Albert is vernoemd naar zijn grootvader van moeders kant: Albert Tangenberg.Geboren: "des nademiddags te drie uren"
Vader Willem Hobers tekent de aangifte niet: "verklarende de kunst van schrijven niet te hebben geleerd"
"op de zestien dezer te vijf uur"
Hij is getrouwd met Trijntje Koens.
Zij zijn getrouwd op 20 juli 1886 te Emmen, hij was toen 23 jaar oud.Bron 1
Bij het tekenen van de trouwakte verklaren zowel de bruidegom Albert Hobers als zijn vader Willem Hobers "niet te kunnen schrijven". De vrouwen echter, zowel de bruid Trijntje Koens, als de moeder van de bruidegom Grietje Tangenberg, tekenen de akte wel. Voor zijn huwelijk had Albert een bewijs nodig dat hij "vrijgesteld was van de Nationale Militie". (Zie afbeelding hierboven)
Kind(eren):
Alberts jeugd
Albert Hobers wordt geboren op dinsdag 16 december 1862 als tweede kind in het gezin van Willem Hobers en Grietje Tangenberg. Twee jaar eerder zijn Willem en Grietje met hun baby Willemina naar het veen gekomen, met hun hele hebben en houwen "lopend achter de "krooje" (kruiwagen) vanachter Coevorden" (overlevering via Jurrie Hobers Ridderkerk).
Ze kwamen als een dief in de nacht: ze hadden zich in 1860 niet laten uitschrijven in hun laatste woonplaats, Lutten aan de Dedemsvaart, maar ook niet laten inschrijven in Emmen. Ze hadden een plekje in het veen gezocht (het latere Nieuw-Amsterdam) om daar hun plaggenhut te bouwen. In deze 'keet' zijn hun kinderen geboren: Albert, Jan, Janna, Jurrie en Dina.
In 1878, Albert is vijftien jaar, vindt er een ingrijpende gebeurtenis plaatst. Op 14 mei wordt Alberts broertje Arend geboren; drie (!) dagen later, 17 mei 1878, overlijdt in dezelfde woning ("ten huize van haar ouders") Alberts 19-jarige zus Willemina. Ik sluit niet uit dat Arend haar zoon is. Als Willemina drie dagen later overlijdt (kraambed?), geven haar ouders Willem en Grietjen het jongetje Arend aan, als zijnde hun kind. Ik heb er geen bewijs van kunnen vinden dat Willemina de moeder is, maar het is een opmerkelijke combinatie van feiten. Op Wilhelmina's overlijdensakte wordt de doodsoorzaak niet vermeld.
Hoe het ook zij, Albert verliest in één week tijd zijn zus en krijgt er een broertje bij.
Er zijn over deze periode in Nieuw-Amsterdam (eind 1800) nogal wat boeken geschreven die een duidelijk beeld geven van hoe het leven van Albert er uit gezien zal hebben. Ik neem dat hier niet allemaal over. Ook Vincent van Gogh schildert een goed beeld van dit veendorp op het moment dat Albert 21 jaar is. Van Gogh heeft veel getekend en geschilderd in het gebied waar Albert woont. Het zal me niet verbazen hij wel eens bij zo'n "vreemde" heeft staan kijken als hij aan het schetsen is.
Albert Hobers en Trijntje Koens
Het huwelijk van Albert en Trijntje begint verdrietig: een paar maanden na hun trouwdag wordt een "levenloos" kind geboren.
Ze verblijven op het moment van de geboorte te Nieuw-Dordrecht: "een levenloos kind van het vrouwelijk geslacht, des voormidddags te vier uren te Nieuw-Dordrecht". Als woonadres vermeldt de akte wel Nieuw-Amsterdam.
Ook 1916 is een verdrietig jaar: in dat jaar verliezen ze zowel hun dochter Margrietje, als de 2 kleine kindjes van Margrietje (Johannes 5 jaar en Trijntje 3 jaar) aan de Spaanse Griep. In 1918 overlijdt ook nog eens hun enige andere dochter Helena aan de Spaanse Griep.
De veenkeet van Albert en Trijntje
Het is erg moeilijk, zo niet onmogelijk, anno 2010 uit te zoeken waar Albert en Trijntje eind 1800 woonden. Door overlevering is bekend dat Alberts ouders Willem Hobers en Grietje Tangenberg bij hun dochter Janna aan de Heerendijk inwoonden. De oude vrijwel blinde Grietje is in een "krooje" naar Janna's huis aan de Heerendijk vervoerd. Alberts broers Jan en Jurrie woonden met hun gezinnen in een eigen veenkeet. Jurrie ook aan de Heerendijk. Ik neem dus aan dat Albert en Trijntje vanaf hun huwelijk ook hun eigen veenkeet (arbeiderswoning) hadden. Maar waar stond die veenkeet ?
We weten wel hoe hij eruit zag. Van 1903 tot 1906 vindt er in Nieuw-Amsterdam een woningonderzoek plaats, waarbij alle hutten, veenketen en arbeiderswoningen in Nieuw-Amsterdam zeer nauwkeurig worden beschreven, als ook de "zindelijkheid" van de bewoners. De gezondheidscommissie geeft zo'n nauwkeurige beschrijving dat de keet waarin het gezin woont, tot op de centimeter nauwkeurig is te reconstrueren.
(met dank aan Wim Visscher en het Gemeente Archief Emmen, doos 51):
In de hut nr. 275 (wijk D, Bargererfscheidenveen) wonen 4 volwassenen en 3 kinderen. Albert huurt de keet niet, hij is "zelf eigenaar ". De keet kent slechts "1 vertrek". Dit vertrek heeft een hoogte van 2.50 meter, een inhoud van 39.310 m³ (wat veel is in vergelijking met de omringende keten). Het aantal kubieke meters luchtruimte is weer minder dan andere keten: 7m³. In de plaggenhut zit "1 raam van 1.5 m²", dat "niet open" kan. De vloer is van "hout" en heeft een oppervlakte van 15.72 m². Bij andere keten is de vloer soms van steen of leem. De ambtenaar heeft keurig berekend dat dit 3 m² per persoon is. Als "privaat"( wc) wordt "een ton" genoemd. Buurman A. Bakker heeft geen ton , maar "gat in grond". Er zijn 3 slaapplaatsen in 1 vertrek: "Hoeveel personen daar slapen is 7". Er is geen afvoer naar buiten voor afvalwater. Het gezin haalt het drinkwater uit een put." "Kleur, smaak en bruikbaarheid van het water is goed". De put is voor gemeenschappelijk gebruik. De put ligt slechts 1 meter van de keet van Albert en Trijntje, waar de buren A. Bakker en E. Venema respectievelijk 20 en 5 meter moeten lopen. Het onderhoud aan de hut is "goed". Ook met de "zindelijkheid" van het gezin is het goed gesteld, waar anderen soms met "matig" en buurman K. Waanders zelfs met "onzindelijk " aangeduid wordt. De muur is van steen met de aantekening: "deels een zodenmuur ". Andere keten hebben soms een turfmuur. Het dak is "pannen ". In de omgeving vind je nog geregeld "stro of plaggen ".
Begin 1900 woont dus tegen het spoor in hun veenkeet van zo'n 3.5 bij 4.5 meter, in één ruimte het gezin van Albert Hobers en Trijntje Koens. Ze slapen met z'n zevenen in drie bedsteden. Het daglicht kan binnenkomen door één raam van zo'n 40 bij 40 centimeter. Tegen de stenen voorgevel zal de turfkachel gestaan hebben. Broer Jurrie las 's avonds bij de olielamp de Emmer Courant, waar hij een abonnement op had. Albert niet, die kon niet lezen. Wie zijn die twee andere volwassenen die inwoonden en wie die drie kinderen.
Nota van varende zilversmid
Dit "goed boeren" blijkt ook uit een rekening (zie afbeelding hierboven), die Albert "Obers" contant betaalt aan "Eenigst door Nederland varend MAGAZIJN VAN GOUD EN ZILVERWERKEN met specialiteiten KERKBOEKEN en BIJBELS". Op 27 april 1905 betaalt Albert F 13.90 voor:Wie in onze familie weet iets van het bestaan van de genoemde voorwerpen en kan een foto leveren.
een klein staartklokje: .... 7.00 gulden
een paar gouden bellen ... 5.50 gulden
een oud zilver sleutel horloge gerepareerd ... 1.00 gulden
een paar zilveren knopjes ... 0.40 cents
De schrijfwijze van de naam Obers kom je vaker in archieven tegen: dit komt omdat men het in het Drents zo uitsprak en Albert kon het ook niet lezen ter controle
Herinnering
Jentje Stellinga (vrouw van Alberts kleinzoon Lubbert Hobers) kan zich Albert Hobers nog goed herinneren.
"Albert Hobers was echt een kind van God. Hij kwam vroeger geregeld bij ons thuis en had veel belangstelling voor geloofszaken. Hoewel hij Christelijk Gereformeerd was, ging hij ook geregeld met ons mee naar onze kerk "de Vergadering van Gelovigen". Albert droeg een zwart pak dat groen zag van ouderdom. De "vergadering" heeft toen gecollecteerd voor een nieuw pak voor hem. Ik zie hem nog op de fiets komen en als hij dan vertrok, dan stepte hij eerst weg en dan met een zwaai zijn been over de fiets. Het was een schat van een man."
Zowel Albert als Trijntje overlijden in hun huis aan de Verlengde Wilhelmsweg 50. Hun oudste kinderen zijn vanuit dit huis getrouwd. De jongste zoon Catrinus blijft thuis wonen, zowel met zijn eerste vrouw Jantje Dozeman als met zijn tweede vrouw Johanna Hobers.