberg en zoon van Jan van Erk De Onvermoeide van de hypotheekbank. Eind oktober 1944 neemt een granaat tijdens de gevechten om de bevrijding van het zuiden een der wieken mee en deze sleept in zijn val een deel van de balie naar beneden. De kap krijgt twee voltreffers evenals de muur ter hoogte van de vijfde zolder waardoor tevens het hijswerk beschadigd wordt. Bevrijdersschade door Britse, Poolse en Belgische militairen die in de molen een observatiepost inrichten doet de schade verder toenemen. De desolate toestand van de molen beweegt Van Erk in 1946 tot sloop van de kap en de wieken. Dit plan wordt een jaar later uitgevoerd en rest niet veel meer dan de romp. Opmerkelijk is dat het restant daarna nog goed onderhouden is. Op 27 augustus 1970 besluit de gemeenteraad de romp aan te kopen in afwachting van de mogelijkheid tot volledig herstel. Na een periode van gehele restauratie wordt in 1975 de molen dan opnieuw in bedrijf gesteld.
[298 - Bron: Editie De Brabantse Molens, io Provinciaal Bestuur Noord-Brabant, uitgave 1974 van Uitg Helmond.]
Geschiedenis:
Dat Raamdonksveer een dorp is, dat pas vrij laat enige omvang gekregen heeft blijkt wel uit het feit dat pas in 1890 bij de gemeente een tweetal aanvragen binnenkwam voor de bouw van een koren- en schorsmolen. Er was al wel een rosmolen in het dorp. De ene aanvraag kwam van de weduwe Rombouts (een bekend Brabants molenaarsgeslacht), die voor haar zoon een molen wilde oprichten, de andere kwam van Willem Martens uit het nabijgelegen Waspik. Voor beide molens werd op 1 april 1890 een bouwvergunning verleend. De molen van de familie Rombouts kreeg de naam Zeldenrust (een naam die veelvuldig voorkwam in de regio rond Breda) en die van Martens De Onvermoeide (beetje rivaliteit). De Zeldenrust werd in de jaren dertig verkocht aan molenaar De Bruijn. In 1956 brandde helaas deze kapitale stellingmolen uit. Diverse malen zijn pogingen ondernomen om er weer een maalvaardige molen van te maken, maar in 1991 werd de ruim 20 meter hoge molenromp gesloopt. Deze romp werd helaas enige jaren geleden gesloopt. Deze molen stond ongeveer 500 meter van dOnvermoeide.
Molenaar Martens van De Onvermoeide was blijkbaar een vooruitstrevend man, want in 1900 plaatste hij al een petroleummotor en toen het dorp in 1908 de beschikking over elektriciteit kreeg verving hij deze door een elektromotor. Zo'n 25 jaar later kende zijn bedrijf minder fraaie tijden, want in 1923 brandde enige bijgebouwen af en in 1925 werd het faillissement uitgesproken. De nieuwe eigenaar werd de Limburgse Hypotheekbank, die de molen verhuurde aan molenaar/graanhandelaar Van Erk. Blijkbaar was hij geen windmolenaar in hart en nieren, want hij maalde vrijwel altijd met de motor. De zoon van Van Erk kocht in 1942 de molen. Toen waren de wieken al enige jaren definitief tot rust gekomen. In de periode 1973-1986 was hij op De Onvermoeide vrijwillig molenaar.
In 1943 waren er plannen om de in 1890 gebouwde en in 1930 verbrande molen van Oosteind te restaureren. Hiervoor had de provincie eigenaar Van Gorp al een subsidie van fl. 750,- verstrekt. Om de een of andere reden vonden deze plannen geen doorgang en stond De Onvermoeide steeds verder te vervallen. Tot overmaat van ramp leed de molen in oktober 1944 erg veel oorlogsschade, toen er een granaat op de luizolder ontplofte. De schade werd nogal krakkemikkig hersteld (als spouwmuur en de rest van het metselwerk in massief, hierdoor ontstaat een behoorlijke vochtoverlast op deze plaats terwijl de rest van de romp zeldzaam droog is) en in 1947 werd de molen onttakeld. Eind jaren '60 rees bij de gemeente het plan om der molens te restaureren met gebruikmaking van een sloopmolen te Rijen. Na wat meetwerk bleek dat deze onderdelen op De Onvermoeide het mooiste pasten, hetgeen in 1969 resulteerde in de aankoop van de molen. Molenmaker Doornbosch kreeg de opdracht om de molen te restaureren, een klus die in 1974 geklaard werd.
Inwendig was De Onvermoeide redelijk compleet gebleven, gelukkig maar, want het gangwerk is in Nederland enig in zijn soort. Het spoorwiel drijft naast twee koppel stenen op de steenzolder nog een spil aan die gelagerd is op een draagbalk op de zolder op de stelling. Onderaan deze spil een klein spoorwiel bevestigd, die een navenant groot steenrondsel aandrijft (deze wielen zijn beide ongeveer even groot). Dit koppel draait dus linksom! Dit koppel is de voormalige schorsmolen. De andere twee schorsmolens die in Brabant overgebleven zijn (Megen en Hilvarenbeek) bezitten een steenspil die door de vloer van de steenzolder gaat en op de maalzolder de schorssteen aandrijft. Hier had men nogal last van torsie van deze lange spillen. Ook zorgde deze constructie voor onnodig zwaar lopen. Vele Langstraatse runmolen kende het Raamsdonksveerse systeem, dat deze nadelen niet kent. Bij de restauratie heeft men helaas deze stenen vervangen door nieuwe kunststenen. De technische toestand van de lagering van de spil maakt het helaas onmogelijk om deze unieke aandrijving mee te laten lopen. Het aswiel, de as, de overring, de kruivloer, het Engels kruiwerk, de vang, het bovenrondsel, de penbalk, ijzerbalk, de kapspanten en de koningsspil komen van de molen uit Rijen. Deze was in Rijen pas in 1900 gebouwd, waarschijnlijk met gebruikmaking van onderdelen van een grote Hollandse poldermolen. Vele onderdelen zijn ook zwart beroet. Het aswiel en het bovenrondsel zijn nogal fors van afmeting en erg robuust uitgevoerd. Het buikstuk van de vang heeft een nogal unieke wigvorm. Waarschijnlijk heeft men dit gemaakt om te trachten het buikstuk tijdens het vangen zo vloeiend mogelijk te laten pakken. Een uniek feit is dat de voorste ezel voorzien is van een schuifla. Het luiwerk is overduidelijk op gebouwd uit afvalmateriaal. Zo is de luitafel een oude bonkelaar en het luiwiel een oude rondselschijf. Het luiwiel is t.b.v. extra grip bekleed met een oude autoband. Op de maalzolder zijn een stortkoker en een tweetal geleiderollen zichtbaar. Dit zijn restanten van de voormalige buil. Nog een opvallende zaak op deze zolder is, dat op een stuk muur naast een der maalbakken een tijdlang (in de dertiger jaren) de boekhouding is bijgehouden. Voor de zolderbalken van de steenzolder heeft men oude voeghouten gebruikt en de zoldering van de 2e zolder zijn oude roeden gebruikt. Op de eerste zolder (de maalzolder van de schorsmolen) zijn twee deuren aanwezig die tijdens het malen opengezet werden, omdat eikenschorsstof zeer stoffig is en irriterend voor de huid is).
Al met al een van Nederlands meest interessante molens, die zeker een bezoek waard is! De molen is circa 1 maal per maand in bedrijf om af en toe malen voor demonstratiedoeleinden.
Tekst: Camiel Damen ((XXXXX@XXXX.XXX))
bron: http://www.molendatabase.nl/nederland/molen.php?nummer=580
Molen d'Onvermoeide in Raamsdonksveer
De naam van de oude stellingkorenmolen d'Onvermoeide in het park in de Hooipolder symboliseert onze gemeente, die onvermoeid aan de toekomst blijft werken. Het oudste type molen in Nederland is de standerdmolen, waarbij het gehele molenhuis met wieknekruis draaibaar is op of om een spil of standerd. Hij was slechts te gebruiken als koren- of oliemolen. Om plassen en gronden van overtollig water te bevrijden, was er behoeft aan een type met het maalwerktuig buiten de molen en daardoor met een kleiner draaibaar molenhuis: de wipmolen. Deze poldermolen moet worden gezien als overgang naar de in 1573 uitgevonden bovenkruier. Van deze molen staat de gehele romp vast, slechts de kap met wiekenkruis is draaibaar. Als om de romp een stelling is gebouwd, spreken we van een stellingmolen. Zo'n molen is d'Onvermoeide in Raamsdonksveer.
In het jaar 1890 werd de eerste steen gelegd voor deze stellingkorenmolen. De eerste tien jaren was de molenaar enkel aangewezen op windkracht. Toen in 1900 de petroleummotor zijn intrede deed en acht jaren later de electromotor, kon bij gebrek aan wind van die motor gebruik worden gemaakt. Tot in 1942 heeft de molen dienst gedaan. Daarna is door onder meer distributiemaatregelen (olie op de bon) het maalwerk gestopt.
Bij de bevrijding werd de molen door de geallieerden hevig onder vuur genomen omdat de bezetters in de kap een observatiepost hadden ingericht. Toen werden de kap, wieken en stelling zwaar beschadigd. Wegens het gevaar dat de molen toen opleverde kreeg de molenaar in 1947 toestemming van het gemeentebestuur om de kap, de overgebleven wiek en de stelling te slopen. De bovenkant van de molen werd zodanig afgedekt, dat regen door inwatering geen invloed kreeg op het inwendige van de molen. Er rest niet veel meer dan de romp. Op 27 augustus 1970 besloot de gemeenteraad deze romp aan te kopen waarna een periode van restauratie en volledig herstel volgt.
Na een grondig herstel werd de molen weer maalvaardig. De toenmalige Commissaris van de Koningin, de heer J.D. van der Harten, stelde in 1975 d'Onvermoeide opnieuw in bedrijf.
De werking van de molen is als volgt: nadat de zakken graan door de grote deuren naar binnen worden gereden, worden de zakken aan het luitouw bevestigd en omhoog gehesen tot aan de steenzolder. De molenaar maakt hier de zakken open en stort het graan in de verzamelbak, 'de kaar'. Vandaaruit loopt het koren in het gat van de bovenste 'molensteen' van de 'maalstoel' en wordt dan tussen de 'stenen' fijn gewreven. Vervolgens beweegt het zich door de zwaaivormige groeven van de molensteen naar de buitenkant en komt als meel in de 'kuip' terecht. Een houten koker die op de kuip aansluit, voert het meel naar de onderliggende 'maalzolder', waar het onder de 'meelbak' in zakken wordt opgevangen, gereed voor vervoer. Met gebruikmaking van een 'lier' laat de molenaar de zakken meel zakken.
Op de 'runzolder' staat nog een maalstoel. Daarmee werd eikeschors vermalen tot 'run', dat in leerlooijerijen werd gebruikt voor de bereiding van leer.
Stond de molen voorheen aan de rand van de wijdse leegten van de Hooipolder, nu torent hij hoog boven de huizen van een nieuwe woonwijk uit als levend teken van de tijden van weleer. Om de verbondenheid met de nieuwe omgeving te benadrukken komen de soms even mysterieus als fraai klinkende begrippen uit de vaktaal van de mulder terug in de namen van de straten aan de voet van de molen: Bonkelaar, Blokvang, de Wieken, Spoorwiel, Windvang (= de stand van de wieken.). De molen is gelegen aan de Hoevendijk nummer 3 te Raamsdonksveer.
Bron: http://www.geertruidenbergdigitaal.nl/foto/bezienswaardigheden/main-molen.html uit folder gemeente Geertruidenberg
Wilhelmus Adrianus Martens | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1894 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Anna Helena Jacobs |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.